Moslims en niet-moslims: cliché, cliché, cliché
Afgelopen donderdag was ik op een conferentie van Islam en Burgerschap waarvan de leidende vraag was: wat gaat er mis tussen moslims en niet-moslims?
De moord op Theo Van Gogh, de aanslagen in Madrid en Londen, en de heftige reacties op de Deense cartoons van de profeet Mohammed, hebben een directe weerslag gehad op de relatie tussen moslims en niet-moslims in Nederland. Steeds meer niet-moslims in Nederland zeggen problemen te hebben met moslims. Steeds meer moslims keren zich af van de Nederlandse samenleving en trekken zich terug in hun eigen leefwereld.
De vraag is: waarom is juist de relatie tussen moslims en niet-moslim zo gespannen? Waarom is die kloof er veel minder met andere migranten? Is de Islam zo anders dan andere godsdiensten? Gaat het om onjuiste beeldvorming? Zo ja, waardoor komt dat? Is er behoefte aan meer feitelijke kennis? Of wÃllen wie niet horen hoe het zit? Spelen culturele verschillen een rol? Zijn er politieke motieven? Laten moslims hun geloof kapen door een handvol fundamentalisten die de Islam afschrikwekkend maken?
Nu doe ik altijd mijn best om dergelijke conferenties te mijden: het is een hoop bla bla, levert niets op en netwerken (een belangrijke functie van zo’n conferentie) is niet mijn ding. Naar deze wilde ik toch wel gaan. Allereerst door de namen van andere deelnemers verwachtte ik een discussie die verder zou gaan dan het gebruikelijke bla bla. Ten tweede omdat het georganiseerd werd door Islam en Burgerschap. De paar conferenties waar ik in het verleden geweest ben en waar ik wél wat aan hand zijn door hen georganiseerd. Ten derde omdat het vanuit verschillende kanten gevraagd werd, waardoor ik dacht, nou vooruit dan.
En ja hoor inhoudelijk gezien leverde het weer eens bijzonder weinig op. Frank Bovenkerk had een goed verhaal dat ook te lezen is in de laatste monitor racisme en extremisme:
Wanneer de openbare stemming tegenover moslims in Nederland in opinie-onderzoek op wat langere termijn werd gemeten, bleek deze in toenemende mate angstig en somber te zijn. Het gehele scala van vijandige opvattingen en de daaruit voortvloeiende praktijken
(molestatie, discriminatie) worden wel samengevat met het woord islamofobie.
Hij gaf voorbeelden van diverse opinie-onderzoeken die signaleerden dat de verhouding tussen moslims en niet-moslims flink is verslechterd en liet tegelijkertijd zijn dat er relatief weinig echte islamofobische incidenten zijn geweest (en plaatst overigens terecht de nodige vraagtekens bij die term). Nederland lijkt een uitzondering, maar de interpretatie van die cijfers is allesbehalve eenduidig. Uit eigen onderzoek laat Bovenkerk overigens zien dat autochtonen overigens niet alleen op basis van irrationele gevoelens en stereotyperingen reageren op moslims en islam: er zijn ook reële culturele en religieuze verschillen en reële gebeurtenissen die begrijpelijkerwijze angst oproepen.
Tot zover dus zijn verhaal. Ik werd zelf ingedeeld bij de workshop over het maatschappelijk debat en maatschappelijk middenveld. En daar begon de, inhoudelijke, ellende. Want waarom laat je de inleiding verzorgen door de schrijfsters van het boek ‘Het slapende leger‘? De Nieuwe Revu-journalisten Marije Veerman en Sanne Groot Koerkamp hebben dit boek geschreven op basis van hun journalistieke onderzoek. De kern van dit boek is, volgens hen, dat ze erachter wilden komen wat jongeren verstaan onder jihad en wat hen daarin aantrekt. Geen idee of dat gelukt is want ik heb het boek niet gelezen, maar de vraag is belangrijk en verdient zeker aandacht. Maar dan toch als ‘slechts’ één van de aspecten in het maatschappelijk debat als je het in de workshop daarover aan de orde stelt. Nu ging de workshop vooral over radicalisering en jihadis. Leuk hoor, maar daarvoor kwamen we niet. En dat is geen kritiek op de beide journalisten die pas de avond ervoor werden gevraagd, maar op de organisatie.
De workshop was wel interessant omdat het een mini-kopie was van het maatschappelijk debat: discussies over de inhoud van de islam, mensen die daar heftig op reageren en een karikatuur maken van wat er gezegd werd, mensen die zich daar weer persoonlijk op aangevallen voelden en uiteindelijk deed de eerste uitlating er niet eens meer toe. Wat dat betreft ook een kopie van de Etnobarometer bijeenkomsten met moslims en niet-moslims die ik dit jaar en vorig jaar gehouden heb in Gouda.
Dit ging door in de plenaire sessie daarna. De bijdrage, ook daarin, van Bovenkerk was eigenlijk nog het meest interessant. Zijn reactie ging over religie in de publieke ruimte, bijvoorbeeld rechters met hoofddoek. Dat is één van de discussies die gevoerd wordt en gevoerd moet worden. De stelling dat Nederland een seculiere samenleving is, is niet namelijk niet zomaar een beschrijving van Nederland, maar is een normatieve beschrijving zodra dit betekent dat religieuze uitingen dus uit de publieke rumte verbannen moet worden (in de uitoefening van bepaalde functies dan). Stellen dat de publieke ruimte neutraal moet zijn, negeert het feit dat de publieke ruimte de weerslag is van, onderdeel is van en producent is van de dominante meerderheidscultuur. Daarmee is de publieke ruimte per definitie niet neutraal.
Juist het feit echter dat deze dus niet neutraal is, betekent dat we het er wel over moeten hebben. Het zijn in dit land met christenen en moslims die hun aanwezigheid in de publieke ruimte laten gelden. Mensen kunnen dat bedreigend vinden, maar de vraag is of de aanwezigheid van religieuze of culturele symbolen nu werkelijk een aantasting is van die publieke ruimte. De angst komt deels voort uit de angst dat de islam of de moslims ‘ons’ gaan overheersen, maar ook dat de aanwezigheid van religie betekent dat bepaalde verworvenheden van de secularisering verloren gaan. Het is mij iets te eenvoudig om dat als irrationeel af te doen. Er zijn natuurlijk wel enkele voorbeelden te geven en mensen kunnen daadwerkelijk reële angsten hebben (we moeten sowieso maar eens af van het idee dat emoties irrationeel en niet-intentioneel zijn; dat is al lang achterhaald in de wetenschap). Die zaken zullen dus besproken moeten worden, of religieuze mensen of seculiere mensen dat nu leuk vinden of niet.
Ik ben het dan ook niet eens met Anja Meulenbelt, ook aanwezig, die stelt:
Hoewel er mensen in de groep zaten, moslims, actieve partijleden, die hier wel op in hadden willen gaan, zaten er ook mensen in die me het gevoel gaven weer helemaal bij het begin te moeten beginnen. Iemand die me ervan beschuldige ‘politiek correct’ te zijn. Iemand van de VVD die weer begon over boerka en die imam die vrouwen geen hand wilde geven. Dat is toch waar de mensen over willen praten, zei hij. Iemand die vond dat we het helemaal niet over islamofobie moesten hebben want het ging toch over sociaal-economische problemen. Jawel, ook, zei ik, maar dat doen we al en dat is nu even het onderwerp niet. Iemand die in Kuweit nog eens een Arabier was tegen gekomen die heel lelijk deed tegen een vrouw zonder hoofddoek. En ook wel eens in de supermarkt een moslim was tegengekomen die nare dingen zei. Iemand die dacht dat ik sprak uit electoraal opportunisme. Dat werd dus niks.
Daarover zou ik beleefd mijn mond hebben gehouden, want ik was er te gast, als ik niet dringend was uitgenodigd om nu eens echt te zeggen wat ik vond, want het mocht best wel eens ‘prikkelend’, dus ik zei in de plenaire: ik vond het niks. De bekende cliche’s. Ik dacht niet dat ik die hier op deze conferentie nog hoefde te horen. Wie geen deel is van de oplossing is deel van het probleem. Zei iemand tegen me: maar dat is de realiteit. Ik hoef niet nog meer realiteit, zei ik, ik kom al een overdosis realiteit tegen in de …eh, realiteit.
Ook dit is nagenoeg een kopie van de etnobarometer bijeenkomsten waar ik al naar verwees. Mensen maken zich druk om de ideeen die een imam zou kunnen hebben om vrouwen geen hand te geven, of de ideeen achter het dragen van een burqa. Misschien zijn deze gebaseerd op vooroordelen (sterker nog mensen weten vaak wel dat ze gebaseerd zijn op vooroordelen en stereotyperingen), maar dat doet er op dit moment zo weinig toe. Deze vooroordelen en stereotyperingen (clichés) vormen een schema waarmee mensen de wereld om hen heen interpreteren en ordenen en zij handelen op basis daarvan. Er zit maar één ding op en dat is deze op tafel gooien. Dit is niet terug bij af, maar raakt iedere keer het thema van religie in de publieke samenleving op de een of andere manier.
Bovenkerk maakte duidelijk dat de rol van politici enorm belangrijk is. Ik vraag me dan ook oprecht af of wat Meulenbelt vervolgens zegt niet een deel van het probleem is:
Het punt was dat ik bij een conferentie die uitgeschreven was door Islam en Burgerschap, een meer vergelijkbare startpositie van de deelnemers had verwacht, waardoor je niet meer hoefde te discussieren over bestaat er wel een kloof tussen moslims en niet-moslims en waar ligt dat aan. Maar dat als uitgangspunt kon hanteren om van daaruit verder te praten, vanuit partijen en moslimorganisaties, hoe nu verder. Maar daar was de helft van de deelnemers helemaal niet aan toe dan wel er niet toe genegen.
In de plenaire zei een vrouw, we moeten eerst gaan kennismaken. Mooi idee. Maar ik heb al vele jaren kennis gemaakt. Dus ik wil graag verder met de mensen die die fase wel gehad hebben.
Hoewel ik me eveneens mateloos ge-ergerd heb aan de clichés en vooral de oppervlakkigheid waarmee mensen die vervolgens behandelden (met uitzondering dus van Bovenkerk), is dit wel precies waar autochtone deelnemers aan de etnobarometer op mikken. Zonder uitzondering was men erg bezorgd over de relatie met moslims, maar degenen die niks voelden voor de lijn Fortuyn of de lijn ‘Wilders’ voelden zich politiek ontheemd (waaronder enkele SP stemmers en actievelingen). Hoewel deze figuren zich ‘links’ noemden, gaven zij aan van ‘links’ niks te verwachten als het ging om het herstel van de relatie tussen moslims en niet-moslims. Als ‘linkse’ politici de waarschuwing van Bovenkerk over de rol van politici ter harte nemen, moet zij ook die gevoelens ter harte nemen.
En dan het netwerken. Zoals vermeld, dat is niet mijn ding. Uiteindelijk heb ik toch nog wat interessante mensen ontmoet en/of terug gezien dus dat maakte mijn middag nog enigszins goed. Uiteindelijk had ik maar besloten om de conferentie meer als observeerder te volgen dan als deelnemer. Als observeerder was het nog best interessant, maar eigenlijk was ik daar niet voor gekomen.