Geweld tegen homo's
Er zijn nogal wat berichten dat geweld tegen homo’s vooral afkomstig is van allochtonen (in het bijzonder Marokkanen). Dat waren opmerkelijke berichten aangezien er nauwelijks inzicht is in de cijfers en de daarbij behorende achtergronden van daders. Het ministerie van Binnenlandse Zaken komt nu met een rapport dat een licht werpt op geweld tegen homo’s in het afgelopen half jaar:
In half jaar 150 keer geweld tegen homo’s
In half jaar 150 keer geweld tegen homo’s
In de eerste helft van dit jaar zijn er 1512 geweldsincidenten bij de politie bekend geworden met discriminatie als motief. Daarbij ging het in 150 gevallen om geweld tegen homo’s. Het meeste kwam verbaal of schriftelijk geweld voor (33 procent): uitschelden, kwetsende briefjes, berichten op internet. Bij 28 procent van de incidenten was sprake van fysiek geweld, 23 procent betrof bedreiging of intimidatie en 11 procent betrof vernieling of bekladding van auto’s of huizen. Het meest (32 procent) komt het geweld voor op straat, in de supermarkt of het openbaar vervoer. Daarnaast vindt het geweld plaats in de directe woonomgeving van de slachtoffers (26 procent) en op homo-ontmoetingsplaatsen of in homo-café’s (23 procent). De slachtoffers zijn voor het overgrote deel (89 procent) mannen, de daders meestal jongeren. In 86 procent van de gevallen zijn autochtone Nederlanders de daders of is geen dader benoemd. In 14 procent van de gevallen is de dader allochtoon.
Dit blijkt uit de rapportage over homofoob geweld die de ministers Ter Horst (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en Hirsch Ballin (Justitie) naar de Tweede Kamer hebben gestuurd. De rapportage is opgesteld door het Landelijk Expertisecentrum Diversiteit van de politie op basis van gegevens van de 25 regionale politiekorpsen en de spoorwegpolitie van het KLPD.
Het is voor het eerst dat alle politiekorpsen incidenten met discriminatie als motief op dezelfde manier registreren. Ook voor het eerst zijn gevallen van homogeweld apart geregistreerd. Door de nieuwe manier van registreren krijgt de politie ongeveer zes keer zoveel discriminatoire incidenten in beeld dan vroeger. Het percentage homogeweld (10 procent) blijkt ook veel hoger te zijn dan in andere onderzoeken. Door de verbeterde registratie kan de politie ook beter optreden tegen homogeweld. Nu bekend is dat fysiek geweld veel voorkomt op homo-ontmoetingsplaatsen kan de politie daar meer aandacht aan besteden.
In alle politieregio’s is een goed regionaal discriminatieoverleg van de grond gekomen. Daarin worden alle zaken besproken die bij de politie en bij de anti-discriminatiebureaus zijn binnengekomen. Bij de anti-discriminatiebureaus kwamen in de eerste helft van dit jaar 94 meldingen van homogeweld binnen, maar slechts 27 daarvan waren ook bekend bij de politie. Door analyse van de verschillen is het de bedoeling dat alle meldingen bij de anti-discriminatiebureaus bij de politie bekend zijn.
Het meldpunt discriminatie internet (MDI) krijgt regelmatig meldingen van uitingen op internet tegen homo’s. In de eerste helft van dit jaar waren dat 404 meldingen, waarvan er 17 strafwaardig waren. Het MDI heeft actie ondernomen richting overtreder en/of provider en de uitingen zijn vrijwillig verwijderd, anders zou aangifte bij de politie zijn gedaan.
Komend voorjaar maakt de politie een analyse van de discriminatoire incidenten over heel 2008, met daarin aandacht voor de verschillende discriminatiegronden (homoseksuele gerichtheid, racisme, geloofsdiscriminatie). Zo’n analyse zal elk jaar gemaakt worden.
Dat plaatst de zaken wel in een wat ander licht. De vraag is echter nog wel hoe valide deze uitkomsten zijn. Het gaat immers in alle gevallen om zaken waarin het slachtoffer de dader als allochtoon benoemd. Dat is 14% van alle zaken (in Amsterdam ligt dit hoger), maar uiteindelijk kan hier sprake zijn van zowel onderschatting als overschatting. Het is immers lang niet altijd duidelijk te zien of het gaat om een allochtone dader. Enige voorzichtigheid blijft dus geboden bij het interpreteren van deze cijfers. Temeer omdat ze gebaseerd zijn op een vrij laag aantal en omdat dit onderzoek voor het eerst zo uitgevoerd is. Het onderzoek geeft dus geen ontwikkeling aan, maar is een momentopname over een relatief korte periode.