Geloof en geluk – Later als ik er aan toe ben
In mijn boek zoeken naar een ‘zuivere’ islam gaat het over Marokkaans-Nederlandse jongeren en hun zoektocht naar de essentie van de islam. Dirk-Jan Korf die eerder Van Allah tot Prada en Van vasten tot feesten schreef, komt nu met een derde verkenning over jonge moslims in Nederland: Geloof en geluk. Hier komt duidelijk naar voren dat jongeren op zoek zijn naar wat zij zien als de kernwaarden van de islam, in de praktijk voortdurend allerlei culturele repertoires met elkaar mixen en wel wat anders te doen hebben dan 24/7 met het geloof bezig te zijn.
nrc.nl – Binnenland – Die strikte islamregels zijn voor als we wat ouder zijn
Door onze redacteur Sheila Kamerman
Hoe staan islamitische jongeren in het leven? Ze zijn moslim, maar lang niet allemaal veel met hun geloof bezig. Dat komt later. Als ze volwassen zijn en getrouwd.
Amsterdam, 3 dec. Het geloof is voor veel jonge moslims geen thema dat hen in het dagelijks leven erg bezighoudt. Ze voelen zich moslim, manifesteren zich als zodanig door bijvoorbeeld een hoofddoek te dragen en aan de ramadan te doen en vinden de regels die de islam met zich meebrengt belangrijk. Maar zelf leven ze die niet strikt na, zeker niet als ze nog jong zijn.
Dat is een van de trends onder jonge Marokkanen, Turken en islamitische Surinamers, beschreven in Geloof en Geluk, een studie naar traditie en vernieuwing onder jonge moslims in opdracht van het instituut voor multiculturele ontwikkeling Forum. Het onderzoek is vanmiddag gepresenteerd.
Onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam (UvA) interviewden 22 ‘sleutelfiguren’ (studenten, middelbare scholieren en werkende jongeren, onderwijzers, jongerenwerkers, wijkagenten en vrijwilligers in de moskee) uit Amsterdam. Via hun netwerken kregen ze zicht op de leefwereld van zo’n negenhonderd jonge moslims van 15 tot 29 jaar.
Jongeren benadrukken steeds sterker dat ze, naast moslim, Nederlandse burgers zijn. Ze praten makkelijker over onderlinge verschillen in geloofsopvatting, hoewel het niet wordt gewaardeerd als andere moslims zich openlijk afzetten tegen de islam.
Jonge moslims kunnen best waardering opbrengen voor leeftijdgenoten die wél serieus met het geloof bezig zijn, mits ze de geloofsregels dan ook echt strikt volgen. Korf: „Het gevoel dat je hebt bij een kloosterling; je hebt er respect voor, maar je moet er zelf niet aan denken.”
De orthodoxe leeftijdgenoten moeten ook niet opdringerig worden. Dirk Korf: „De meeste jonge moslims hechten zeer aan westerse vrijheden.” Ze moeten al helemaal niet radicaliseren of geweld prediken. Voor zulke jongeren is het draagvlak bij leeftijdgenoten de afgelopen jaren almaar kleiner geworden, signaleren de onderzoekers. Vooral omdat radicale fanatici het geloof en geluk van jonge moslims zwaar in de weg staan.
Geloof en Geluk is een vervolgonderzoek op Van Vasten tot Feesten (2007), dat vooral ging over trends onder hoger opgeleide moslimjongeren in Nederland. En op Van Allah tot Prada (2006), een onderzoek naar de leefwereld van álle moslimjongeren. Geloof en Geluk richt zich deels op de wat lager opgeleide moslimjongeren (mbo-niveau). Naast de studie met de sleutelfiguren, vulden 347 islamitische studenten (van roc’s in Amsterdam en Den Haag) een vragenlijst in. De leeftijd van roc-leerlingen ligt tussen de 16 en 20 jaar. Deze jongeren hechten er meer aan de regels van het geloof goed na te leven dan studenten en jongvolwassenen.
Van de roc’ers was 85 procent het eens met de stelling: ‘Moslim betekent voor mij vooral dat ik me aan de regels van het geloof houd.’ Een op de acht roc-leerlingen bezoekt vaak de moskee, 15 procent regelmatig, de meerderheid (67 procent) gaat af en toe tot zelden, een kleine groep nooit. Minder dan de helft (42 procent) bidt vaak, een op de zes regelmatig, een op de drie af en toe tot zelden en 9 procent nooit. In vergelijking met roc-leerlingen gaan twee keer zoveel studenten nooit naar de moskee, ook bidden twee keer zoveel studenten nooit. Tegelijkertijd vindt bijna de helft van de roc-studenten dat het belangrijker is een goed mens te zijn dan de regels van het geloof precies na te volgen.
Dirk Korf, onderzoeker aan de UvA: „Zéggen dat je de regels van het geloof belangrijk vindt, is nog wat anders dan ze ook daadwerkelijk volgen. Vijf keer per dag bidden is een regel. Maar het ook dóén is een tweede. Als ze in de tram zitten of op hun stage, dan schiet dat bidden erbij in. Ze zeggen wel vaak dat ze later, als ze ouder zijn, zich aan de regels gaan houden.”
Vooral bij hoog opgeleide jongvolwassenen is een proces van vernieuwing en individualisering zichtbaar: ze wonen vaker zelfstandig en gaan minder vaak pas het huis uit als ze trouwen. Opvattingen over het huwelijk veranderen, jongeren vinden vaker dat ze hun eigen partner moeten kunnen kiezen.
Over emancipatie denken ze ook anders: veel jongeren vinden dat getrouwde vrouwen moeten kunnen blijven werken. Meisjes lopen voorop, vooral Turkse. Jongens ontkomen er niet aan mee te groeien, al blijven die in hun opvattingen traditioneler, vooral Turkse jongens. „De Turkse jongens en Turkse meisjes krijgen het nog lastig als ze gaan trouwen”, zegt UvA-onderzoeker Dirk Korf.
Want moslimjongeren trouwen het liefst iemand uit de eigen groep. Twee op de drie roc-leerlingen vinden het belangrijk dat hun toekomstige partner dezelfde etniciteit heeft als zijzelf, bijna een kwart kan dat niet zoveel schelen en een op de tien vindt dat helemaal niet belangrijk.
Voor het overgrote deel van de roc-leerlingen is het belangrijk dat hun toekomstige man of vrouw moslim is (91 procent). Slechts 3 procent vindt dat niet belangrijk. Acht van de tien roc-leerlingen vinden dat hun kinderen niet later zelf niet mogen beslissen of ze moslim worden, een op de tien vindt dat de kinderen dat zelf mogen kiezen en een op de tien zit daartussenin.
Onderzoeker Marije Wouters, die op de roc’s vragenlijsten afnam, vond de jongeren opvallend braaf. Oók de Marokkaanse jongens, die zelf vinden dat ze veel te vaak negatief in het nieuws komen door een groepje raddraaiers. Wouters: „Ze hebben allemaal zwarte jassen met bontkragen, opgeschoren nekken en zwarte krulletje bovenop hun hoofd, ze zien er een beetje uit als hangjongeren. Maar ze vullen serieus het vragenformulier in en zeggen: alstublieft mevrouw.”
En het merendeel is (heel) optimistisch (73 procent) over hun toekomst. Die zien ze in Nederland. De kans dat ze daar over vijf jaar nog wonen, schatten de roc-leerlingen gemiddeld op 82 procent. Wouters: „Ze willen na het mbo verder met een hbo-opleiding, hebben grote verwachtingen van het leven en ze gaan het maken.”