Monitor, moslimradicalisering, onveiligheid en rechts extremisme
nrc.nl – Binnenland – Monitor: vooral moslimdreiging krijgt aandacht overheid
Door onze redacteur Sheila Kamerman
De aandacht voor potentiële moslimterroristen staat niet in verhouding met de aandacht voor extreemrechts. Terwijl extreemrechts de afgelopen jaren behoorlijk groeide.
Rotterdam, 11 dec. Een moslim in Nederland is op zijn hoede. Als hij op een trans-Atlantische vlucht een halal-maaltijd bestelt, vrouwen geen hand wil geven of een baard laat groeien, is dat verdacht. Misschien is hij wel een potentiële terrorist.
De Nederlandse regering hanteert in haar strijd tegen radicalisering een brede benadering, schrijft Bob de Graaff, een van de onderzoekers, in de gisteren verschenen achtste Monitor Racisme & Extremisme van de Universiteit Leiden en van de Anne Frank Stichting. Niet alleen een kleine groep die op het punt staat geweld te gebruiken, maar een veel grotere groep moslims die mogelijk radicale denkbeelden zouden kunnen hebben, wordt in de gaten gehouden.
Probleem van de brede benadering is het profiel van de potentiële radicaal. Waar moet je op letten? Als de profielherkenning niet werkt, bijvoorbeeld omdat het op stereotypen of achterhaalde informatie is gebaseerd, kan het averechts werken: mensen kunnen geïrriteerd raken door het optreden van de overheid, zich gediscrimineerd of uitgesloten voelen. En het zijn juist die gevoelens, schrijft De Graaff, die radicalisering in de hand werken.
Willen we, vraagt De Graaff zich af, wel een maatschappij waarin zo indringend het doen en laten van burgers nagegaan wordt?
Zo goed als op moslims wordt gelet, zo matig op autochtone extremisten. Althans, dat is het beeld dat oprijst uit de monitor. Het aantal neonazi-activisten groeide de afgelopen vier jaar van veertig naar vierhonderd. Het aantal extreemrechtse demonstraties nam de afgelopen jaren ook flink toe. In 2006 waren het er acht, vorig jaar twaalf. In 2008 waren het er tot nu toe twintig.
En dan zijn er nog enkele duizenden extreemrechtse jongeren, schatten de onderzoekers. Zij waren het afgelopen jaar betrokken bij verschillende inter-etnische incidenten. Zoals in Waspik (West-Brabant) waar een Liberiaans gezin zo ernstig werd belaagd door een groep Lonsdale-jongeren, dat het gezin zich niet veilig meer voelde en moest verhuizen. In Edam stichtten Lonsdale-jongeren brand in een moskee, in Dokkum zorgde in 2007 een Lonsdale-groep voor geweld.
De incidenten staan niet op zichzelf. In de monitor wordt een passage uit de jaarlijkse rapportage van de onderwijsinspectie geciteerd: ‘Scholen hebben zelden te maken met religieus extremisme, maar wel met ‘wit’ extremisme (…) en botsingen tussen allochtone en autochtone leerlingen’. Verdere informatie over de aard en de omvang van de problematiek ontbreekt, staat in de monitor.
De groei van extreemrechts komt deels doordat de aandacht van de overheid vooral uitgaat naar het vroegtijdig ontdekken van moslimextremisten, denkt onderzoeker Jaap van Donselaar. Een ander effect van de aanpak van mogelijk radicaliserende moslims is een negatieve beeldvorming rond moslims. Ook bij jongeren. Hij wijst op een enquête van vorig jaar waaruit blijkt dat meer dan de helft van de Nederlandse, niet-islamitische veertien- tot zestienjarige scholieren negatief staat ten opzichte van moslims. In het Jaaroverzicht discriminatieklachten over 2007 staat dat vooral Marokkanen opvallend veel klachten over discriminatie hebben. Ook is het geweld tegen moslims toegenomen. De onderzoekers denken dat ook dat komt door negatieve beeldvorming.
Daarnaast hebben de vele antimoslimuitingen van de Partij voor de Vrijheid van Geert Wilders en de massale aandacht daarvoor in de media bijgedragen aan een toename van de islamofobie, denkt Van Donselaar. Ook de beslissing van justitie een aantal van deze uitlatingen niet te vervolgen, en dus aan niet voor te leggen aan de rechter, noemen de onderzoekers als verklaring.
Van Donselaar: „De overheid stelt zich hard op als het gaat om radicalisering van moslims. Tot zo ver en niet verder. Maar als het gaat om de vrijheid van meningsuiting, is de grens een stuk minder duidelijk.” Toen de film Fitna van Wilders verscheen, werd gezegd: Als je het er niet mee eens bent, dan ga je maar naar de rechter, zegt Van Donselaar. „Velen hebben dat gedaan, maar de meeste aangiften werden geseponeerd. Moslims hebben het recht te weten waar de grens ligt. Dat kan alleen als de rechter zich erover uitspreekt. De overheid moet ook de hand in eigen boezem steken.”