Religie en het publieke domein
Afgelopen week werd het rapport religie en het publieke domein gepresenteerd. Dit rapport, samengesteld door het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) en het Ministerie van Binnenlandse Zaken, heeft als doel de juridische grenzen van de scheiding kerk-staat weer te geven en roept in feite gemeenten op hier pragmatisch mee om te gaan:
Gemeenten en rijksoverheid hebben dagelijks te maken met religie. Via individuele burgers of viareligieuze organisaties, in het kader van subsidieaanvragen of maatregelen tegen radicalisering. Religie is een maatschappelijk feit waar de overheid niet omheen kan. Dat leidt soms tot complicaties.
Van overheden wordt aan de ene kant verwacht dat zij zich, vanwege de godsdienstvrijheid en het beginsel van de scheiding van kerk en staat, niet met de inhoud van religie inlaten. Aan de andere kant kunnen juist de mogelijkheid tot het belijden van godsdienst of belangen van participatie en integratie vragen om een nauwere samenwerking met religieuze organisaties. In de afgelopen jarenheeft de discussie over dit spanningsveld een nieuw hoogtepunt bereikt. In 2004 gaf de kabinetsnota ‘Grondrechten in een pluriforme samenleving’ al een uiteenzetting van de inhoud van het beginsel van de scheiding van kerk en staat en spanningen tussen grondrechten.[1] De WRR-studies ‘Dynamiek in islamitisch activisme’ en ‘Geloven in het publieke domein’ hebben beide betrekking op verschillende facetten van dit vraagstuk. Ook een veelvoud aan Kamervragen had in de afgelopen jaren betrekking op de grenzen van de scheiding van kerk en staat.
Er blijkt in de praktijk veel onzekerheid te zijn over de manier waarop relaties tussen lokale overheden en religie moeten worden vormgegeven. Gemeenten geven vaak aan te willen samenwerken met maatschappelijke en religieuze organisaties, maar zijn terughoudend vanwege een mogelijke inbreuk op de scheiding van kerk en staat. Andere gemeenten sluiten elk contact met religieuze organisaties met een beroep op dit beginsel uit.
Dat is reden voor de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) om te komen tot de uitgave van dit “Tweeluik Religie en Publiek Domein: handvatten voor gemeenten”.[2] Hiermee wordt beoogd gemeenten in staat te stellen beter te kunnen beoordelen wanneer sprake is van een inbreuk op het beginsel van de scheiding van kerk en staat.
Dit eerste deel van het tweeluik beoogt de juridische grenzen – en daarmee ook de ruimte voor afweging – zo duidelijk mogelijk weer te geven. Voor veel concrete vragen zal geen pasklaar antwoord worden geboden: de meeste situaties waarbij godsdienstvrijheid in het geding is, vragen om een bijzondere en zorgvuldige weging van belangen. Daar past ook een pragmatische benadering bij. Het zou niet binnen de uitwerking van de scheiding van kerk en staat, alsmede de autonomie van gemeenten, passen, wanneer van rijkswege zou worden geprobeerd daarvoor één strikt format op te leggen. Dit tweeluik kan wél helpen om een duidelijk kader te stellen, waarbinnen een dergelijke afweging moet plaatsvinden.
Ik heb hier al eerder over islam en het publieke domein geschreven en ook in het tijdschrift Pedagogiek is een vergelijkbaar issue aan bod gekomen: de moskee als partner in het onderwijs met mijn Goudse onderzoek als uitgangspunt. Zowel in politiek als in kranten is het een hot item. Ik heb het stuk nog niet helemaal kunnen lezen, maar enkele dingen vallen op:
- De scheiding kerk-staat kan pragmatisch worden aangepast als middel om radicalisering te gaan:
In principe mag de overheid geen inhoudelijke informatie over welke religie dan ook verspreiden. Maar om een tegenwicht te bieden aan radicale internetbronnen en om een pluriform aanbod te garanderen kan een gemeente ervoor kiezen een dergelijk project toch te ondersteunen. Op dat moment geeft de overheid wel een platform aan een bepaalde geloofsrichting en dat kan geïnterpreteerd worden als het zich (positief) uitspreken over die geloofsrichting. Men kan deze beslissing evenwel ook zien als een vorm van “compenserende neutraliteit”, wat zou betekenen dat de gemeente een dergelijk project kan steunen op voorwaarde dat de besluitvorming volledig transparant verloopt en geen onderdeel is van het reguliere beleid. De gemeenteraad zal hier moeten beslissen.
Dat blijft toch een vreemde opvatting over radicale internetbronnen. Het is niet zo dat er op internet niks anders te vinden is dan radicaal spul, daar hoef je niet eens heel goed voor te zoeken. Met andere woorden, een pluriform religieus aanbod hoeft niet slecht te zijn maar maak je geen illusies als het gaat om het tegengaan van radicalisering. Daarbij kun je je dus ook afvragen of het hele pleidooi voor een pragmatische omgang met religie in het publieke domein, niet vooral is veroorzaakt door een enorme verlegenheid om om te gaan met radicalisering en radicale uitingen in het publieke domein.
- Bovenstaande fragment is de enige verwijzing in het gehele rapport naar internet. De terugkeer van religie echter, zoals vaak naar voren gebracht, lijkt mij echter helemaal niet zo’n grote terugkeer te zijn (als het al ooit weg is geweest), maar vooral een toenemend belang van gemedialiseerde religie: dus de representatie van religie via allerlei media. Internet is tegelijkertijd een semi-publiek/semi-privé domein en een dergelijke medialisering heeft gevolgen voor de scheiding tussen seculier en religie, religie en het publieke domein.
- Opmerkelijk bij het congres was verder de samenstelling van de sprekerslijst. Deze hadden vrijwel allemaal op de één of andere manier te maken met religie zoals ook opgemerkt door PvdA-ster Marry Dijkshoorn op haar blog. Dat mag vreemd genoemd worden, immers ook clubs als humanisten en zo zouden hier graag over mee praten. Daarbij komt nog dat de zichtbaarheid van religie in het publieke domein (zie ook bij Remmelt Meijer over ‘New Calvinism‘ volgens Time één van de ‘Ten ideas changing the world right now’ ook tegenreacties oproept van seculiere/atheïstische kant zoals de buscampagnes in Engeland hebben laten zien. Hoe bezien we dergelijke campagnes eigenlijk in het licht van de scheiding religie en staat?
- Veel aandacht is er voor handreikingen voor gemeenten, maar weinig voor religieuze organisaties zo lijkt het. Een samenwerking tussen een religieuze organisatie en de overheid is iets anders dan tussen een commerciële organisatie en de overheid of tussen een semi-publieke instelling en de overheid. Dit vergt aanpassingen vanuit de overheid (genoeg aandacht daarvoor dus), maar ook aanpassingen van de religieuze organisaties (geen aandacht daarvoor).
- Er lijkt een verschil van omgang te zijn vanuit de overheid met klassieke religieuze instituties zoals de protestantse en katholieke kerk of het Leger des Heils (zo goed als onomstreden) en nieuwe religieuze verbanden zoals Youth for Christ en de Salafi beweging. De eerste instituties hebben zich zo goed als ingepast in het seculiere kader dat de staat aangeeft, de tweede niet of veel minder of op een manier die nieuwe controverses oproept. Hier is nauwelijks aandacht voor. Dit is wel belangrijk, want een deel van die voorgestane pragmatische aanpak richt zich op activiteiten voor jongeren; nou net iets waar die tweede groep clubs veel beter in zijn.
Tot zover wat puntjes dus. De discussie zal nog wel voortduren, dus wordt vervolgd.