CBS – Religie aan het begin van de 21ste eeuw

You may also like...

3 Responses

  1. Los van de meetproblemen die je hierboven aanhaalt, moet je de aannames van dat rapport ook kritisch beschouwen.
    De onderzoekers pakken drie dingen op: participatie, vertrouwen en integratie als onderdeel van sociale samenhang. Voornaamste uitkomst is dat protestanten erg hoog scoren, overige gezindten en niet-gelovigen veel minder.
    Participatie hangt echter samen met zelforganisatie: protestanten doen veel aan vrijwilligerswerk, omdat er nu eenmaal veel protestante vrijwilligersorganisaties zijn. Kip-en-ei verhaal van de verzuiling dus.
    Vertrouwen in mensen hangt samen met je omgeving en als je alleen in protestantse enclaves woont, tsja…Vertrouwen in instituties hangt samen met macht, en ondanks hun kleine aantal hebben protestanten onevenredig veel politieke macht. Zouden ze er nog zo over denken onder paars 3, 4 en 5 en als ze onder ongelovigen verkeren?
    Blijft over integratie en daarvan wordt wel gesteld dat sterke groepsbinding vaak de afstand met niet-groepsleden vergroot.
    Ik zie dan ook niets in de conclusies die de onderzoekers trekken, omdat de uitkomst al in de aannames besloten ligt en er eigenlijk twee zwakke plusjes tegen een sterke min staan.

  2. martijn says:

    Je hebt zonder meer gelijk. De punten die jij aandraagt hebben te maken met (wat ik hierboven wel heb vermeld) dat onderzoeken teveel uitgaan van institutionele religie en de definities en praktijken die voor die instituties van belang zijn. Wat er daarbuiten gebeurt weten we helemaal niet. Het kan secularisering zijn, maar dat hoeft niet.

    Wat zijn de ‘twee plusjes’?

  3. De voor- en nadelen van religie. Nu wordt het gepresenteerd als erg goed m.n. door protestanten, met bedenkingen bij het terugtrekken in eigen kring. Maar zo ‘hard’ is het allemaal niet, dus kun je hooguit twee hele kleine plusjes tegenover een minnetje zetten. Waarschijnlijk neutraal, maar de vraagstelling deugt niet.
    .
    Dat van die institutionele benadering heb je gelijk in. Calvinisme houdt o.a. het hebben van vertrouwen in instituties in, dus wat meet je eigenlijk met vertrouwen?
    In mijn veld (kwantitatief sociaal en economisch) zie je eenzelfde probleem in een andere vorm terugkeren.
    Je meet het gedrag van individuen, maar sommige van hun kenmerken deel je toe op basis van groepen (etniciteit, religie) of plekken (buurt, stad). Inkomen, werk, leeftijd, gezinssituatie zijn min of meer kenmerken van de individu, maar groeps- en plaatskenmerken zijn veeleer ‘concepten’ (of instituties zoals in bovenstaand geval), waarin een heleboel besloten zit, waaronder het gedrag wat je juist probeert te verklaren.
    Als je dan bv vindt dat na correctie voor leeftijd, gezinssituatie en sociaal-economische achterstanden Marokkaanse en Antilliaanse afkomst (onderzoek Bovenkerk en WODC) of de buurt (Verweij-Jonker, SCP) van invloed zijn op criminaliteit, toon je alleen een samenhang aan, maar geen oorzakelijk verband. Je kunt net zo goed de boel omkeren en criminaliteit in buurten verklaren aan de hand van wie er woont, of de criminaliteit naar afkomstgroep aan de hand van individuele kenmerken van groepsleden.
    Waarin dat verband nu exact zit blijft verborgen. Niettemin zie je dat (vooral sociologen en criminologen hebben daar een handje naar) harde causale verbanden worden gelegd. Neem die discussie tussen Bovenkerk en Rutenfrans over de vraag wat de hogere criminaliteit onder Marokkanen verklaart. Beide (Bovenkerk: extra effect van sociaal-economische factoren en concentratie op bepaalde etnische groepen, Rutenfrans: culturele factoren) hebben ongelijk of als ze gelijk hebben, mogen ze die uitspraken nooit doen op basis van zo’n onderzoek.
    In bovenstaand geval (religie) zou je eigenlijk aan respondenten moeten vragen hoe sterk hun hun geloofsbeleving is en hoe deze zich verhoudt tot die van mensen om hen heen. Dan vertaal je een groepskenmerk naar een individueel kenmerk en van daaruit ga je meten hoe anders ze zijn. Maar ook dat levert weer problemen (subjectief oordeel, het vergelijkingskader dat gebruikt wordt enz.) op.
    Maar let maar eens op als het volgende grootschalige kwantitatieve onderzoek over iets dat je interesse heeft wordt gepresenteerd. Ook dan zul je weer zien dat ‘concepten’ vertaald worden naar het gedrag van de individu toe, ook al is die individu zelf deelnemer aan en vormgever van dat concept.

Leave a Reply to dieanderesjaak Cancel reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *