Het 'Benzakour-debat' – Het is nooit goed of het deugt niet
Maar waar van een sociaal-democratische partij verwacht mag worden de misstanden in een sociaal-historische context te kaderen, is het cultuur en religie wat de modieuze klok slaat. Beseft de partij dan niet dat een culturele focus al gauw als excuus werkt voor een racistisch discours daar waar geen andere verklaring geboden wordt dan het enkelvoudige feit dat hier sprake is van mensen van een andere religie en komaf?
Dat is volgens mij de kern van het verwijt van Benzakour aan het adres van de PvdA (zie ook de discussie bij HP/De Tijd en Sargasso). In feite kan die kritiek geleverd worden op alle politieke partijen van dit moment (zie de discussie op DDS). Deze delen allemaal (ik heb het al eerder betoogd, ik weet) twee fundamentele uitgangspunten:
1) De islam is niet van hier (en dus zijn moslims outsiders die ge-integrereerd moeten worden)
2) De islam is een probleem (de versie van islam die toegestaan kan worden is een islam-lite versie met een bescheiden publieke aanwezigheid).
Dat delen alle partijen (incl. de PVV en PvdA). Benzakour schreef het niet zo, maar daar komt zijn betoog toch ook deels op neer. Geen wonder dat er een tegenreactie kwam (zie ook de discussie bij JOOP):
nrc.nl – Opinie – Meneer Benzakour, kijk eens naar ons
De verwijten die Benzakour c.s de PvdA maakt zijn wel erg opportunistisch. De PvdA zou zelfs bijdragen aan een racistisch discours. En dat omdat in onze integratienota zou staan dat culturele misstanden voortaan „keihard worden aangepakt”. Dat citaat is niet alleen verzonnen, het tegenovergestelde is waar. In onze integratienota staat juist: „De afgelopen jaren leek het wel of we alleen de keuze hadden tussen passief tolereren enerzijds en keihard verbieden anderzijds: je accepteerde bepaald gedrag en dan mocht je er eigenlijk niets meer van zeggen of je vond het maar niks en dan moest het ook maar direct hard, keihard, worden aangepakt. Deze onverstandige tweedeling doet afbreuk aan de meest krachtige instrumenten voor emancipatie en integratie: debat en dialoog, onderwijs en ontplooiing.” Dat is waarlijk progressief. Problemen en successen eerlijk onder ogen zien én de handen uit de mouwen steken; voor beter (beroeps-)onderwijs, meer stageplekken en het aanpakken van verloedering en verwaarlozing in de wijken. Dag in dag uit. En dat, meneer Benzakour, doen we dan weer wel keihard.
De PvdA wordt ook verweten de sociaal-historische context van migratie te zijn vergeten. Het tegendeel is waar. Juist de geschiedenis noopt ons om, daar waar we collectief in het verleden steken hebben laten vallen, een inhaalslag te maken.
De PvdA wil dat iedereen mee kan doen.
Veel helderder dan dit kan de ideologie van de PvdA niet verwoord worden en veel helderer de kritiek op het stuk van Benzakour ook niet. Het doet echter weinig af aan het feit dat de PvdA in het islamdebat onze ‘culturele verworvenheden’ (vrijheid van meningsuiting, seksuele vrijheid) op zo’n manier verdedigd tegen de achtergrond van een karikaturale voorstelling van islam en moslims (waar vooral anderen zich aan schuldig maken geholpen door een enkele moslim) dat het resultaat de facto hetzelfde is: een beroep op vrijheden om de ander uit te sluiten op basis van een stereotype beeld. Benzakour heeft het vooral over het Haagse, en in die zin snijdt Vogelaar’s kritiek wel hout:
nrc.nl – Opinie – In de gemeenten zijn nog echte sociaal-democraten
Het gaat op 3 maart om gemeenteraadsverkiezingen. We weten dat de landelijke politiek een grote rol speelt bij het stemgedrag van veel kiezers bij deze lokale verkiezingen. Dat is de tragiek van veel lokale bestuurders en gemeenteraadsleden, ze kunnen het nog zo goed hebben gedaan de afgelopen vier jaar, ze worden gestraft of beloond voor het beleid van hun landelijke partij.
In de periode dat ik minister voor onder andere Integratie was, heb ik juist een enorme kloof geconstateerd tussen de ‘Haagse discussie’ over integratie en de lokale werkelijkheid. Vaak kwam ik wethouders van de PvdA tegen die verzuchtten: ‘Ella, we vinden de wijze waarop je probeert tegenwicht te bieden aan dat hyperige en polariserende Haagse debat rond integratie een verademing. Al dat gedoe over hoofddoeken, boerka’s, handenschudden, gescheiden inburgering scherpt tegenstellingen onnodig aan en werpt ons in onze lokale aanpak gericht op emancipatie van migranten en in onze inzet om de boel een beetje bij elkaar te houden regelmatig terug.’
Maar het doet opnieuw niets af aan het punt van Benzakour. In de recente integratienota kunnen we het volgende het lezen:
De islam is in ons land inmiddels uitgegroeid tot een godsdienst met een omvangrijke aanhang22. Dit te accepteren als een realiteit is voor de sterk geseculariseerde autochtone bevolking niet altijd gemakkelijk. Dat komt onder andere doordat uitingen van het islamitisch geloof vaak veel manifester
zijn dan ‘we‘ de laatste decennia van geloofsgemeenschappen gewend waren. In combinatie met de constante dreiging die wereldwijd uitgaat van gewelddadige radicale stromingen in de islam, ervaren veel burgers de gewijzigde verhoudingen als een aantasting van hun gevoel veilig te zijn. Als mensen dan ook nog eens geconfronteerd worden met crimineel of intimiderend gedrag van groepen jongeren van allochtone afkomst, ontstaan grote spanningen.
En:
In hoeverre zijn mensen geneigd om in hun alledaagse sociale gedrag etnische, culturele en levensbeschouwelijke scheidslijnen te overschrijden?
Aangenomen mag worden dat de drempel daarvoor hoger zal zijn als men zich in de eerste plaats beschouwt als een lid van de eigen groep. Dit komt het meest voor bij Turken. Meer dan de helft van hen voelt zich in de eerste plaats lid van de eigen groep. Van de Marokkanen is dit bij iets minder dan de helft het geval. Van de Surinamers en Antilianen beschouwt een veel kleiner deel zich in de eerste plaats als lid van de eigen groep, respectievelijk 20 en 25 procent.
Voor de toekomstige ontwikkeling van deze vorm van betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving is de houding van de tweede generatie relevant. Zoals kan worden verwacht is onder de tweede generatie het aandeel personen dat zich in de eerste plaats lid voelt van de eigen groep beduidend kleiner dan onder de eerste generatie. Toch beschouwt onder de Turken en Marokkanen van de tweede generatie nog ongeveer een derde zich vooral lid van de eigen groep.
In de eerste alinea wordt gemakshalve ‘vergeten’ dat Nederland al eeuwen ervaring heeft met islam; iets waar we overigens weinig van opgestoken hebben en vooral het onderscheid ‘liberale’ en ‘radicale’ islam aan hebben overgehouden. Dat de autochtonen sterk geseculariseerd zijn kan betwijfeld worden wanneer we naar recente onderzoeken kijken, maar in ieder geval wordt hier een schijntegenstelling opgeworpen tussen ‘religieuze moslims’ en ‘geseculariseerde autochtonen’. Moslims komen dus altijd van buiten: een term als Nieuwe Nederlander zal daar weinig aan af doen tot frustratie van met name jongeren (van wie de meesten immers hier geboren zijn). Het tweede fragment is nog een stukje erger, een overheid die zich gaat bemoeien met hoe migranten zich voelen maakt van migratie wel een heel totalitair concept. Tel daarbij op dat het na twee of drie generatie nog steeds gaat om Nieuwe Nederlanders, dan zal duidelijk zijn dat migranten en hun nazaten nooit aan dat totalitaire idee kunnen voldoen ook al gaat het steeds beter in het onderwijs en op de arbeidsmarkt en ook al komen hun opvattingen steeds dichter bij die van autochtonen te liggen. Of allochtone Nederlanders nu progressief moeten gaan stemmen, moet men vooral zelf lekker uitzoeken. Zich wat minder druk maken om integratie zou wel aan te bevelen zijn: Weg met de Integratie.