Een wekelijks portie burgerschap 8 – Wat meer radicalisering graag
Uit de burgerschapskalender:
“De wereld is een gevaarlijke plek om te leven, niet door de mensen die kwaad willen, maar door de mensen die er niets tegen doen.”
(Albert Einstein, 1879-1955)
25 februari herdenking Februaristaking 1941
www.februaristaking.nl
Ergert u zich ook altijd zo aan de jeugd van tegenwoordig? Die geen idealen meer heeft, alleen denkt aan ikke ikke ikke en geen oog heeft voor armoede en onrecht elders op de wereld? En wat vindt u dan van jongeren die zich druk maken om het onrecht in Irak en de oorlog, excuses wederopbouw, in Afghanistan? Die publiekelijk op internet hun ongenoegen uitten over een mogelijk verbod op burqa en niqaab en zich druk maken over democratische vrijheden in Nederland?
Heeft u in de tijd van de scholierendemonstraties tegen de urennorm ook een lichte huivering gevoeld toen u televisie aan het kijken was? Toen u horden jongeren ‘hamas, hamas, joden aan het gas’ hoorden zingen, of ‘hooligan’ hoorde schreeuwen? Toen u zag hoe gebouwen en agenten werden belaagd en een winkel werd geplunderd door Nederlandse scholieren die het niet eens waren met de urennorm? Toen u hoorde dat de scholieren zich keerden tegen de Nederlandse normen in het Nederlandse onderwijssysteem? Die zich keerden tegen een besluit dat het Nederlandse volk per meerderheid in het parlement heeft beslist? Heeft u zich toen ook afgevraagd in hoeverre deze pubers eigenlijk wel democratisch ingestelde burgers zijn en in hoeverre hun gedachtegoed verenigbaar is met democratie? Uitzonderingen daargelaten denk ik eigenlijk van niet. En waarom zou u ook? In het geval van moslims doen we dat wel, immers worden moslims worden volledig geregeerd door de islam en de islam kent trekjes die niet verenigbaar zijn met democratie, is dan het idee. En inderdaad voorbeelden te over: intolerantie ten opzichte van homo’s, de moord op Theo van Gogh enzovoorts. Voorbeelden van radicalisering onder moslims die doen vrezen dat moslims niet zoveel op hebben met democratie. Daarbij staan vooral de zogenaamde salafistische moslims in het centrum van de aandacht, onze ‘beste vijanden’ die terugwillen naar de islam uit de tijd van de profeet Mohammed.
We kunnen stellen dat het aan alle kanten borrelt onder de moslimjongeren. Aan de ene kant is er het grillige proces van integratie waarbij ze op diverse fronten qua maatschappelijke positie hun ouders zijn voorbij gestreefd en ook in de wijdere samenleving flink aan de weg timmeren, maar ook met de nodige problemen in het onderwijs en arbeidsmarkt. We zien jongeren die voortdurend onder de loep van de media en politiek liggen en te maken hebben met discriminatie en uitsluiting. Dit leidt tot de nodige frustraties, maar (en dat is de andere kant) opmerkelijk zelden tot activisme. Zeker, we hebben even de Arabisch-Europese Liga gehad maar die is door zowel druk van buitenaf als door intern disfunctioneren doodgebloed. Zeker, we hebben de moord op Theo van Gogh gehad, de rellen in Amsterdam en die hebben een grote impact omdat daar alle beeldvorming over moslims en Marokkaans-Nederlandse jongeren bij elkaar komen: slachtoffergedrag, agressief, on- of zelfs anti-democratisch, terroristisch, noem maar op. De jongeren die wel actief zijn doen dit meestal binnen de politieke partijen en leveren daar een belangrijke bijdrage maar lijken toch ook ingekapseld te zijn door het integratie-vertoog dat zo dominant is. Voor andere groepen lijkt de politiek geen alternatief omdat volgens hen alle partijen in meer of mindere mate anti-islam zijn. Toch ziet u deze jongeren dus zelden protesteren. De film Fitna was misschien nog wel het meest opmerkelijk. Er was nauwelijks actie, nauwelijks gelegenheid om de film en de frustraties erover openlijk en in alle vrijheid te bespreken binnen moslimorganisaties; de houding van de verantwoordelijke bestuurders was er één van ‘appeasement’ in plaats van mobilisering.
De algemene houding onder jongeren is dat men confrontaties uit de weg gaat. Er zijn weinig collectieve acties geweest en er lijkt weinig bereidheid tot collectieve actie te zijn, laat staan radicale politieke acties. Toch is dat laatste waar de overheid zich op richt; niet op het gebrek aan politieke betrokkenheid in welke vorm dan ook. Het kabinet ziet polarisatie en radicalisering als een breed maatschappelijk probleem en wil dit voorkomen, belemmeren en indammen. Polarisatie en radicalisering kunnen de sociale samenhang en de onderlinge solidariteit in de samenleving bedreigen. Individuen en groepen zoeken de confrontatie met elkaar, keren zich af van de samenleving en raken mogelijk geïsoleerd. Radicalisering is, volgens de overheid, de bereidheid om diep ingrijpende veranderingen in de samenleving (eventueel op ondemocratische wijze) na te streven, te ondersteunen of anderen daartoe aan te zetten. Ingrijpende veranderingen zijn ontwikkelingen die een gevaar kunnen opleveren voor de democratische rechtsorde (doel), vaak met ondemocratische methoden (middel), die afbreuk doen aan het functioneren van de democratische rechtsorde (effect).
In een plaats van een tegenstelling te creëren tussen democratie en radicalisering of tussen radicalisering en democratisch burgerschap, moeten we radicalisering zien als een poging om vanuit religieus-politieke overtuiging de eigen samenleving en mondiale politieke gebeurtenissen te bekritiseren, met andere woorden religieus-politiek geïnspireerd burgerschap. Dat de politiek geëngageerde salafi’s felle kritiek hebben op de uitzending van Nederlandse soldaten naar Afghanistan en dat deze groepen kritiek hebben op de, volgens hen, commerciële uitbuiting van westerse vrouwen, maakt hen misschien omstreden, maar nog niet meteen anti-westers of anti-democratisch. Stimuleren van burgerschap betekent immers niet dat deze jongeren er op den duur dezelfde denkbeelden op na moeten houden als de meerderheid van de rest van de samenleving? Toch? Toch is dat wel de tendens in de radicaliseringsbestrijding. Zo stelt de AIVD dat neoradicale salafisten met succes schooluitval en criminaliteit onder allochtone jongeren bestrijden. De bewegingen bedienen zich van methoden, volgens de AIVD, die niet zozeer tegen de letter, maar wel tegen de geest van de democratische rechtsorde indruisen. Streven naar minder utopische oriëntatie, vertaling naar concrete situatie in Nederland. Politisering (aansluiten bij politiek-maatschappelijke ontwikkelingen, daarop invloed proberen uit te oefenen met tegelijk verwerpen van de democratische rechtsorde.
Natuurlijk is echter ook een groep jongeren voor wie da’wa, dialoog of democratie te slappe middelen zijn om de dreiging te keren. Jihadi’s hebben gebruikt gemaakt van een mechanisme dat we vaker zien bij militante jongerengroepen en in de hiphopcultuur, namelijk een toe-eigening van negatieve stereotypen. Deze identiteit wordt extra krachtig doordat het niet-moslims en andere moslims afschrikt. Het negatieve imago van de islam die gewelddadig, gevaarlijk en intolerant zou zijn, hebben zij overgenomen en in sommige gevallen hebben ze de gewelddadige Jihad zelfs tot zesde zuil van de islam gemaakt. De enige mogelijkheid om de bedreiging van hun levenswijze te keren is het voeren van een gewapende strijd: de gewelddadige Jihad. Voor hen is de islam niet alleen een kritisch perspectief op die moderniteit, maar het enig mogelijke antwoord tegen een moderniteit die erop uit is de islam te vernietigen. In een dergelijk perspectief gaat het om een strijd tussen goed en kwaad, waarbij de Jihad voor deze jongeren een strijd is voor het goede. Het jihadi salafisme geeft hen niet alleen een doel, maar ook een programma om dat doel te bereiken. Het geeft niet zozeer een stimulans tot actie alswel het gevoel om met iets goeds bezig te zijn door erover te discussiëren en materiaal te verspreiden.
Naar mijn mening is de grote groep jongeren die niet radicaal is en lang is afgehaakt in het islamdebat en met rust wil gelaten veel problematischer. Zij haken niet alleen niet af omdat zij Wilders zo langzamerhand een, en ik citeer, een kapotgespeelde cd vinden, maar ook omdat zij het moe zijn iedere keer ter verantwoording te worden geroepen. Tegelijkertijd is er onder hen wel een grote frustratie te bespeuren. Let wel hier zitten groepen tussen met een hoge, dat wil zeggen HBO of universitaire opleiding, uw en mijn toekomstige elite. De overheid en moslimorganisaties zouden radicalisering dus niet moeten bestrijden, maar stimuleren en in goede banen leiden. Door radicale jongeren zijn geen slecht geïntegreerde jongeren: ze zijn goed op de hoogte van het reilen en zeilen in Nederland, velen volgen een opleiding en hebben werk. Wat de salafisten daarbij doen is dat zij moslimjongeren in staat stellen om collectief als groep op een kritische manier wereldse zaken te bejegen. Met andere woorden, het buitensluiten van jongeren in reguliere moskeeën evenals de ervaring dat zij niet als volwaardig burger in de Nederlandse samenleving worden beschouwt, heeft geleid tot het creëren van alternatieve platforms en kanalen en alternatieve vormen van mobilisatie, vooral via internet (waar nou net de salafisten in ruime mate de overhand hebben). In plaats van hoogopgeleide jongeren die de politiek de rug toekeren zou wat meer radicalisering misschien nog niet zo slecht zijn.
Petje af! Bravo!