Een wekelijks portie burgerschap 11 – Niet op zn plaats: een vuil stukje
Uit de burgerschapskalender:
“Hou zelf toezicht op de publieke ruimte”, zei iemand in Almere. “Niet de gemeente bellen van: hé, er ligt hier een oude fiets voor de deur, maar zelf even die fiets opruimen.” Dat zou inderdaad helpen. De Landelijke Opschoondag op 20 maart is een mooi begin daarvoor. Deze valt samen met de vrijwilligersdag NL DOET. Want dat opschonen, dat gaat allemaal met vrijwilligers.
19-20 maart NL DOET – www.nldoet.nl
20 maart Opschoondag – www.nederlandschoon.nl
Antropologen kunnen sinds het werk van Mary Douglas nooit meer onbevangen naar ‘vuil’ en ‘vuiligheid’ kijken. Antropologe Douglas had in feite twee stellingen hierover:
1) Vuil is een relatief begrip. Er bestaat niet zoiets als ‘absoluut vuil’ maar het hangt allemaal af van waar ‘het spul’ wordt gevonden: vuil is spul dat niet op z’n plaats is. Wat schoon is op één plek, kan ergens anders vuil zijn.
2) Onze afkeer van vuil komt niet zozeer (of toch niet alleen) vanwege gezondheidsredenen (hygiëne), van een instinctieve afkeer van zaken die gevaarlijk zijn voor onze gezondheid. Deze afkeer is beter te begrijpen als symbolisch gedrag zo lezen we bij antropoloog Sjaak van der Geest:
If we can abstract pathogenicity and hygiene from our notion of dirt, we are left with the old definition of dirt as matter out of place…. It implies two conditions: a set of ordered relations and a contravention of that order. Dirt, then, is never a unique, isolated event. Where there is dirt, there is a system. Dirt is the byproduct of a systematic ordering and classification of matter, in so far as ordering involves rejecting inappropriate elements. This idea of dirt takes us straight into the field of symbolism […]
(Douglas 1970: 48)
Dit symbolisme betekent concreter dat het categoriseren en verwijderen van vuil (zoals grafiti in de foto van de burgerschapskalender) handelingen zijn die wijzen op het observeren en herstellen van de gewenste orde. Op die manier zegt vuil iets over het leven in bredere zin. Meer in het bijzonder zegt het iets over macht zoals antropoloog Sjaak van der Geest duidelijk maakt. Want veel belangrijker dan de vraag waar een bepaald object gevonden wordt, is de vraag wie bepaalt wanneer een bepaald object misplaatst is? Als ik met de schoenen op de bank zit in mijn eigen huis is dat geen probleem; in de trein is het dat wel en daar heb ik weinig over te zeggen.
De oproep om de openbare ruimte schoon te houden is op diverse manieren veelzeggend zoals we ook kunnen lezen op Hiphoparea. Schoon, ordentelijk en veilig; zo willen we ‘onze’ publieke ruimte ervaren en dat is ook waar de overheid op in zet. De aanwezigheid van graffiti is dan niet overeenstemming met die esthetische wensen. Graffiti wordt gezien onnatuurlijk en bedreigend voor het behoud van de controle op de openbare ruimte. Hoe deze ruimte er uit moet zien is volgens antropoloog John Rennie in feite een conflict over de betekenis van de openbare ruimte, wat (en wie) het vertegenwoordigd en wat het zou moeten verbeelden. De esthetische kwaliteiten van de openbare ruimte zijn cruciaal voor de identificatie van mensen met die openbare ruimte, dat heeft de overheid goed begrepen, maar ook de graffiti-artiesten die hun tag achterlaten en zo een deel van de ruimte claimen. Voor de overheid (en daarin staat ze zeker niet alleen) is graffiti een vorm van vervuiling die hun idee van esthetiek bedreigd. Termen als vuil, geklieder, verloedering komen dan naar voren en op deze manier wordt het idee van esthetiek van de overheid verbonden met een roep tot mobilisatie van het publiek: opschonen. Het opschonen moet ervoor zorgen dat de sociale werkelijkheid overeenkomt met het esthetische ideaal dat de overheid ons oplegt en dat niet noodzakelijkerwijze gedeeld hoeft te worden door anderen die bijvoorbeeld de openbare ruimte zien als dé plek voor hun aller-individueelste expressie.
Het is niet voor niets dat graffiti wordt uitgekozen als passende afbeelding bij het thema van deze week. Graffiti is bijna een symbool van losgeslagen jeugd en straatcultuur verbonden met bendes, vernieling, zinloosheid, geweld, bozigheid, geïsoleerdheid en jongeren. Graffiti is een symbool van afwijkend gedrag dat regelrecht ingaat tegen de normen en waarden die idealiter typisch Nederlands zouden zijn. Graffiti is dan meer dan een vervelend akkefietje voor eigenaren van kantoorgebouwen en huizen, maar iets wat ‘ons’ allemaal aangaat en dat vraagt om een antwoord. Dat graffiti ook een middel is om een buurt te transformeren van een gedisciplineerde, homogeniserende reflectie van de samenleving, naar een weerspiegeling van de veelkleurigheid van de buurt die jongeren van elkaar onderscheid (met verschillen in tekeningen en tags) en met elkaar verbind.
Die drang naar opschonen en het publiek indoctrineren met een idee van esthetiek waar de overheid de voorkeur aangeeft, past binnen een bredere ontwikkeling waarin de controle van de openbare ruimte centraal staat. Denk aan de recente verkiezingscampagnes met posters in Turks en Arabisch en de door vele politici geuite stelling dat dat onwenselijk is. Denk ook aan de toename van camera’s die de openbaarheid surveilleren, aan de mosquito die, tegen alle mensenrechten in, jongeren moet verdrijven uit bepaalde plekken (en waarschijnlijk ook al zal verdwijnen want er zijn genoeg andere methoden om ‘hangjongeren uiteen te jagen‘). Denk ook aan de discussie over de boerka en niqab. Het interessante is dat deze vrouwen met hun kledij zich, al dan niet bewust, aan die pogingen om een bepaalde esthetiek van de publieke ruimte op te dringen doordat hun kledij wordt aangemerkt als niet passend in het straatbeeld of de ge-idealiseerde Nederlandse cultuur. Volgens sommige politici dienen niet-Europeanen daarin verder te assimileren dan Europeanen. Door hun onherkenbaarheid onttrekken zij zich eveneens aan de poging om meer controle te houden over die openbare ruimte. Op deze twee manieren oefenen zij macht uit in de openbare ruimte, want nog meer een reden is om hen aan te pakken want al te assertieve (opzichtelijke) vormen van islamitische identiteit worden als bedreigend ervaren.
Wil je het deze week dus echt te bont maken dan dien je in boerka de straat op te gaan, je rommel op straat te gooien en daarbij een tag te spuiten.
Oke ,verklaard een hoop ,ik ben 55 jaar gewone hollander 23 jaar getrouwd met een nederlandse vrouw ,en ik ben Moslim geworden nu twee jaar geleden hemdullilah
mijn gezin schrok zich te pletter ,ik had de Koran gekocht ,vertelde dat ik 5 keer perdag ging bidden ,en ik at geen varkens vlees meer !!
oke nu twee jaar later zijn ze aardig gewent aan hun pappa en man die zich beter is gaan gedragen ,niet meer drinkt en vloekt ,het is de tijd die nodig is om in een ongewone situatie orde te gecheppen ,Hii ja staat in de Koran
Salaam alaikom