Marokkanen-sjamanisme
Naast het gezelschapspel voor autochtone niet-moslims, moslimhobbyisme, kent Nederland nog een ander afgeleid verschijnsel: Marokkanensjamanisme. Heel in het algemeen kunnen we zeggen dat sjamanisme een antropologische term is die verwijst naar een reeks van geloofsvoorstellingen en praktijken met betrekking tot het communiceren met de wereld van de geesten. Deze sjamanen zijn dan intermediair tussen de wereld van de mensen en die van de geesten. Zij kunnen ook die andere wereld bezoeken in hun poging om het evenwicht tussen beide werelden te herstellen teneinde allerlei sociale ellende te voorkomen of te be-eindigen. Een collega van mij, JV, gebruikte de term pas geleden in relatie tot managementvoorstellingen en praktijken: managementsjamanisme. Managers hebben allerlei specifieke termen (targets, stukje groepsgevoel, binding, afrekenen op resultaten, transparantie, stroomlijnen) waarmee ze schermen teneinde mensen te overtuigen van allerlei maatregelen, doelen enzovoorts. Op die manier proberen zij de sociale werkelijkheid beheersbaar te maken en daarmee open voor manipulatie en maakbaarheid. Aangezien zij alleen het overzicht hebben over het gehele plaatje kunnen zij schermen met kennis die voor anderen onbereikbaar is en waarschijnlijk ook niet inzichtelijk en begrijpelijk. Dit alles leidt tot procedures, kostenplaatjes, managementrapportages die langzaam maar zeker heilig worden met een taalgebruik dat voor leken binnen de organisatie en voor outsiders vaak compleet onbegrijpelijk is. (Voor een uitstekend voorbeeld let op de managers en bestuursvoorzitter van ROC ASA in Amsterdam in de reportage van Zembla).Aangezien managers ook nog eens een hogere positie hebben dan degenen die het het primaire proces van zo’n organisatie uitvoeren, wil iedereen wel manager worden. Die laag heeft dan ook de neiging om flink uit te dijen tot op een punt waar in sommige organisaties zij 40% van de kosten uitmaken.
Wat heeft dit nu te maken met Marokkanen? Nu al lange tijd hebben we in Nederland last van een soort Marokkanensjamanisme. Er bestaat het idee onder het publiek, en niet helemaal onterecht, dat veel problemen in steden worden veroorzaakt door tweede generatie Marokkaans-Nederlandse jongeren. Politici en beleidsmakers proberen dit vervolgens te gieten in cijfers. Ondanks het vermeende taboe zijn er weinig landen in Europa die al zolang zoveel cijfers verzamelen over etniciteit en criminaliteit als Nederland. We hebben het nu ook weer gezien met de publicatie van de KLPD cijfers met ‘criminele Marokkanen‘. De dienst heeft op basis van cijfers uit 2007 181 gemeenten in kaart gebracht waarbij Gouda relatief het slechtste scoort. Vervolgens doet iedereen z’n best om maar hoog op die lijst te komen. Is Gouda nu nummer één? Of is dat Amsterdam? Of scoort Brabant opvallend hoog? Gouda is in ieder geval tevreden want zij hebben eindelijk erkenning voor hun gevoel dat zij echt ‘hele erge Marokkanenproblemen’ hebben. Jammer voor hen, (maar toch niet helemaal daarover zo meer) gaat het hier helemaal niet over criminelen. Het gaat over verdachten. Dat is principieel toch echt wat anders. Dat nog afgezien van het feit dat volledig onduidelijk is om welke delicten het gaat. Het blijkt bijvoorbeeld dat autochtone jongeren hoog scoren op geweld, zedenmisdrijven, brandstichting, geweld tegen agenten in uitgaansgebieden terwijl Marokkaans-Nederlandse jongeren zijn oververtegenwoordigd in de lage klasse delicten van vermogensdelicten met en zonder geweld (zie hier voor een discussie over de kritiek op dat onderzoek). Daarnaast blijkt dat de recidive onder autochtone jongeren hoger ligt dan die onder Marokkaans-Nederlandse jongeren. Nog afgezien dat van de ruim 177.000 verdachten er 14.462 Marokkaanse Nederlanders waren en 101.437 autochtone Nederlandse verdachten.
Verder al zou je deze cijfers als indicatie voor criminaliteit aannemen dan nog moet je deze corrigeren voor leeftijd, sociale klasse en aandeel van mannen. Simpel gezegd de meeste criminelen zijn jonge mannen uit de lagere sociale klasse tussen de 15 en 35 jaar; ongeacht etnische groep. Allochtonen scoren op al die facetten hoger dus voor een goede vergelijking dien je dat type verschillen neutraal te maken. U ziet, cijfers zonder duiding betekenen niets, iets wat bijvoorbeeld Steeph van Sargasso zeer goed begrepen heeft. De cijfers staan los van de sociale context, vertekenen deze zelfs terwijl dat voor leken compleet onzichtbaar blijft: magie. Daarnaast heeft het aanwijzen van Marokkanen als centrale groep ook iets magisch:C L O S E R » Blog Archive » Benoemen & Ritualistisch Magisch Realisme
Benoemen is in. Het betekent zeggen waar het op staat, taboes doorbreken en is niet zo soft als de boel bij elkaar houden. Dat maakt het benoemen bijna tot een ritueel: handelingen, uitgevoerd door een groep, met minimaal één symbolische betekenislaag. Er is hier meer dan één symbolische laag. Het benoemen (in dit geval van ‘Marokkanen’) maakt de groep ‘zichtbaar’. Het spreken over Marokkanen in dit geval is een soort speech act zoals de uitspraak: ‘ik beloof dat’ ook is. Met het uitspreken ervan wordt de handeling verricht. Een tweede laag is dat het een (schijn-)zekerheid geeft; een probleem kan pas worden aangepakt als duidelijk wordt wat het probleem is. ‘Marokkanen’ geeft daarbij duidelijk aan waar het probleem ligt: niet bij ‘ons’. (slaakt zucht van verlichting). Meestal geldt ‘De Wet van Koelman‘ en is er altijd wel iemand die de islam er ook bijsleept. De volgende laag is dat dit een soort retorische truc om mensen die krachtdadigheid, objectiviteit en realisme suggereert en daarmee (als een soort cirkelredenering) het benoemen noodzakelijk te maken. Het is een retorische truc die van ‘Marokkanen’ het passieve object maakt en van ‘de Nederlander’ een subject maakt die wel eens zal vertellen hoe de ander zich dient te gedragen.
De vraag is niet zozeer of het stigmatiserend is (dat is het) en of cultuur een rol speelt (en het daarom noodzakelijk is om de etniciteit te benoemen); cultuur speelt namelijk altijd een rol. Of het nu ‘Marokkanen’ zijn die een ambulance broeder meppen en steken of ‘Nederlanders’ maakt niks uit. De vraag is welke cultureel repertoire een rol speelt. Voor jongeren die hier geboren en getogen zijn is dat altijd een repertoire dat we (met alle diversiteit) een ‘Nederlands’ repertoire noemen. Voor jongeren uit Amsterdam geldt hetzelfde voor een ‘Amsterdams’ repertoire, voor jongeren geldt een ‘jongerenrepertoire’, voor migrantenjongeren een repertoire dat beinvloed is door de migratie en voor jongeren met ouders uit Marokko is dat altijd een repertoire dat beinvloed is door het repertoire van ouders (dat per definitie ook gemengd is vanwege hun periode hier, leeftijd, migratie enz.). En dan laten we het onderscheid tussen (drie groepen) Amazigh en Arabieren nog maar even zitten.
Dus over welk repertoire hebben we het als we het over ‘Marokkanen’ hebben in het geval van deze Marokkaans-Nederlandse jongeren in Amsterdam? Over jeugdcultuur, Amazigh, Marokko nu of 40 jaar geleden, ‘Nederlandse’ cultuur? U ziet het benoemen van ‘Marokkanen’ mag duidelijkheid suggeren en zelfs het begin van een oplossing, het is zo vaag als het maar zijn kan en het suggereert nog niet het begin van een oplossing. In feite alleen meer vragen.
Benoemen is een vorm van betekenisgeving. Het linkt een serie van incidenten aan elkaar onder één noemer: ‘Marokkanenprobleem’. Het suggereert tevens een oplossing die gelegen is in etniciteit en cultuur. Behalve bij Urkers e.d. wordt er bij criminaliteit onder autochtone Nederlanders zelden of nooit aandacht besteed aan cultuur, maar bij Marokkaanse Nederlanders gaat het om de Marokkaanse cultuur. En met cijfers, dat is immers ‘harde wetenschap’ en dus is het bewezen, hebben we het ook nog eens onderbouwd want we zijn geen racisten maar realisten. Maar helaas het gaat dus om een magisch realisme. De cijfers en het label ‘Marokkaans’ geven niet zozeer een werkelijkheid weer, maar scheppen deze. Het meest sterke voorbeeld dat me te binnen schiet, is het volgende. In een stad vindt incident plaats in een buurt met overwegend autochtone inwoners. Bij dit incident beroven twee niet-Marokkaanse inwoners uit een nabij gelegen plaats een buschauffeur. Dat is het beroemde busincident van Oosterwei een wijk met veel Marokkaanse Nederlanders in Gouda. De daders kwamen niet uit Gouda en het incident vond dus ook niet in die wijk plaats. Dat is wel het beeld uit de media. Er wordt een werkelijkheid geschapen en op basis daarvan geld uitgedeeld. Gouda kreeg een flink pak geld daarna voor de aanpak van Marokkaans-Nederlandse overlastgevers in Oosterwei.
De cijfers van de KLPD dienen om te bepalen hoeveel geld gemeenten krijgen om overlast aan te pakken. Om dit even in perspectief te zetten: men hanteert cijfers van verdachten in plaats van criminelen die voor vraagtekens vatbaar zijn evenals de labelling ‘Marokkaans’ om te bepalen hoeveel geld gemeenten krijgen. Op basis daarvan worden allerlei plannen bedacht om de ‘Marokkanen-problematiek’ aan te pakken. Termen als maatwerk, integrale aanpak, inzet rolmodellen, interactieteams, gezinscoaches, harde aanpak vliegen dan de lucht in om deze kwaal te bezweren. Voor een jaar of drie want dan is het geld op. Met de inzet van gezinscoaches in Gouda pakt men een aanpak op die men zelf een aantal jaren geleden heeft laten verdwijnen wegens gebrek aan geld. Soms wordt een doortastende maatregel ingezet met politieposten. Ook voor een korte termijn net als in Oosterwei en als het goed gaat sluit men die weer. Op deze manier is het dweilen met de kraan open want men pakt de problemen niet structureel aan, maar slechts tijdelijk met projectjes. Projectjes zijn het favoriete tijdverdrijf van veel managers en ambtenaren en komen eigenlijk vaak neer op het opnieuw uitvinden van het wiel. Welk wiel dat hangt een beetje van de mode van de tijd af. Langere projecten kunnen niet want dan worden mensen afhankelijk van de hulpverlening. Dag mag niet, want zelfredzaamheid is een heilig credo in dit soort kringen zelfs in die gezinnen waar de problemen al zo lang zo diep structureel zijn dat we toch echt moeten vrezen dat het het zonder lange intensieve begeleiding echt niet meer zal lukken. Waar het op neer komt is dat we die mensen leren zwemmen in hun eigen poel van ellende in plaats van die poel van ellende zelf aan te pakken.
De kwalijke gevolgen zijn iedere dag zichtbaar. Het is niet voor niets dat met name middengrote en kleine steden relatief zo hoog scoren op die KLPD lijst. Het aandeel van de Marokkaaans-Nederlandse verdachten in de grote steden valt best mee, zeker in Amsterdam, maar stadjes als Gouda, Oosterhout, Roosendaal, Culemborg enz. springen eruit; stadjes die afhankelijk zijn van de projectengeld om problemen aan te pakken en er dus belang bij hebben hoog op dergelijke lijsten te staan, maar de infrastructuur missen om problemen structureel aan te pakken of (slechts) in te perken. Uiteindelijk houdt Marokkanensjamanisme dus vooral zichzelf in stand net als met de managers van het managementsjamanisme. Er bestaat zoiets als een integratieindustrie en een marokkanenindustrie, mede aangewakkerd door de onkritische, nogal gouvernementele houding van de pers. Als men zich al kritisch gedraagt is dat niet de media die een fundamenteel kritisch oog houdt voor wat de overheid hier produceert, maar als speurneuzen op zoek naar de geheime kennis van de sjamanen; zoekend naar nog meer rapporten die de overheid voor ons verborgen houdt.
Nog een gevolg zagen we vannacht. In het teken van de Dag tegen Racisme (flauw ik weet het) werd het Marokkaans-Nederlandse raadslid Mohammed Mohandis uit Gouda geweigerd in drie Utrechtse uitgaansgelegenheden. Je kunt veel van Mohandis zeggen maar niet dat hij tot de categorie ‘tuig’ behoort, maar niettemin werd hem te verstaan gegeven dat zijn soort er niet in kwam. ‘Zijn soort’, dat is dus niet de Marokkaans-Nederlandse jongeren die betrokken is bij de samenleving en hard werkt, maar het soort dat op magische wijze wordt geschapen in het geheugen van mensen door het Marokkanensjamanisme. Met eenzelfde logica. Als je alle Marokkaans-Nederlandse jongeren buitensluit heb je er geen last van denk je. Het gebeurt puur op basis van uiterlijk. Zozeer zelfs dat als je geen blond haar en blauwe ogen hebt als autochtone Nederlander maar wat donderder bent of lijkt, en je gaat met een groep Marokkaans-Nederlanders op stap gaat jou hetzelfde te wachten staat zoals mij eens is overkomen. Nu is Mohammed een keurige man, maar ik ken er ook die iets minder vriendelijk reageren. Uiteindelijk krijgen we de samenleving die we verdienen. Toch?
Marokkanensjamanisme is een wazig tovergedoe die een grimmige schijnwerkelijkheid schept en een hele industrie aan de gang houdt en ons blind maakt voor structurele problemen. Het geeft het idee dat we daadwerkelijk weten waar het om gaat en wat de oplossing is, maar houdt uiteindelijk vooral zichzelf in stand.