Hollanda Multifestijn Festivali 2010 – Leiderschap en onbehagen
Afgelopen week vond in de Veemarkthallen in Utrecht het Multifestijn plaats. Het programma is na de vliegramp enigszins aangepast, maar niettemin kan gesproken worden van een megafestatie. Van hypotheken tot tapijten (voor spotprijzen!), van de prachtige Ebru kunst tot politieke debatten, van de politie tot reisbureau’s en van de koninklijke marechaussee tot Hogeschool Inholland tot lekkernijen. Een hele hal voor kinderen (ach was ik nog maar kind). Het thema van dit festival, georganiseerd door de Stichting Islamitisch Centrum Nederland is ‘Alliance of Cultures’. Doel was nadrukkelijk om mensen met elkaar in contact te brengen ‘in een tijd waarin met de dag de multiculturele samenleving met nieuwe definities wordt ondermijnd en de tolerantie steeds meer plaats maakt voor sancties’. SICN is een Turks-Nederlandse islamitische organisatie die zo’n 50 moskeeën beheert en is de oudste vertegenwoordiger van een Turks-islamitische stroming in Nederland. De SICN behoort tot de Süleymanci-beweging in navolging van de in het midden van deze eeuw actieve Nakshibendi-seys Süleyman Hilmi Tunahan (de aanhangers worden daarom “Süleymanc?lar” genoemd). Vaak wordt deze beweging in Nederland niet zo invloedrijk geacht; dat is onterecht. De SICN behoort misschien wel tot de best georganiseerde clubs en SICN leden of daarmee verbonden personen bezetten diverse sleutelposities. Daarnaast is men zeer actief op het gebied van islam-educatie via het Euro Ilim Instituut. Dit instituut heeft tijdens het Multifestijn samen met Hogeschool Inholland (in het bijzonder de afdeling Islam Educatie) een miniconferentie georganiseerd met als titel ‘Het maatschappelijk onbehagen over de islam in de Nederlandse samenleving. Kwestie van falend leiderschap?’ Met deze conferentie willen zij het thema van het maatschappelijk onbehagen benaderen vanuit de invalshoek van nieuw religieus leiderschap. Sprekers waren Rasit Bal, voorzitter van het Contact Orgaan Moslims en Overheid (CMO) en coördinator van de imamopleiding aan Hogeschool InHolland. Abdulwahid van Bommel schrijver, vertaler en docent islam was spreker. Evenals ondergetekende.
Vooraleer ik inga op mijn bijdrage en het debat even nog een paar opmerkingen over het festival. Hoewel gepresenteerd als een multicultureel festival kan ik me voorstellen dat niet iedereen het zag als een multiculti festival aangezien het erg gericht was op Turkse Nederlanders. De ambiance van de Veemarkthallen is niet geweldig; aan de andere kant er zijn weinig hallen van dergelijke formaat die wel ‘gezellie’ zijn en waar toch zoveel mensen heen kunnen. Veel bijschriften bij de standjes waren in het Turks, maar veel ook gemengd Turks en Nederlands. En vragen stellen kon over het algemeen gewoon in het Nederlands. De bezoekers waren (op vrijdag althans) veelal Turkse Nederlanders hoewel het debat gemengder was: Turkse en autochtone Nederlanders, moslims en niet-moslims (ook al waren de Turks-Nederlandse moslims wel duidelijk in de meerderheid). Kijk je verder dan je neus lang is, dan was het getoonde aanbod wel degelijk erg multicultureel al is het maar omdat de Turks-islamitische geschiedenis nogal multicultureel is en de Turks-islamitische traditie in het westen dat gewoon heeft doorgezet. Het festival was verder zeer toegankelijk dus iedereen die belangstelling had, had er gewoon heen kunnen gaan. Wellicht wisten veel mensen het niet aangezien de communicatie vooral via Turks-Nederlandse kanalen liep en er, bedroevend, weinig belangstelling was van de pers. Schijnbaar kan men kolommen volschrijven met twee conferenties die men niet uit elkaar kan houden, zodra het lijkt alsof er iets radicaals te bespeuren valt, maar een megabeurs voor de hele familie is minder interessant?
Lezing en debat
Inleiding
Laten we even drie voorbeelden nemen zonder te stellen dat deze representatief zijn, maar misschien zijn ze wel exemplarisch voor de fragmentarisering van religieus gezag onder moslims. Als eerste Abdul-Jabbar van de Ven. Bekend of berucht toen hij in 2004 bij Knevel beaamde dat hij het niet erg zou vinden als Wilders zou overlijden aan kanker. Van de Ven geniet een zekere mate van populariteit en aanzien onder moslimjongeren in Nederland en heeft er mede voor gezorgd dat sommige jongeren uit het criminele circuit konden komen. Hij heeft in Saoedi Arabië Arabisch gestudeerd (maar niet afgemaakt) en is één van de eersten geweest die lezingen in het Nederlands ging geven en redelijk vrij sprak over de mogelijkheden en onmogelijkheden, voorwaarden en beperkingen voor het voeren van een gewelddadige jihad voor, wat hij zag als, rechtvaardigheid in de oorlog tegen de islam. Niet verwonderlijk gaat veel aandacht uit naar figuren zoals hij en degenen die zijn lezingen bij wonen.
Voorbeeld nummer twee is Yassin el Forkani. ‘Jongerenimam’ in Amsterdam, welbespraakt met een goed ontwikkeld gevoel voor sociale verhoudingen zowel onder moslims als onder autochtone niet-moslims. Probeert duidelijk op lokaal niveau een rol als bemiddelaar op zich te nemen. Heeft niettemin ook, maar veel minder dan Van de Ven, te maken met oppositie vanuit niet-moslim kant die zijn motieven wantrouwen en tot op zekere hoogte ook wel vanuit moslimkant.
Voorbeeld drie is Tariq Ramadan. Eén van de meest vooraanstaande islamitische denkers in Europa die moslims probeert te mobiliseren om te participeren in hun samenleving zonder daarbij de Islam te veronachtzamen. Tegelijkertijd ook één van de meest omstreden van religieuze leiders. Aan de ene kant onder niet-moslims die hem beschuldigen van het hebben van een dubbele agenda, die zijn uitspraken over homoseksualiteit en het stenigen van vrouwen (hij heeft gepleit voor een moratorium daarop) als bewijs zien voor de onverzoenlijkheid tussen islam en Europa. Aan de andere kant ook onder islamitische bewegingen die hem ervan beschuldigen zowel Allah als de wereld tevreden te willen houden en in dat proces uiteindelijk doorschiet naar het laatste. Onder vooral moslimstudenten trekt hij echter letterlijk volle zalen. Zijn rustige wijze van spreken, zijn verzorgde uiterlijk, maar ook zijn enigszins abstracte en tot op zekere hoogte vage teksten lijken aantrekkelijk te zijn voor velen. Het voorbeeld van Ramadan maakt ook duidelijk dat religieus gezag niet alleen een Nederlandse component heeft, maar ook een transnationaal aspect.Waarom religieus gezag belangrijk is
Dat zijn drie voorbeelden van moslims met religieus gezag; in ieder geval voor bepaalde mensen. Hun rol lijkt heel belangrijk en tot op zekere hoogte is dat ook zo. Hoewel een groot deel van de moslims helemaal niet zoveel actieve betrokkenheid met de islam toont als sommige predikers zouden willen, het huidige islamdebat maakt het bijna onmogelijk om geheel onverschillig ten opzichte van de islam en identiteit als moslim te blijven. Hoewel velen helemaal geen actieve participanten van religieuze bewegingen zijn, maar ook geen passieve volgelingen van de tradities van hun ouders, zoeken zij wel (af en toe) naar islamitische kennis die voor hen van betekenis is in de context van het leven in Europa. De dragers van deze religieuze kennis zijn niet persé imams (daarover later nog wat meer), maar vaak ook familie, vrienden, mede-studenten en collega’s. Als die er niet uit komen of men vertrouwt de antwoorden op vragen niet helemaal, ook niet nadat ze al op internet zijn gesteld, gaat men (al dan niet weer via email of internet) naar één van de genoemde predikers en leraren toe of anderen. Zij zijn daarmee dus belangrijke en gezaghebbende bronnen van kennis. Het gezag ligt daarbij zeker niet alleen bij de kennis over de geschriften en tradities van de islam. Het gezag wordt mede opgebouwd door de connecties die men heeft, de eigen levenswandel en levensgeschiedenis, de groep of beweging waarmee men zich identificeert, de mate van onafhankelijkheid die men hoog houdt, de sfeer die men schept, de toegankelijkheid die men heeft, de kennis over de samenleving waarin men leeft enzovoorts. Religieus gezag met andere woorden wordt mede bepaald door niet-religieuze en niet-tekstuele bronnen. De drie genoemde predikers maar we zouden de lijst best langer kunnen maken, getuigen daar ook van. Abdul-Jabbar van de Ven geldt in zijn kring als één van de weinigen die de ‘waarheid hard durven te brengen, maar is volgens anderen weer juist te hard.’ Yassin el Forkani geldt onder jongeren als één van de weinigen die hen begrijpt, maar voor hem geldt dat de kritiek soms luidt dat hij te dicht bij de autochtone machthebbers staat. Tariq Ramadan geldt als verademing wegens zijn losse en gemoedelijke, maar toch intellectuele manier van optreden, maar anderen bekritiseren hem juist vanwege zijn uiterlijk en gedrag als ‘popster’. Tegelijkertijd laat ook de commotie rondom Abdul-Jabbar van de Ven en Tariq Ramadan zien hoe groot de maatschappelijke impact van hun optreden kan zijn.Waarom religieus gezag niet zo belangrijk is
Er zijn echter ook redenen genoeg, op basis van mijn eigen onderzoek en dat van anderen in Nederland en de rest van Europa, om de invloed van religieuze gezaghebbers te betwijfelen. De genoemde discussie over de drie predikers maakt al duidelijk dat het veld van islamitische gezagsdragers aardig gefragmenteerd en versplinterd is; een ontwikkeling die niet nieuw is maar versneld en ge-intensiveerd is met de komst van satelliet televisie en internet. Vooral bij dat laatste lijken individuele jongeren nogal selectief te werk te gaan met het samenstellen van een eigen knip- en plak islam (wat overigens niet wil zeggen dat men maar wat doet en dat men een islam ontwikkelt die compleet los staat van de gangbare tradities). Tevens lijken jongeren een soort autonome ruimte te zoeken buiten de moskee, buiten de staat en buiten de eigen ouders. Dat maakt vooral de groep van leeftijdsgenoten belangrijker ten koste van die van de meer formele gezaghebbers; een gebruikelijk proces overigens onder tieners in het algemeen.Met religieus gezag denken we, natuurlijk zou ik bijna zeggen, in de eerste plaats vooral aan imams en hoca’s in moskee-organisaties. De invloed van deze organisaties en meer in het bijzonder van de imams, is echter zwaar overschat. Imams worden vaak gezien als priesters of dominees en hen worden dan ook allerlei pastorale functies toegeschreven die men van oudsher helemaal niet heeft. U herinnert zich wellicht nog wel de affaire met imam El Moumni in 2001 die stelde dat homoseksualiteit een ziekte of afwijking was. Na het verzoek van Minister van Boxtel om een overleg met islamitisch Nederland, kwamen er zo’n 50 imams opdagen; alsof zij (zowel volgens het ministerie als volgens zichzelf) de meest voor de hand liggende, geschikte en representatieve vertegenwoordigers waren. Imams krijgen speciale inburgeringscursussen en speciale rollen toegewezen in het integratie-beleid en anti-radicaliseringsbeleid. Let wel, daar is op zich niks op tegen (hoewel de discussie over de scheiding kerk-staat natuurlijk wel op de loer ligt), maar we moeten echt hun invloed niet overschatten. De grote rol van de imam is namelijk deels toch echt typisch Nederlands; in België bijvoorbeeld hebben ze helemaal niet zo’n belangrijke rol dat is daar meer weggelegd voor islam leraren op scholen.
Vergeten wordt dat de daadwerkelijke macht vaak niet zozeer bij deze imams ligt, maar bij de moskeebestuurders. Kijken we naar deze moskeeorganisaties en ook naar de overkoepelende moslimorganisaties, dan vallen enkele zaken op. Allereerst hebben zij een ontzettend slechte reputatie onder veel (zeker niet alle) jonge moslims als zouden zij er alleen zitten voor status en subsidie. Dat doet naar mijn mening geen recht aan het vele goede werk van bestuurders, maar is wel een verwijt dat ook niet zomaar weggewoven kan worden. Het komt namelijk voort uit een vorm van onmacht die we bijvoorbeeld zagen in de periode van Fitna. Veel organisaties namelijk hebben zich toen namelijk vooral beziggehouden (zo lijkt het althans) met het rustig houden van de eigen achterban, in het bijzonder de jongeren. Niet helemaal onbegrijpelijk, maar deels wel onwenselijk omdat er geen ruimte was om hun ongenoegen op politiek-bewuste en/of creatieve wijze te uiten. Zo was er één moskee-organisatie die, tijdens openbare bijeenkomst, verbood dat mensen vragen stelden over Fitna uit angst voor onrust en ongenuanceerde uitspraken. Op die manier krijgen de organisaties de naam dicht tegen de Nederlandse staat aan te zitten, maar niet op te komen voor de moslimburgers van dit land.
Religieus leiderschap in een seculiere samenleving; het falen van de reguliere moslimorganisaties
Moslimorganisaties en –leiders zouden een veel pro-actievere rol moeten spelen als vertegenwoordigers van moslims. Daarbij dient men zich goed te realiseren dat de publieke ruimte voor debat de laatste jaren een fundamentele wijziging lijkt te ondergaan. Voortdurend staat de vraag centraal hoe onze publieke ruimte er uit moet zien en welke plaats religie daarin heeft en of het überhaupt wel een plek heeft. Dit spitst zich niet alleen toe op islam, ook al gaat het daar wel vaak over, maar ook op christelijke groepen. Er zijn zowel onder christenen als moslims groepen die zich niet neerleggen bij het idee dat religie een privé zaak zou zijn. Aan de andere kant zijn er groepen die, in hun ogen althans, de seculiere identiteit van Nederland proberen te verdedigen en zich daarbij vaak, maar niet uitsluitend richten op moslims bijvoorbeeld als het gaat om vrijheid van meningsuiting. Het gevolg is dat in die publieke ruimte verschillende groepen elkaar bestoken met claims op eigen identiteit, vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting. Dit gaat gepaard met allerlei schijntegenstellingen zoals moslims die weerstand bieden aan wat zij zien als opzettelijke provocaties en beledigingen door niet-moslims versus niet-moslims die zich opkomen voor de vrijheid van meningsuiting door moslims. In beide gevallen lijken de genuanceerde tussenposities te verdwijnen: er is een wij-zij tegenstelling en mensen lijken het gevoel te hebben te moeten kiezen tussen twee partijen. Dat is het speelveld waarin moslimorganisaties, moslimleiders zich bevinden en waartoe ze zich moeten verhouden. Het gaat daarbij allang niet meer om uitwisseling van feiten en argumenten alleen. Als moslimleiders en organisaties denken dat zij er komen met meer uitleg over islam en het benadrukken van de positieve kant van islam (die er ontegenzeggelijk is) dan vergissen zij zich. Dat gaat voorbij aan het diepgewortelde gevoel van niet-moslims dat de eigen levensstijl onder druk staat door de opkomst van religie in het algemeen en islam in het bijzonder waardoor allerlei beperkingen die we in de jaren 50 hadden weer terug zouden komen. De veranderende situatie in Nederland vraagt een duidelijk standpunt van moslims over hun positie als moslim, als burger en eventueel als moslimburger in Nederland. Daar zullen jongeren en vrouwen bij betrokken dienen te worden en daarbij past een pro-actieve communicatie strategie en aanwezigheid, bijvoorbeeld op internet.
Wat is eigenlijk de positie van moskeeorganisaties en overkoepelende organisaties als het gaat om de positie van moslims in Nederland. Let wel, niet moslims als migranten of nakomelingen van gastarbeiders, maar als volwaardige burgers in Nederland. Dit is, zo is de indruk op basis van mijn onderzoek, volledig onduidelijk voor veel mensen. De overkoepelende organisaties (niet tegenstaande het vele nuttige werk waarvan ik weet dat zij dat ook doen) zullen zich daar op moeten bezinnen, zullen dat moeten uitdragen en zullen hun status als vertegenwoordigers van moslims in Nederland ook moeten leren verdienen. Doen zij dat niet, dan worden zij irrelevant voor de Nederlandse samenleving als geheel en moslimburgers (in het bijzonder jongeren en vrouwen) in het bijzonder.
Er waren diverse vragen en opmerkingen na de lezing. Ik licht er een paar uit. De drie genoemde gezaghebbende figuren zijn geenszins representatief. Zo zijn ze ook niet bedoeld en ze zijn ook niet representatief weer gegeven maar vooral zoals mensen ze kennen om aan te geven welke aspecten om de hoek komen kijken bij gezag (let wel, om gezag in het algemeen; zij zijn geen representanten van falend leiderschap). Naast religieus leiderschap gaat het zoals werd opgemerkt natuurlijk ook om politiek leiderschap. De vraag is echter of moslims daar (naar politici) kunnen blijven wijzen. Als men gaat wachten op politici die moslims moeten gaan ondersteunen, dan kan men lang wachten.
Politici lijken zo gevangen te zitten in het keurslijf van het wij-zij denken en men lijkt zo bang te zijn om voor ‘theedrinker’ uitgemaakt te worden, dat er nauwelijks beweging in dat hele politieke islamdebat zit. Dat riep bij anderen de vraag op of mijn bijdrage niet erg pessimistisch en defaitistisch was; er is toch niks te doen tegen dat onbehagen. Dat is zeker niet de bedoeling van mijn bijdrage, maar de bedoeling was wel om de reguliere moslimorganisaties een spiegel voor te houden. Zo zijn er in de afgelopen diverse debatten geweest in de kranten en op blogs van moslims onderling over politiek en over de hoofddoek. Die debatten werden gevoerd door jonge moslims vanuit religieus en seculier perspectief. Waar waren de moslimorganisaties in dat debat? Hoe verhouden zij zich tot die onderwerpen die besproken zijn? Hun rol als vertegenwoordiger lijkt nagenoeg overgenomen te zijn door salafistische organisaties. Dat is op zich geen probleem ware het niet dat velen zich daar niet bij thuisvoelen en zich niet door hen vertegenwoordigd willen weten. De reguliere organisaties zoals CMO en SICN blijven teveel op de achtergrond. Waar is een pro-actieve mediastrategie? Waar is hun aanwezigheid op internet? Waar de overheid zich ten tijde van Fitna inspande om de gemoederen rustig te houden (om niet te zeggen om moslims koest te houden) deden deze organisaties daaraan mee. De vraag is of het verstandig is en getuigt van volwaardig burgerschap als men zo de agenda van de staat overneemt. Het emancipatorisch leiderschap waar Bal op duidde is niet aanwezig en de reguliere organisaties lijken dan ook volledig los te staan van de emancipatorische ontwikkelingen die zich wel degelijk voordoen onder salafistische en andere moslims.
Zie verder ook het verslag en de discussie bij het VKblog van Johanna Nouri.