Een wekelijks portie burgerschap 39 – Hey Ouwe!
Uit de burgerschapskalender:
Actief blijven na je pensioen. Gelukkig zijn er genoeg ouderen voor wie dat geen enkel probleem is. Die zo lang mogelijk hun kennis, kunde en levenservaring kunnen en willen inzetten voor de samenleving. Dat is goed nieuws, want actief blijven houdt ouderen gezond en vitaal.
1 oktober Internationale Dag van de Ouderen
www.zilverenkracht.nl
Actief blijven na je pensioen en je nog inzetten voor de samenleving ook. Eigenlijk is dat toch wel om te lachen. De leeftijd van 65 (of lager in sommige gevallen en in sommige landen) is niets meer of minder dan een politieke constructie om enigszins willekeurig te bepalen op welke leeftijd mensen nu eindelijk eens van hun ‘oude’ dag kunnen genieten. Genieten met behulp van dat zuur verdiende pensioen waar ze al die jaren zo hard gewerkt hebben. Lange tijd mocht het ook best wat eerder, want die oudjes waren immers toch te stijf en stram om nog gewoon mee te kunnen met het arbeidsproces. Ze hielden ook vaak veranderingen tegen; niet alleen vanwege enig conservatisme, maar waarschijnlijk ook omdat ze de ene na de andere veranderingshype al veertig jaar lang voorbij zagen trekken, zonder dat er voor hen nu veel voordeel in zat.
Wat nu als je iemands leeftijd niet weet? Ik was eens in een dorp in Marokko, vlakbij Berkane, en daar woonde een krasse jonge vrouw van slechts 82 (dacht men) die mij wilde voorstellen aan haar moeder. Die oude dame was volgens de dorpelingen toch zeker over de 110, dacht men. Ze was blind, kon amper praten en paste op de kinderen van het dorp (of zij op haar dat kan ook). En wat zegt leeftijd in jaren eigenlijk? Je bent zo oud als je je voelt, zegt het cliché, maar aan de andere kant is 100 toch wel echt een mijlpaal en 80 ook wat mij betreft (aangezien dat meer dan het dubbele is van mijn leeftijd). Beide vrouwen in kwestie overigens genoten overigens veel respect in het dorp, zowel bij de vrouwen als de mannen. Waarschijnlijk hadden deze vrouwen (beide weduwe, grote gezinnen) met het bereiken van hun leeftijd (wat die ook precies was) een bepaalde status bereikt die voor andere vrouwen in dat dorp nog lang niet weggelegd was.
Antropoloog Sjaak van der Geest schreef eens over een Indiase antropoloog die in Nederland onderzoek deed onder ouderen. De man was verbijsterd toen hij leerde dat deze ouderen liever in het verpleeghuis zaten dan bij hun kinderen woonden. Aanvankelijk dacht hij dat ze hem voor de gek hielden, maar gaandeweg besefte hij dat voor deze mensen het principe van zelfstandigheid (en daarmee ook vrijheid) heel belangrijk was. Hulpbehoevend als ze waren konden deze zelfstandigheid waarschijnlijk beter handhaven in een zakelijke relatie met professionele verzorgers dan in een relatie met hun kinderen die gekleurd is door emotie en afhankelijkheid. Een persoonlijke relatie die juist door praktische afhankelijkheid zou kunnen verslechteren vreesden zij. Die nadruk op zelfstandigheid (en vrijheid en autonomie) komt ook terug in het burgerschapsfragment hierboven). Afhankelijkheid is dan iets negatiefs, terwijl het natuurlijk ook als positief kan worden ervaren want het zegt iets over hoe goed je nakomelingen het doen. Waar we hier (ondanks de nadruk op zelfstandigheid) ouderen nogal eens infantiliseren als mensen die zelf niks meer kunnen en niet zelf kunnen beslissen en daarmee hun levenservaring teniet doen, wordt de levenservaring van die mensen juist gevierd in sommige landen. Ik ken het onderzoek zelf niet, maar de passage in Van der Geests mooie artikel (ook mooi als het gaat om uitleg van de antropologische methode) suggereert dat ouderen zich zelf zien (en waarschijnlijk ook door anderen gezien worden) als verkerend in een toestand van aftakeling, toenemende afhankelijkheid, en afglijdend naar een roemloos einde. Misschien dat dat ook het gebrek aan serieus antropologisch onderzoek verklaard, of zoals Van der Geest in een ander artikel schrijft: “Met ouderdom en dood, is de oude mens zelf een taboe geworden”. Hij geeft het voorbeeld van een ander onderzoek (van Blacking 1990) waarin oud gezien wordt als groei en verdieping in het begrijpen van anderen. Precies wat oudere mensen soms (zoals hierboven) ook status kan geven. Dan is er juist sprake van “growing old gracefully”(Blacking). Dat wil natuurlijk niet zeggen dat ouders elders het beter hebben dan hier. Wanneer je als oudere niet geslaagd bent in de maatschappij en niet veel nakomelingen hebt, heb je in andere landen toch vaak echt een probleem.
Voor oudere migranten speelt dit laatste ook deels. Hun netwerk is door migratie vaak erg versplinterd en opvattingen over wie verantwoording draagt voor hen zijn flink aan het verschuiven. Hoewel veel migranten lange tijd de wens hebben gekoesterd (en misschien nog wel) om naar het land van herkomst te gaan, hebben velen dat niet gedaan. Deze groep lijkt aardig vergeten terwijl er toch een behoorlijke grijze golf aan komt. De groep lijkt echter volledig afgeschreven. Ze worden meestal alleen gezien als een groep allochtonen die helaas mislukt is en niets meer te bieden heeft. Zelden worden ze gezien als ouderen en dan meestal ook nog als de ‘probleemgroep ouderen‘. En soms een combinatie van die twee. Aandacht voor het perspectief van allochtone ouderen (of ouderen in het algemeen) is er nauwelijks. Men moet zo lang mogelijk zelfstandig blijven want dan zijn ze ons het minst tot last, maar die nadruk op zelfstandigheid verhindert ons niet vooral over hen te praten alsof het een stel onmondige infantiele burgers. Juist dat mechanisme maakt het ook mogelijk om over hun rug heen te beslissen; het is een vorm van macht uitoefenen die het meest zichtbaar is bij allochtone ouderen, maar zich ook bij anderen voordoet. Een prettige oude dag gewenst!