De mislukking van het anti-multiculturalisme IV – De seculiere intolerantie
Introductie
In de vorige bijdragen in deze vier-delige serie hebben we kunnen zien dat
- Nederland eigenlijk nooit echt multiculturalisme heeft gekend in de zin van beleid dat aan groepen specifieke rechten en voorzieningen toekent die niet al op basis van reeds bestaande arrangementen (voor christenen) geregeld konden worden;
- Dat Nederland wel een andere vorm van multiculturalisme kent die zich kenmerkt door het reduceren van migranten tot hun religieuze en/of culturele categorie en dat op basis daarvan allerlei specifieke arrangementen worden gecreeerd die niet voor andere groepen gelden: anti-radicaliseringsbeleid, (mogelijk) verbod op bepaalde kleding, enzovoorts.
- Het idee bestaat dat een teveel aan religieus pluralisme leidt tot een gebrek aan sociale cohesie. De toename van religieus pluralisme wordt onder meer veroorzaakt door mondialisering en migratie en daarnaast speelt ook individualisering een grote rol bij het kleiner worden van de sociale cohesie van een samenleving. Het probleem van islam is daarmee deels, zoals José Casanova in een recente lezing in Nijmegen stelde, een probleem van het management van religieus pluralisme door Europese staten.
Secularisering van religie of religionisering van het seculiere
In deze slotbijdrage zal ik doorgaan op de bijdrage die Casanova heeft geleverd in Nijmegen. Daarbij begin ik waar ik vorige keer ge-eindigd ben: het management van religieus pluralisme.
Casanova: We kunnen niet meer gedachteloos seculier zijn – Nieuws – Reformatorisch Dagblad
„Onze conceptie van seculier moet bijgesteld worden. Seculier betekent niet alleen: los van religie, maar ook: een neutrale plek waar religies elkaar moeten ontmoeten. Dat is de betekenis van Augustinus’ begrip ”saeculum”, wereld: een tijdelijke plaats waar de heidenen en christenen met elkaar moeten leven in de stad van de mens.”
De godsdienstsocioloog bepleitte een invulling van het publiek domein waar plaats is voor een verscheidenheid aan religies die elkaar mogen beconcurreren zonder dat zij daarmee hun inhoud hoeven in te leveren. „Er zijn twee mogelijkheden: ofwel een seculiere staat die vrij is van religie en deze aan banden legt, ofwel een pluralisme zoals we dat aantreffen in Turkije, India en Indonesië: seculiere staten waarin de ene religie niet bevoordeeld wordt boven de andere.”
De rol van de staat is dus groot en volgens Casanova dient daarbij het besef te groeien dat er niet slechts één seculier model is waarbij het seculiere domein datgene is wat niet-religieus is. Het seculiere wordt mede bepaald door ons idee over wat religie is; vandaar ook de verschillen tussen bijvoorbeeld de VS en Europa en tussen Turkije en Frankijk. Er zijn verschillende seculiere modellen mogelijk en verschillende trajecten die landen kunnen volgen zoals Turkije laat zien dat op diverse punten een steeds verdergaande secularisering vertoont en tegelijkertijd een grotere invloed van islamitisch gedachtegoed op de politiek kent.
Natuurlijk komt de obsessie met islam ook vanwege de link met terrorisme al is het maar doordat er groepen moslims zijn die stellen (onder meer) vanuit de islam geïnspireerd in hun gewelddadige acties. De islam zou daarbij volgens sommigen zoals Amanda Kluveld gewelddadiger zijn dan bijvoorbeeld het christendom of het jodendom. Iemand als Chris Rutenfrans beaamt dit en stelt zelfs dat de islam intrinsiek gewelddadiger zou zijn, terwijl Cliteur stelt dat iedere religie een gewelddadige essentie heeft. De realiteit is oneindig veel complexer. Weliswaar is er geen enkele causale relatie tussen het voorkomen van geweld en religie, de stelling dat religie intrinsiek niet gewelddadig is, is ook niet vol te houden en evenmin dat een seculiere samenleving geen vormen van geweld kent die legitiem geacht worden. Geweld is echter niet het enige probleem dat aan religie of aan extremistische religie wordt toegeschreven. Een ander probleem zoals Thijs Kleinpaste (D66) en Marcel Duyvestijn (PvdA) betogen is dat religie teveel invloed zou hebben:
Wat doet God met mijn belastingformulier?
Die hoge status van religie in een seculiere samenleving zou komen omdat we het geloof in God hoger waarderen dan ‘willekeurig welke andere mening’. Dat laatste, het reduceren van religie tot een mening doet zeker geen recht aan religie waarin mensen gesocialiseerd worden en waarin rituelen, betekenisgeving en ervaringen een grote rol spelen. Begrijpelijk dan ook dat net dat punt op grote tegenkritiek vanuit religieuze hoek kan rekenen. Een beter voorbeeld van religieuze ongeletterdheid is bijna niet denkbaar of is het juist een uitstekende schets van wat religie heden ten dage nog is voor een groot deel van de bevolking? Dat zien we terug in een recent interview met Jeanine Hennis van de VVD. ‘Doe niet zo hysterisch’ – DePers.nl
Nou is het pleidooi voor een ‘meer beschouwend debat over de scheiding kerk-staat’ zo slecht nog niet; dat is namelijk nog nooit gebeurd in alle jaren islamdebat. Ook in haar opvattingen zien we een pleidooi voor (verdere) secularisering van religie; wat er overblijft is vrijheid van vergadering en meningsuiting. Dat haar seculiere opvattingen mede mogelijk zijn gemaakt door de vrijheid van religie wordt dan even vergeten; haar stellingname komt voort uit de observatie dat religie (nog steeds) ver is doorgedrongen in de staat. Dat is niet onterecht maar het geeft de staat juist de mogelijkheid religie te reguleren en te monitoren en mede de eigen identiteit van religieuze organisaties te bepalen. Een ander aspect dat ook in haar opvattingen terug te vinden is het aspect van vrije wil. Het klopt dat religies als islam en christendom mede gericht zijn op het disciplineren van mensen. Daarmee spreekt ze overigens zichzelf tegen want dat geeft aan dat religie meer is dan een mening en organisaties, maar dat is juist ook het probleem voor haar. Religie is niet slechts een mening in haar opvattingen en die van Kleinpaste en Duijvestein; religie moet verder terug gedrongen worden zodat het nog maar een mening is. De huidige vorm beperkt volgens Hennis de vrije wil van mensen; zelfs van kinderen. Nou gebeurt dat altijd in de opvoeding, maar wanneer dat vanuit religieus oogpunt gebeurt is dat blijkbaar problematisch.
Secularistische confessionalisering
Uiteindelijk zijn de discussies over religie terug te herleiden tot Casanova’s stellingname dat we kunnen kiezen uit een seculiere staat die religie uit het publieke domein verbant of voor een pluralistisch model. Daarmee wordt de staat eigenlijk opnieuw confessioneel maar dan in de zin dat ze secularistisch wordt en dat model ook oplegt aan het volk en de individuele burger. Het is daarmee geen neutraal model aangezien men religie uitsluit omdat het religie is. De tweede optie is pluralistisch model waarin de staat geen levensbeschouwing (dus ook niet de secularistische) bevoordeeld boven een andere.
Afgaande op de islamdebatten en wat in deel twee is gezegd over culturalisme neigen we op dit moment naar de eerste variant. De discussie over de scheiding kerk-staat en levensbeschouwing en het publieke domein wordt gevoerd vanuit een secularistisch kader over de rug van de islam heen waarbij de islam staat voor alles wat Nederland idealiter niet zou zijn: geen vrije wil, geen vrijheidsrechten en geen gelijke rechten voor mannen en vrouwen. Dat is een aspect waar Casanova niet of nauwelijks op inging tijdens de discussie na de lezing, maar dat wel degelijk van belang is beaamde hij later. Deze cultuurretoriek promoot zo een gehomogeniseerde en geïdealiseerde visie op de nationale morele gemeenschap en leidt tot uitsluiting (of insluiting op voorwaarden) van migranten. De voortdurende nadruk op moslims als buitenstaanders die zich zouden moeten aanpassen aan dit vanzelfsprekende ideaalbeeld heeft geleid tot wat Schinkel de paradox van integratie noemt. Migranten zijn onvermijdelijk onderdeel van de samenleving, maar tegelijkertijd ook buitenstaanders die aangepast moeten worden om te kunnen behoren tot de morele gemeenschap. Tegelijkertijd blijven zij, als allochtoon, buitenstaanders omdat met die term ook tweede en zelfs derde generatie als buitenstaander gecategoriseerd wordt. Dat is ideaal voor politici want dan kunnen zij blijven hameren op de onaangepastheid en onintegreerbaarheid van moslims. Op die manier krijgt men stemmen, status en tegenwoordig zelfs regeermacht en kan men ervoor zorgen dat moslims en/of migranten zich koest houden waardoor de huidige status quo gehandhaafd blijft en politici daadkrachtig blijven in een situatie waarin ze dat om allerlei redenen (zie onder mondialisering) helemaal niet meer kunnen zijn.
Dat bewijst ook die recente discussie over de hoofddoek weer. Sterker nog, die laat eigenlijk zien dat politici eigenlijk niet in staat zijn tot ook maar iets constructiefs. Weliswaar bedoelde Hennis niet alleen de hoofddoek als religieus symbool, maar het is wel het enige symbool dat ze noemt. Sterker nog het is het enige symbool dat ooit iemand noemt. Klaarblijkelijk zijn Nederlandse politici niet alleen niet in staat om iets te bewerkstelligen voor sociale cohesie, ze zijn niet eens in staat tot een ‘meer beschouwend debat’ over de plaats van religie en over het management van religieus pluralisme. In daarvan bedrijft men schijnpolitiek over de rug van vrouwen en moslims heen.
Deze entry is deel van een serie: De mislukking van het anti-multiculturalisme
Deel I – Windmolens
Deel II – Perverse culturalisering
Deel III – Post-secularisme
Deel IV – Secularistische intolerantie (verschijnt volgende week)
Internetafgedwaald vanuit een opmerking van Evert van de Zweerde tijdens ‘symposium Vriendschap’ ben ik bij dit artikeltje terechtgekomen.
Ik wil even een persoonlijke opmerking over symbolen kwijt.
Inderdaad gaat het (te) vaak over hoofddoekjes. Ik wil het even over een kruisje hebben. Een psychologe die ik als client bezocht had een glanzend gouden kruisje om haar nek. Ik betrapte me erop, dat dit me irriteerde. (Misschien kan ik het effect vergelijken met een sms die in hoofdletters geschreven wordt. Je kan er niet omheen, je af te vragen, wat de ander hiermee wil uitdrukken. Ik ben in een Christelijk gezin opgegroeid, maar heb helemaal niets met de mens-God-Jesus-gekruisigde) Alhoewel voorstander van explicitering van onderliggende waarden, kon ik het symbool niet anders dan ‘opdringerig’ ervaren. Een T-shirt met ‘ ik houd van poezen’ zou ons gesprek niet beinvloed hebben. Het kruisje leek mij een waarschuwing: ‘denk eraan, ik denk /benader mensen vanuit een Christelijke achtergrond’. Ik kan helaas niet aan iets moois/ het goede denken bij dat kruis. Wil ik dat op zo’n moment? Alhoewel ik de ander beter kan inschatten met diens expliciete verwijzing, wil ik toch liever vanuit een meer neutrale, professionele opvatting benaderd worden. Mijn invulling van ‘professionaliteit’ is schijnbaar zodanig, dat ik van de ander verwacht, dat ie een meta-positie probeert in te nemen, zijn sterke overtuiging niet laat overheersen in zijn benadering.
Mijn irritatie is een indicator voor een/mijn impliciet standpunt,
waar ik beslist nog verder over na zal denken.