Het spektakel Marianne Vaatstra: Een Nederlander snijdt geen keel door
Zwarte man versus blanke vrouw, elite versus volk, stad versus platteland. Martijn de Koning betoogt dat het spektakel rond de moord op Marianne Vaatstra in 1999 al de kenmerken vertoonde van het latere integratie- en islamdebat.
‘Een keel doorsnijden, dat is iets wat een Fries niet doet’, schrijft columnist Pim Fortuyn oktober 1999 in Elsevier. ‘In het dorp gingen onmiddellijk geruchten dat het een buitenlander moest betreffen, uit een andere cultuur, en ja, die woonden in het asielzoekerscentrum buiten het dorp. Een redelijke gedachte.’
Fortuyn heeft het over de moord op Marianne Vaatstra die in het voorjaar heeft plaatsgevonden. Aanleiding voor zijn stukje is dat een week eerder inwoners van Kollum een hoorzitting hebben verstoord over de verplaatsing van het asielzoekerscentrum naar een andere locatie in de buurt. Dat is in deze periode niet uniek. Door het hele land is er fel protest van comités, soms beïnvloed door radicaal-rechts, die zich verzetten tegen azc’s. Een geluid dat dan nog niet of nauwelijks wordt vertolkt door geaccepteerde politieke partijen.
Inmiddels, dertien jaar later, lijkt het erop dat we de dader niet in het azc moesten zoeken, maar in het nabij gelegen Oudwoude. Dat is schrikken, of zoals een inwoonster van Zwaagwesteinde het verwoordt: ‘Toen iedereen hier dacht dat de dader uit het asielzoekerscentrum kwam, gaf dat tenminste nog enige rust. Je wilt niet dat het een vader van hier is.’ (Trouw, 20-11-12).
Vaak wordt verwezen naar de aanslagen op 11 september 2001 als het moment dat de discussie over islam en integratie echt verhit raakte. Maar terugkijkend naar het spektakel rondom de zaak-Vaatstra, kunnen we vaststellen dat de eerste tekenen van het post-9/11-tijdperk al eerder zichtbaar zijn.
Dat de keel van Marianne is doorgesneden, klopt niet, zo blijkt later, maar destijds was dit kennelijk een heel aansprekend aspect van de moord, want in talloze vroege krantenberichten komt het terug. De Telegraaf (7-5-99) haalt als een van de eerste landelijke kranten een dorpsinwoner aan die het vermoeden uitspreekt dat de manier waarop het slachtoffer is vermoord iets te maken heeft met het azc en zijn bewoners: ‘Dat lijkt me eerder thuis te horen in Oost-Europa.’ Het Parool (14-5-99) noemt daarna een dorpsinwoner bij naam die stelt: ‘Haar keel was van oor tot oor gesneden, zoiets doet een Hollander niet. Da’s meer iets voor het asielzoekerscentrum, dat ligt in hun cultuur. Nederlanders zouden misschien steken of wurgen.’
In de daaropvolgende berichtgeving blijft deze redenering terugkomen. En gaandeweg zien we dat een link wordt gelegd met het onbehagen over de multiculturele samenleving en met het idee dat zaken niet benoemd mogen worden. Het gaat ook al snel niet meer over Oost-Europeanen, maar bijvoorbeeld over een ‘islamitische dader’ (Elsevier, 24-6-00) en ‘een typisch Arabische rituele slachting. Hollanders wurgen liever’. (Dagblad van het Noorden, 30-10-00). Peter R. de Vries brengt een reconstructie met twee donkere mannen die een snijdende beweging maken, met hun vingers langs hun keel. ‘De keel doorsnijden’ wordt een zich herhalend patroon en is een voorbeeld van het idee dat er een directe relatie bestaat tussen cultuur en etnische identiteit enerzijds en criminaliteit anderzijds.
Cultuurdenken
Meer algemeen is het een voorbeeld van cultuurdenken; iets dat destijds en later niet beperkt blijft tot Zwaagwesteinde. In de jaren 90 worden van links tot rechts vraagtekens gezet bij de etnische diversiteit. ‘Mensen met een andere cultuur’ zouden de maatschappelijke samenhang bedreigen doordat culturele verschillen garant zouden staan voor conflicten.
In dit cultuurdenken is iemand die in Marokko is geboren en naar Nederland verhuist, een Marokkaan die een Marokkaanse cultuur heeft. En verder niets. Wat hij of zij doet, vooral datgene dat als afwijkend wordt gezien, is gerelateerd aan of wordt zelfs veroorzaakt door die cultuur. Dat geldt ook voor zijn nakomelingen in Nederland. Dat Marokkanen geen homogene, duidelijk herkenbare eenheid vormen en dat andere identiteiten ook van belang zijn, dat wordt vergeten. Evenals het feit dat mensen geen gevangenen zijn van hun cultuur.
Dat dit cultuurdenken in Nederland in de jaren negentig meer opgeld doet dan elders, blijkt wel uit het feit dat geen enkel ander land in Europa dan al zo veel onderzoek doet naar de relatie tussen etniciteit en criminaliteit; ook al blijkt keer op keer dat die zeer moeilijk hard te maken is.
Maakte het voor Marianne Vaatstra verschil of zij vermoord en verkracht werd door een asielzoeker of een autochtone dorpsgenoot? Voor het publiek klaarblijkelijk wel, ook gezien het feit dat de haatgevoelens jegens asielzoekers destijds in schril contrast staan tot de gevoelens van mededogen die nu uitgaan naar het gezin van de mogelijke dader.
Wanneer we het cultuurdenken in de zaak-Vaatstra ontleden, door te letten op het taalgebruik, zien we de tegenstellingen die in het latere integratie- en islamdebat een grote rol gaan spelen: zwarte/buitenlandse mannen versus blanke/autochtone vrouwen, elite versus volk én stad versus platteland. Dat de moord op Vaatstra snel met asielzoekers in verband wordt gebracht, sluit aan bij een traditioneel xenofoob angstbeeld: de vreemdeling met zijn ongetemde seksuele drift die ‘onze’ vrouwen bedreigt en die moet worden geweerd of beschaafd gemaakt.
Het is een angstbeeld dat ook tekenend is voor de wijze waarop tegenwoordig Europa als morele gemeenschap wordt gedefinieerd. In het artikel ‘Sexual politics, torture, and secular time‘ (PDF) uit 2008 in het British Journal of Sociology, laat de Amerikaanse filosofe Judith Butler zien dat Europa wordt voorgesteld als het voorbeeld voor seksuele vrijheden en moderniteit die moeten worden beschermd tegen verschijnselen als genderongelijkheid, eergerelateerd geweld, huiselijk geweld en gedwongen huwelijken. Niet dat die fenomenen niet bestaan, maar ‘de cultuur’ van migranten wordt er ten onrechte mee gedefinieerd. Wanneer een immigrant maatschappelijk opklimt, is dat ineens niet meer zijn cultuur, dan is dat integratie. ‘Onze’ waarden en normen (in het geval van autochtonen wordt slechts zelden gesproken over cultuur) zijn beter dan ‘hun’ cultuur.
Een concrete variant van deze tegenstelling zou in het post-9/11-tijdperk de film Submission worden, van Ayaan Hirsi Ali en Theo van Gogh. Hiermee presenteerde Hirsi Ali zich als vrije en liberale (ex-moslim)vrouw, die onderdrukte moslimvrouwen wilde bevrijden van moslimmannen. De consequenties van deze manier van denken zijn echter veel groter dan uitingen als deze film. Zoals veel onderzoekers en commentatoren hebben laten zien, was een belangrijke legitimering voor de hele War on Terror het idee dat Arabische vrouwen bevrijd moesten worden van hun vrouwonvriendelijke culturen (PDF).
Lakse elites
Een tweede tegenstelling die in Nederland in het eerste decennium van deze eeuw dominant zou worden, speelt ook al in de controverse rond Marianne Vaatstra: de politieke elite (inclusief het Openbaar Ministerie) en beleidsmakers die ervan worden beschuldigd dat zij ‘de waarheid’ over Marianne Vaatstra verdoezelen om de multiculturele samenleving in stand te houden versus ‘het volk’ dat zijn paradijs verstoord ziet door vreemde culturen en die lakse elites. Deze oppositie zal later terugkomen in het populisme van Fortuyn, Verdonk en Wilders. Die stonden een beleid voor waarin, zo claimden zij, de wil van het volk prevaleert boven de belangen van de elite.
In het gedachtengoed van Wilders, Fortuyn en Verdonk zijn, zij het op verschillende wijzen en in verschillende mate, cultuurdenken en populisme vermengd geraakt. Maar niet alleen bij hen. Vrijwel alle politieke partijen beschouwen vandaag de dag de cultuur van de migrant en de islam als problemen waarmee iets moet gebeuren. Een voorbeeld is de huidige PvdA-minister Lodewijk Asscher die in 2005 stelde: ‘We moeten liberale stromingen dus steunen, en streven naar een Hollandse islam.’ (de Volkskrant, 11-2-05). Het is moeilijk dit soort ideeën te weerleggen. Wie probeert er iets tegen in te brengen, bijvoorbeeld door te wijzen op de al bestaande liberale islam, gaat onbedoeld toch mee in het idee dat de islam een probleem is en bevestigt de tegenstelling nog eens.
Verstoord paradijs
Die tegenstellingen tussen de buitenlandse man en de autochtone vrouw en tussen het volk en de elite, werken in de zaak-Vaatstra nog sterker in combinatie met een derde: het platteland versus de stad. Zoals Peter Geschiere liet zien in zijn boek The Perils of Belonging (2009), berust autochtoniteit op een ideaal van zuiverheid en de zuivere Nederlander is degene die hier ‘het eerst’ was. Zwaagwesteinde wordt na de moord gepresenteerd als het paradijs waar iedereen elkaar nog kent, van echte Friezen, tot voor kort niet verstoord door allerlei zaken die de stad wel kent: criminaliteit, migratie, anonimiteit, enzovoorts. Dat was duidelijk onzin en is ook door dorpsinwoners en de politie in sommige stukken ontkracht. Niettemin, het beeld van het ‘verstoorde paradijs’ (Elsevier, 21-7-01 online 22-5-12) overheerste.
Het aanwijzen van de asielzoekers als dader is vooral een teken dat we het fictieve ideaalbeeld van ons land hoog wilden houden, hier gesymboliseerd door het dorpje Zwaagwesteinde en de mooie, blanke, donkerblonde Marianne Vaatstra. De latere discussies over de islamisering van Nederland, sharia en bijvoorbeeld de gezichtssluier zijn een variant op het verstoorde paradijs: een land dat zijn eigenheid zou verliezen door te veel islam.
Wanneer onderzoekers en commentatoren het hedendaagse islamdebat willen analyseren en verklaren, wordt vaak verwezen naar de aanslagen van 11 september 2001, de moord op Theo van Gogh en de rol van politici als Fortuyn en Wilders. Terecht, maar duidelijk moge zijn dat dat debat een intensivering is van geluiden en gevoelens van onbehagen die er al langer waren en die vervolgens slechts meer geaccepteerd zijn geraakt. De moord op Marianne Vaatstra dateert van 1999: voor Paul Scheffers’ multiculturele drama, voor de El Moumni-affaire (een imam die zich negatief uitliet over homoseksualiteit), voor 9/11, voor Fortuyn en voor de moord op Theo van Gogh.
De drie tegenstellingen in de zaak-Vaatstra leenden zich uitstekend voor politieke exploitatie. De controverse is daarmee een van de vele spektakels die een bedrieglijke plausibiliteit en vanzelfsprekendheid verschaften aan het cultuurdenken. Zo was deze zaak een voorloper van de sociale verdeeldheid waarin we vandaag de dag nog steeds gevangen zitten.
Dit stuk was eerder te lezen in de Volkskrant-bijlage Vonk, zaterdag 24 november 2012
De kranten en de asielzoekers
‘De politie heeft ( ) een sectie van 24 ME’ers achter de hand gehouden om bij ordeverstoringen bij het asielzoekerscentrum de Poelpleats in Kollum direct in te kunnen grijpen. De maatregel is genomen vanwege de geruchten dat de dader van de moord op Marianne Vaatstra onder de asielzoekers gezocht zou moeten worden.’
Leeuwarder Courant, 15 mei 1999
‘In Zwaagwesteinde wordt met verbijstering gereageerd op de uitslag van de dna-test waarmee vaststaat dat de 26-jarige Irakees Marianne Vaatstra niet heeft vermoord. Velen in het dorp hadden gehoopt dat met de arrestatie van deze man de moord op het meisje opgelost zou zijn.’
Leeuwarder Courant, 15 oktober 1999
‘De Kollumer asielzoekers hebben zich erbij neergelegd. Ze zoeken naar manieren om met de verdachtmakingen om te gaan. ( ) Alleen durven ze niet meer. Met een gebogen hoofd lopen de asielzoekers door de supermarkt en de winkelstraat. Om maar niemand aanstoot te geven.’
Leeuwarder Courant, 24 december 1999
‘Direct na de dood van Marianne Vaatstra was duidelijk dat er wel degelijk concrete vermoedens waren in de richting van figuren uit het azc. Die figuren hadden zich verdacht gedragen. ( ) Daar komt bij dat steeds duidelijker wordt dat een flink deel van degenen die verblijven in azc’s geen echte asielzoekers zijn maar gelukszoekers.’
Leeuwarder Courant, opinieartikel van een eigen redacteur, 10 augustus 1999
‘De politie heeft het onderzoek in de moord op Marianne Vaatstra uitgebreid naar het asielzoekerscentrum (azc) in Kollum. Volgens de politie gaat het om ‘uitbreiding van het buurtonderzoek.’
Nieuwsblad van het Noorden, 11 mei 1999
PS
Als toetje, beluister de volgende zeer interessante radiodocumentaire van Joost Wilgenhof bij HollandDoc. Joost Wilgenhof schetst een beeld van een brute moord in het dorp Emmerschans, waarin het saamhorigheidsgevoel een groot goed lijkt en waar buitenstaanders met argusogen worden bekeken. Twee ingrijpende gebeurtenissen wakkeren het saamhorigheidsgevoel in Emmerschans aan. Eerst het fantastische eeuwfeest. En dan de gruwelijke moord op een bejaarde buurtbewoonster. DNA-onderzoek brengt een ongewenste uitkomst.
Whahahahah,die gaan echt af als een reiger, nu blijkt dat een Nederlander wel kelen doorsnijd.
Nu moet er zeker weer compassie getoond worden met deze Friese boer die notabene elke zondag naar de kerk gaat en notabene zijn vrouw 13 jaar geleden bedrogen heeft.
Soms lijken het net mensen.
Fryslân Boppe :)…de vriezen zullen na het lezen van dit stuk wel helemaal de weg kwijt zijn. Uit schande zullen ze gewoon Nederlands spreken en hun Friese vlag de prullenbak in gooien. Skutsjesilen word vervangen voor het voetballen…en de ‘echte Hollanders’ zullen wel roepen dat de Friezen zelf ook allochtonen zijn omdat ze zich niet willen aanpassen aan de rest van Nederland!