Integratie en Superdiversiteit in Amsterdam
Vandaag in de bijlage Vonk van de Volkskrant mijn stuk over integratie waarin ik verder borduur op de kritiek die Nadia Bouras, Jurriaan Omlo en Cinan Cankaya eerder al publiceerden. Ik doe dit door het te plaatsen in de context van natie-staatvorming en het ideologische kunstmatige onderscheid tussen De Samenleving en De Migranten zoals ook Willem Schinkel, Edien Bartels en Anton van Harskamp al diverse malen gedaan hebben.
Eén van de recente verschuivingen in de aandacht van onderzoekers naar migratie en transnationalisme is het idee dat er na 1990 een enorme versnippering is opgetreden in de achtergronden van migranten op etnisch, taalkundig, cultureel, religieus gebied. Deze ‘superdiversiteit’ zoals dat genoemd is door socioloog Steven Vertovec, maakt het onmogelijk om helder en eenduidig antwoord te geven op de vraag wie de migranten zijn. De stad Amsterdam is de eerste stad in Nederland waar minder dan de helft van de bevolking autochtoon en de superdiversiteit zorgt ervoor dat er geen nieuwe meerderheidsgroep zou komen. Dat heeft grote consequenties voor het idee van integratie waar zowel linkse als rechtse politici nog geen enkel antwoord op hebben.
In Nederland werkt met name hoogleraar aan de VU, Maurice Crul, aan het thema van superdiversiteit. In zijn oratie pleitte hij voor een nieuwe visie op integratie met drie pijlers die ik er even uit licht:
- Een nieuwe visie moet een antwoord bieden op de belangrijkste kritiek op het multiculturalisme: de kritiek op tolerantie voor conservatieve opvattingen over man-vrouw verhoudingen. Voor Crul is dat antwoord gelegen in emancipatie en het creëren van maatschappelijke voorwaarden daarvoor.
- Voorafgaand aan emancipatie komen kansen. Er moeten voorwaarden geschapen worden zodat tweede en derde generatie migranten hun emancipatoire rol kunnen waarmaken tegenover conservatieve krachten.
- Er moet een open maatschappelijk klimaat komen. Helaas, zo stelt Crul, is dat klimaat de afgelopen jaren mede door de politiek, juist minder open geworden. De grenzen tussen groepen worden sterker en mensen houden afstand tot degenen die niet tot de eigen groep zouden behoren. Opvallend, en zorgwekkend, is dat in Nederland met name de hoogopgeleiden (autochtonen en allochtonen) het laten afweten terwijl ze elders in Europa juist het voortouw nemen in het doen vervagen van etnische scheidslijnen.
In relatie tot integratie is het interessante hier dat de notie van superdiversiteit het idee van integratie waarbij nieuwkomers zich aanpassen aan de ‘Nederlandse waarden en normen’ volkomen onzinnig maakt.
- In Amsterdam zijn autochtonen niet in de meerderheid; moeten alle andere minderheden zich aan die ene minderheid aanpassen?
- De groep met de meest lange en stabiele woongeschiedenis in Amsterdam, zijn Marokkaans-Nederlandse vrouwen. Zijn dat dus de echte Amsterdammers?
- Het miskent dat de samenleving juist diverser wordt, ook door verdergaande individualisering.
- Toen het vooral ging over Turkse, Marokkaanse en Surinaamse migranten was het wellicht makkelijk en overzichtelijk om het dienstenaanbod en overlegstructuren aan te passen; maar hoe ga je dat nu doen met een schier onoverzichtelijke range aan minderheden en organisaties?
Een uitzending van AT5 met Maurice Crul, over superdiversiteit gaat op deze issues in.
Zie ook het boek dat Crul met anderen schreef over superdiversiteit.
In 2011 organiseerde Kosmopolis een conferentie over superdiversiteit. Informatie en bijdragen kun je HIER vinden.
Mijn Volkskrant – Vonk bijdrage komt in de loop van de week op deze site.
“Opvallend, en zorgwekkend, is dat in Nederland met name de hoogopgeleiden (autochtonen en allochtonen) het laten afweten terwijl ze elders in Europa juist het voortouw nemen in het doen vervagen van etnische scheidslijnen.”
Dit roept bij mij twee vragen op (vooral gericht op de allochtone groep):
1. Kan dit komen door een gevoel van onmacht op een positie waar je juist zelf zou verwachten dat je voor verandering zou kunnen zorgen.
Wellicht vergelijkbaar met het integratieparadox: hoog-opgeleiden komen erachter dat er een etnische glazen plafond is..
(Ondanks je hoge opleiding, taalbeheersing, economische voorspoed etc. blijft je altijd ‘de ander’)
2. Sageman deed onderzoek onder 382 terreurverdachten en stelde “ze lijken op ons, ze vallen niet op… [..] want 90% komt uit gewone gezinnen, driekwart uit de middenklasse. Ze zijn goed opgeleid, hebben goede banen als ingenieur en architect, spreken meerdere talen en de meeste plegers van aanslagen waren oorspronkelijk niet erg religieus. Geen van hen heeft een psychische afwijking. [..] Wat ze verder gemeen hebben, is dat ze veelal in het buitenland zijn geradicaliseerd. [..] Ze kregen er heimwee, konden zich niet aarden, voelden zich verloren, miskend.”
Ik denk niet dat er radicalisering optreedt bij deze groep, maar wel dat het proces dat Sageman beschrijft een zeer reële mogelijkheid is. Een soort van ‘learned helplessness’ dus..
Tweede punt kan wellicht niet als directe verklaring gelden voor waarom de autochtone groep zich afstandelijk houdt… Maar mechanisme erachter zou wel ook bij deze groep kunnen optreden denk ik zo maar..