Geluk zoeken, racisme en nationalisme – De dehumanisering van vluchtelingen
We zijn eraan gewend. Iedere cultuur een eigen afgebakend gebied en de mensen van die cultuur wonen daar en niet elders. En blijven daar. We mogen de wereld graag indelen in overzichtelijke soevereine hokjes die duidelijk van elkaar afgegrensd zijn en waar mensen geworteld zouden zijn (natuurtaal is nogal veelvoorkomend hier). En we mogen graag denken dat dat de natuurlijke orde is waarbij plaats, cultuur en volk als vanzelfsprekend bij elkaar horen. Lekker overzichtelijk, maar zo werkt het natuurlijk niet en er is natuurlijk niks natuurlijks aan. Mensen reizen, als toerist, als emigrant, als zakenlui en als mensen met een, al dan niet vreedzame, missie.
Dat is niet allemaal hetzelfde zult u zeggen. En dus moeten we onderscheid maken. Dat zou kunnen, maar dat onderscheid maken is niet neutraal. Het is nauw verbonden met racisme, nationalisme en andere ideeën van hoe Wij zijn en hoe Wij ons gedragen.
De regulering van vluchtelingen
Er is niemand in paniek wanneer er jaarlijks een miljoen toeristen naar Amsterdam komen: dat is simpelweg een organisatorische kwestie. Dan gaat het om mensen die we vrij toegang geven, van wie we hopen dat ze hier (veel) geld uitgeven en dat ze hier voor korte blijven. Anderen zoals expats blijven langer maar zijn hoger opgeleid dan veel anderen en zouden ook veel geld uitgeven. In de categorieën toerist, zakenlui en expats gaat het vooral om mensen uit Westerse landen, veelal wit en hoogopgeleid. Daar hanteren we dus andere regimes voor dan voor mensen uit conflict- en rampgebieden. En dat is deels dus de kracht van de labels: we identificeren een groep mensen die we liever niet hebben (laagopgeleid, niet wit, arm), daar plakken we een label op (we objectiveren ze) en dan worden ze onderwerp van beleid.
Dat beleid bestaat bij vluchtelingen uit het faciliteren van terugkeer voordat het veilig is, ze als tweederangsburger in asielprocedures houden en ze na jaren alsnog uitzetten. Ook zetten we visa- en asielprocedures op en schuiven we het organisatorische en humane probleem naar de regio’s (waar vervolgens gekort wordt op de opvang).
Waar de vluchtelingen in de regio worden opgevangen noemen we ze ‘vluchtelingenkampen’ en wanneer ze hier in Nederland worden opgevangen heten ze ‘asielzoekerscentra’. Daarmee hebben we de mensen in kwesties verschillende transformaties doorgemaakt die erop neer komen dat ze in een westerse bureaucratisch systeem van organiseren en labelen terecht zijn gekomen. Het bij elkaar zetten van mensen, of dat nu in kampen of centra gebeurt, zorgt ervoor dat de overheden en NGO’s de mogelijkheid hebben de mensen te reguleren, controleren en ze tegelijkertijd zichtbaar te maken en af te schermen als een humanitaire, politieke, sociale en gezondheidskwestie. (Aan het einde en vlak na de Tweede Wereldoorlog werden ze ook nog behandeld als militaire kwestie en verschillende werk- en concentratiekampen werden omgetoverd tot verzamelcentra voor vluchtelingen). De mensen zijn daarmee vaak een probleem van Afrika of het Midden-Oosten en voor het westen.
Bij vluchtelingen is daarbij het taalgebruik echt anders dan bij de andere categorieën mensen. Er wordt over hen gesproken als ‘ontworteld’, ‘onrein’, ‘immoreel’, ‘crimineel’, ‘terroristisch’ en ‘gelukzoekers’. In plaats van als, bijvoorbeeld, mensen die hun recht op het nastreven van geluk opeisen (want laten we wel wezen, in welk hokje we geboren worden en in welke locatie is niet echt onze verdienste maar bepaalt wel onze toekomst).
De ideale vluchteling
Dat soort termen laat ook zien dat het in onze voorstellingen en representaties van vluchtelingen gaat over ideeën wat voor personen dit zijn: ze zijn niet rijk, hebben ‘een andere cultuur’ en ze gedragen zich op een bepaalde manier. Dat wil zeggen in ieder geval niet met iPhones, geweld, enzovoorts. Het is niet zo dat het telkens gaat om het over één kam scheren van alle mensen die deze kant op komen vanuit het Midden-Oosten. De term ‘vluchteling’ zorgt niet alleen voor generalisering, maar ook voor differentiatie. Het leidt namelijk tot een voortdurende discussie over zogenaamde ‘echte’ vluchtelingen (die doorgaans in taalgebruik een iets respectvollere behandeling krijgen) en de ‘economische’ vluchteling (die vooral als ‘gelukzoeker’ en dergelijke wordt getypeerd). De achterliggende kwestie daarbij is de vraag wie heeft recht op onze zorg en compassie. Voor sommige mensen hier zijn dat in ieder geval niet de moslims. Ook hier spelen opvattingen over ‘cultuur’ en nationalisme weer een grote rol. Als we dan mensen opnemen is het dan ook een teken van ‘hoe barmhartig Nederland is’ zoals PVDA-leider Samson afgelopen week zei. Of we zouden juist volstrekt naïef zijn omdat we dan onderscheid tussen echte vluchtelingen en economische vluchtelingen of zelfs terroristen niet goed zouden maken.
Het gaat ook om toegeschreven persoonlijke eigenschappen van de ‘goede’ vluchteling. De ‘goede’ vluchteling is dankbaar (voor onze barmhartigheid), heeft geen grote mond (en klaagt vooral niet over deze samenleving want dat is ondankbaar), claimt niet allerlei rechten (ook niet wanneer deze zogenaamd universeel zijn) en gebruikt geen geweld (ook niet na dagen opgesloten te hebben gezeten in erbarmelijke omstandigheden). En natuurlijk moeten ze van ‘onze’ vrouwen afblijven. Met andere woorden, een ideale vluchteling is een vluchteling die het onderscheid ingezetenen en buitenstaanders niet in de war schopt en zich schikt in een onderdanige positie in de sociale hiërarchie waarin witte autochtone ingezetenen die geen moslim zijn bovenaan staan.
Dat zien we ook bij degenen die de komst van vluchtelingen proberen te verdedigen. Men wijst, terecht overigens, op de bijdrage die vluchtelingen zouden kunnen leveren aan de samenleving, dat vluchtelingen niet alleen armoezaaiers zijn maar ook artsen, ingenieurs, enzovoorts; met andere woorden de vluchteling als verrijking. Maar ook hier gaat het om de vluchteling als instrument en object: hun functie is het verrijken van de samenleving en die zoeken we dan vooral in de goed opgeleide samenleving (op de een of andere manier is de vluchteling die vuilnisophaler wordt geen verrijking).
Gender
Interessant zijn ook de verbeeldingen over mannen en vrouwen. Vaak wordt erop gewezen dat het vooral mannen zijn die vluchten en als er vrouwen te zien zijn die gesluierd zijn, dan zijn het symbolen van een religie die we juist zouden willen weren. Het zet de mannen neer als onverbeterlijke agressievelingen die het op ‘onze’ vrouwen voorzien zouden hebben en de vrouwen als willoze maar toch ook gevaarlijke slachtoffers van een ongewenste religie of cultuur. Let wel bij ‘onze’ vrouwen gaat het dus niet om de zwarte en migrantenvrouwen en hun dochters, maar om de witte en autochtone vrouwen.
Dehumanisering
Wanneer het gaat om de categorie vluchtelingen uit het Midden-Oosten en Afrika gaat het om mensen die, in ieder geval symbolisch, centraal staan in de onzekerheden en culturele spanningen in de hedendaagse samenleving. De wereld is door mensen ingedeeld in natie-staten die zich kenmerken doordat de dominante groep daarbinnen een scherp onderscheid probeert te maken tussen ingezetenen en buitenlanders en tussen vriend en vijand. De komst van grote groepen vluchtelingen dreigt dat onderscheid in de war te schoppen: de buitenstaander is binnen en daarmee wellicht de vijand. Historisch gezien zijn het zwarte mensen, Joden, zigeuners en moslims die vallen onder de categorie Vreemdeling. Hedentendage zijn dat vooral moslims, Roma en zwarte mensen. Het zijn die categorieën die voortdurend als een probleem bevraagd worden in relatie tot discussies en beleid over integratie.
De vragen over vluchtelingen wel/niet als verrijking zijn een afleiding van waar het eigenlijk om gaat en onderdeel van het probleem. Het zou voor de opvang van vluchtelingen volstrekt irrelevant moeten zijn of de groep een verrijking is. Het gaat er om dat mensen op zoek zijn naar een beter leven en betere toekomst hetgeen grotendeels bepaald wordt door waar je geboren bent. Wat al die mensen gemeen hebben is dat ze uit tragische, gevaarlijke en armoedige situaties komen en hun recht op een goed leven en geluk nastreven. Men zoekt veiligheid, beter leven en geluk en er is geen reden om hen dat te ontzeggen omdat ze elders geboren zijn, andere kleur of cultuur hebben waar wij vervolgens allerlei doembeelden op projecteren.
Dat mensen zorgen hebben over de aantallen en de opvang is natuurlijk niet racistisch. Wat racistisch is, is mensen vrije toegang ontzeggen op basis van een door ons aan hen opgelegd idee over cultuur, kleur, religie, seksualiteit of gender. En het benoemen van vluchtelingen als wel/niet verrijkend is het reduceren van mensen voor eigen gewin. En daarmee onderdeel van het dehumaniseren van mensen; iets dat ook al gebeurt door de oorlog, bureaucratie en de vluchtelingenkampen ginder en hier.
Op die manier blijft de vluchteling een buitenstaander en de categorie van ingezetene blijft ‘onbesmet’. Het vertoog over de vluchtelingen zendt ook een belangrijke boodschap naar mensen die hier reeds wonen en ook zwart en/of moslim zijn: u mag dan wel in Nederland wonen, eigenlijk bent u ongewenst of hier om ‘ons’ te verrijken. Wat u zelf zegt en/of doet, doet er niet zoveel toe behalve als u in opstand komt want dan bent u symbool voor de dreiging, het multiculturele drama, enzovoorts. Welkom!
Islam is not a race, its a fascist ideology.
“We zijn er aan gewend. Iedere cultuur zijn eigen afgebakende gebied en de mensen van die cultuur wonen daar en niet elders. En blijven daar. We mogen de wereld graag indelen in overzichtelijke soevereine hokjes die duidelijk van elkaar afgegrensd zijn en waar mensen geworteld zouden zijn (natuurtaal is nogal veelvoorkomend hier) en denken dat dat de natuurlijke orde is waarbij plaats, cultuur en volk als vanzelfsprekend bij elkaar horen. Lekker overzichtelijk, maar zo werkt het natuurlijk niet en er is natuurlijk niks natuurlijks aan. ”
Goed beschreven en volgens mij ou het natuurlijk WEL zo moeten werken. Zo heeft het alle eeuwen ook gewerkt. Niet altijd en overal, maar wel meestal en bijna overal.
en oh ja, in die gebieden was het wèl redelijk vredig. Dit meld ik maar even, omdat er velen zijn die denken dat het in vroeger eeuwen altijd en overal barbarij en oorlog was. Wij denken dat wij bijzonder zijn omdat we al meer dan 70 jaar geen oorlog hebben. Maar dat gold voor de meeste tijden, zelfs tijdens de middeleeuwen was het leven voor menigeen op dat punt redelijk saai.
Nederland behoort tot dat deel van de wereld dat zich heeft omgevormd tot een ‘open samenleving’, i.t.t. menig ander gebied waar het nog immer een besloten samenleving is, zoals wij dat ook ooit waren. De tweede helft van de 20e eeuw genoten we zekere voordelen die in theorie gelden voor een open samenleving, maar tegenwoordig lopen we keihard tegen de nadelen ervan aan.
Het komt er, kort gezegd, op neer dat we in cultuur gewortelde ideeën mengen binnen één samenleving en net als in de chemie mengen niet alle ideeën zomaar.
En het hele idee dat we allen gelijk zijn geboren is uiteraard juist, maar vanaf de eerste minuut worden we als het ware ondergedompeld in een ‘cultureel bad’ en na twintig jaar zijn we mogelijk dusdanig verschillend van anderen in andere streken geworden dat je niet meer altijd kan spreken van gelijkheid. Dàt is de echte praktijk en dat heeft verstrekkende gevolgen voor wat vermenging vermag. En deze analyse heeft helemaal niks te maken met racisme, maar slechts met realisme.
Toch nog even doorzeuren.
“… Wat al die mensen gemeen hebben is dat ze uit tragische, gevaarlijke en armoedige situaties komen en hun recht op een goed leven en geluk nastreven. Men zoekt veiligheid, beter leven en geluk en er is geen reden om hen te ontzeggen omdat ze elders geboren zijn, andere kleur of cultuur hebben waar wij vervolgens allerlei doembeelden op projecteren. …”
Ja, er zijn (westerse!) filosofen die GELUKKIG KUNNEN WORDEN als RECHT hebben geponeerd. En ja, die notie is nogal doorgedrongen tot de UVRM. Maar de redenering erachter is gewoon krom. Er zijn wel degelijk redenen om dat niet te zien als recht of om daaraan niet altijd medewerking te verlenen. In elk geval is het principe in de natuur totaal afwezig. Daar is hooguit sprake van symbiose, dus van de ander iets toestaan omdat het je niks uitmaakt of je er zelfs merkbaar voordeel van hebt. Ook onze zo geroemde tolerantie is alle vroegere eeuwen vooral een kwestie van symbiose geweest en zeker waren de binnenkomende groepen nooit echt omvangrijk, de Belgen daargelaten, maar die stonden wel heel dicht bij onze cuturele normen en waarden.