Eén van wie? – Drie jaar lang undercover bij Nederlandse burgers
Maarten Zeegers schreef ‘Ik was één van hen – Drie jaar undercover onder moslims’: een journalistiek verslag van drie jaar lang leven in de Haagse Transvaalbuurt. Het boek geeft een inkijkje in het dagelijks leven van specifieke groepen bewoners door middel van anecdotes, verslagen van bijeenkomsten en impressies van het leven rondom zijn woning.
Veel hoofdstukken beginnen met een impressie van een nieuwe episode uit het leven van zijn buren, in het bijzonder zijn onderbuurman Salem. Het eerste hoofdstuk laat zijn entree in Transvaal zien en ieder volgend hoofdstuk laat een specifieke scene in Transvaal zien, variërend van sufis, tot een verkiezingsbijeenkomst (waar buiten jihadisten staan), een uitdrijving van geesten, enzovoorts. De inkijkjes zijn alleraardigst: het zijn kiekjes die zeer vlot geschreven zijn op een zodanige manier dat je je als lezer bijna een toeschouwer waant. Met name zijn verslag van het sufi-retreat in Engeland en de shiitische bloedrituelen spreken waarschijnlijk velen tot de verbeelding. In deze, natuurlijk veel te lange, bespreking zal ik eerst ingaan op de inhoud, vervolgens op de positie die de schrijver in het boek inneemt en vervolgens over de methode (spoiler: die verwerp ik).
Inkijkjesjournalistiek
Het boek van Zeegers past in een rijtje wat ik voor het gemak maar even het genre van de journalistiek van het alledaagse noem: het pretendeert een inkijkje te geven in de alledaagse leefwereld van specifieke groepen burgers. Voor wat betreft de Schilderswijk gingen velen hem voor. Er zijn diverse van dit soort inkijkjes verschenen in kranten en tijdschriften en ook in boekvorm zoals Eildert Mulder’s Zwijgende portieken van de Haagse Schilderswijk en Café Moghadishu van Robbert van Lanschot die bijvoorbeeld op vrijdagen Koranles volgde in moskee As Soennah. Allemaal claimen ze het andere Nederland te laten zien waarmee tegelijkertijd wordt aangegeven wie het beoogde publiek is. Immers, voor de inwoners van Transvaal is de wijk helemaal niet het andere Nederland: het is Nederland. Het publiek zijn de outsiders en meer in het bijzonder de witte Nederlanders. Het is alsof Zeegers zijn publiek wil meenemen in een wereld die écht anders is, of die hij als zodanig ziet:
Tram 11 rijdt vanaf Hollands Spoor via de Schilderswijk naar het aangrenzende Transvaalkwartier, een volkswijk die stamt uit de beginjaren van de twintigste eeuw. De bezichtiging van mijn toekomstige huurhuis, een week eerder, maakte mij bewust van een nieuwe werkelijkheid. Alsof ik heel mijn leven in een bubbel had geleefd.
Maar de Schilderswijk is natuurlijk niet zomaar een wijk (dat vinden veel bewoners ook, maar anders dan ik hier bedoel): het is een wijk die al jaren in het middelpunt van de aandacht staat in discussies over integratie, achterstandswijken, jihad en de oorlog in Syrië en de zogeheten radicale islam. Zeegers boek maakt duidelijk dat er in de Schilderswijk en Transvaal heus nog wel meer te vinden is dan dat (ook in termen van problemen overigens: opvallend in zijn boek zijn de vele mensen met torenhoge schulden en het hosselen om het hoofd boven water te houden). In de meest recente beeldvorming gaat het om islam, islam en nog eens islam. En voor Zeegers is islam dan ook de sleutel tot deze onbekende wereld:
De stad kent ook een andere werkelijkheid, die van de Schilderswijk en het Transvaalkwartier. Daar wonen de mensen die ze allochtonen noemen. Volgens officiële statistieken is 90 procent van de inwoners van buitenlandse komaf, maar als ik zo om me heen kijk, krijg ik het gevoel dat dit percentage in werkelijkheid hoger ligt. Driekwart van hen is moslim. Mijn intuïtie zegt dat als ik deze buurt wil leren kennen, ik zal moeten integreren. When in Rome, do as the Romans do.
Dat moet kunnen. De islam ken ik vanuit mijn tijd in Syrië.
Een dergelijke benadering betekent ook dat de mensen in zijn boek voortdurend tweedimensionale cartoonfiguren zijn; alleen zijn onderbuurman, Idriss en Oetman komen echt tot leven. Waarschijnlijk zijn dat de figuren die het meest dichtbij hem stonden. Typisch voor de alwetende schrijver die over de exotische ander schrijft zijn overigens ook de volgende zinnen:
Toen ik Oetman de dag voor Koningsdag vroeg of hij spulletjes ging verkopen op de vrijmarkt, antwoordde hij ontkennend: ‘Niet omdat het tegen de islam is, maar het is niet mijn feest.’ Daarnaast had ik niet verwacht dat er in Nederland plekken bestonden waar de islam zo’n dominante rol speelt in het openbare leven.
Deze twee zinnen komen na elkaar, maar worden niet op elkaar betrokken. Oetmans opmerking zou bijvoorbeeld de vraag kunnen inluiden of we niet teveel islam zien waar deze misschien niet zo’n grote rol speelt? Oetman stelt dat koningsdag niet zijn feest is, maar het heeft niks met islam te maken die opvatting. Maar waarom zegt hij het dan? De vraag wordt niet eens gesteld, we gaan gelijk door naar de wel grote rol van islam in het openbare leven. Veel wijzer worden we zo niet: de indruk hadden veel lezers toch al.
De onbewogen, alwetende schrijver
Ook Zeegers zelf conformeert zich vooral aan een stereotype: hij draagt een baard en op een gegeven moment ook een djellaba en een toppie. Er zijn natuurlijk genoeg moslims die zich op een volledig andere manier kleden, maar hij kiest voor een dracht die geassocieerd wordt met een specifieke groep moslims (iets dat ook uit zijn boek blijkt). We zien hier ook iets dat typisch is voor dit genre: enerzijds schildert de journalist zo scherp mogelijk het plaatje van een andere exotische wereld die hij gaat betreden en voor ‘ons’ gaat ontsluiten (het doet me denken aan het bezoek van gemeenteraadsleden enkele jaren terug die werd gerepresenteerd in termen van een ‘safari’) en anderzijds presenteert de journalist zichzelf als degene die alles overziet en alles doorgrond en voor wie er geen geheimen zijn. Het mechanisme dat hier optreedt is zo ongeveer: ‘Als je een hamer bent, zie je overal spijkers.’ De enige manier om hier aan te ontkomen is een kritische zelfreflectie op het eigen functioneren en de gebruikte methoden. Eén van de weinige momenten waarop we iets van Zeegers zien is in zijn beschrijving van de bloedrituelen en zijn flauwvallen (tot twee keer toe) en wanneer duidelijk wordt dat het deelnemen aan de ochtendgebeden toch wel erg zwaar is.
Maar een verdere reflectie op wat dit nu betekent voor hem en voor zijn positie ontbreekt. Zoals een collega mij terecht opmerkte, we hebben geen enkel idee wat drie jaar in de Schilderswijk en Transvaal, drie jaar een dubbel leven leiden en drie jaar zich proberen onder te dompelen in islamitische circuits met de schrijver gedaan hebben. De mensen in de Schilderswijk hebben hem amper beroerd zo lijkt het wel of in ieder geval we zien er niets van en eigenlijk is dat volstrekt ongeloofwaardig want het zou betekenen dat Zeegers zich drie jaar lang niet ontwikkeld heeft en nergens door beïnvloed is. Een werkwijze als die van Zeegers is een dialoog en de onderzoeker speelt daarbij net zo goed een belangrijke rol als de onderzochten. Dat blijft echter volkomen uit beeld.
Moslims nadoen als cover
En dan komen we natuurlijk bij het heikele punt: de undercoveroperatie die ten grondslag ligt aan het boek. In het begin van het boek blijkt dat Zeegers problemen heeft om toegang te krijgen tot de kringen die hij graag wil bezoeken zoals de Quba moskee.
Hij heeft uiteindelijk vier redenen waarom zijn undercoveroperatie gerechtvaardigd zou zijn:
1) Hoe moet je een boek schrijven als je nergens bij mag zijn?
2) Je kunt pas echt weten hoe het is om moslim te zijn in Nederland, als je er zelf een bent
3) Verlost van die ‘eeuwige evangelisatiepraatjes’
4) Geen last meer van de achterdocht jegens journalisten want hij pretendeert niet alleen moslim te zijn, maar ook verbergt ook zijn identiteit als journalist.
Het is me niet helemaal duidelijk op welk moment Zeegers de toegang tot de Quba moskee wordt ontzegd, maar het lijkt helemaal aan het begin van zijn onderzoek te zijn:
Thuis denk ik na over de gebeurtenissen van de afgelopen weken. Het is me tot nu toe behoorlijk tegengevallen een goed beeld te krijgen van de islam in Transvaal
Hij wijt dit aan het wantrouwen ten aanzien van buitenstaanders, niet-moslims, die zouden worden aangezien voor agenten van de inlichtingendienst, vijanden van de islam met een dubbele agenda en journalisten worden al helemaal niet vertrouwd. Dat is ook niet zo gek natuurlijk. Al eerder heeft een journalist onder valse voorwendselen een salafi leskring bezocht en daarover, tegen de uitdrukkelijke belofte in, een boek over geschreven. Over de Schilderswijk zijn de ‘sharia3hoek’ verhalen geschreven: oplichterij. Weer een andere journalist is plotsklaps overgestapt naar de politie. Het maakt het wantrouwen tegenover journalisten volstrekt logisch. Zeker gecombineerd met de nogal brede belangstelling van de inlichtingendiensten in de Schilderswijk en Transvaal die bijna geen enkele samenkomst van jonge moslims ongemoeid laten.
Het is ook nogal een overhaaste conclusie: al na enkele weken of maanden besluit hij dat het zo niet lukt. Maar waarom zou je iemand toelaten die je amper kent? Daar is tijd voor nodig en investeringen en je zult moeten laten zien dat je betrouwbaar bent. Dat gaat inderdaad niet zomaar in een paar weken, maar schijnbaar moet het snel en efficient. Het boek ademt die sfeer ook: de inkijkjes zijn niet meer dan kiekjes en kliekjes: hap, slik, weg. Het leest als een trein, maar het beklijft zeer zelden; er is geen reflectie, geen vragen die meer licht kunnen bieden op de soms opvallende tegenstrijdigheden in het gedrag van mensen.
Het is consumptiejournalistiek en de bewoners van de Schilderswijk en Transvaal zijn eigenlijk niet meer dan gebruiksartikelen: de tweedimensionale figuren en het perspectief dat hij kiest als undercoverjournalist zijn dan ook onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat blijkt ook wel omdat hij af wil van die ‘evangelisatiepraatjes’. Maar als er iets goed is als buitenstaander om een diepgaand gesprek te voeren over iemands geloof dan zijn het wel deze evangelisatiepraatjes. Maar inderdaad, ze kunnen taai zijn en mensen beginnen er soms echt op het, voor de onderzoeker, verkeerde moment over. En ze blijven maar terugkomen en wanneer je er serieus op in gaat kan het heel confronterend zijn. Dat is soms lastig en daarvoor doen we geen consumptiejournalistiek (maar gaan wel drie jaar lang een dubbelleven leiden). Hij is overigens ook niet helemaal van het wantrouwen af. Enerzijds wordt hij nog steeds af en toe lastig gevallen door wantrouwende mensen en anderzijds projecteert hij zijn eigen wantrouwen ten opzichte van een specifieke groep mensen op een brede groep: ‘ze’ hebben iets te verbergen, want ‘ze’ laten me niet overal toe.
Over het argument ‘alleen als moslim kun je begrijpen wat het is om moslim te zijn’ kunnen we kort zijn: hij was, volgens eigen zeggen, geen moslim maar deed alsof. De vraag die zich dan opdringt: is ook zijn begrip van deze wereld dan slechts ‘alsof’? Dat denk ik niet; het is niet zozeer de informatie die hij naar boven haalt als wel het feit dat hij er drie jaar lang in slaagt als undercover moslim te werk te gaan die laat zien dat hij op zich heel goed weet hoe hij in deze wereld moet navigeren. Misschien was het toch niet zo anders als in de witte bubble waar hij, naar eigen zeggen, uitkomt?
Het verborgen zelf, de onthulde ander
Voor mij als antropoloog geldt er een simpele stelregel: je werkt met open vizier. Dus je maakt je bekend als onderzoeker en je vertelt waar je onderzoek over gaat. Dat is de simpele regel. Natuurlijk zijn daar uitzonderingen op. Als ik bij een demonstratie ben bekijk ik het hele schouwspel: demonstranten, agenten, journalisten en publiek. Ik kan moeilijk vragen of iedereen een informed consent formulier gaat invullen zeker niet als de politie het nodig vindt wat charges uit te voeren. Dit betekent dat je zeer zorgvuldig moet omgaan met de mensen in je onderzoek, maar de stelregel blijft dat de mensen met wie je werkt op de hoogte moeten zijn.
Een reden om hiervan af te wijken is als er grote maatschappelijke belangen cq misstanden blootgelegd worden en/of als er sprake is van een groot machtsverschil (overheden, multinationals, enzovoorts). Dit principe brengt ons echter ook op het gladde ijs waar Zeegers zich op heeft begeven. Immers, islam is een maatschappelijke kwestie, de Schilderswijk/Transvaal is dat ook en de zogeheten salafisten zijn dat ook. Maar is dat voldoende? Is het voldoende om te zeggen die groep is een maatschappelijke kwestie dus is het journalistiek relevant en dus is het toegestaan om undercover te werk te gaan? Mijns inziens niet, temeer omdat niet alleen de groepen waar de commotie over bestaat onderdeel zijn van het boek, maar ook andere burgers. Het valt moeilijk te bezien hoe het gerechtvaardigd is dat Zeegers zijn onderbuurman, die nauwelijks het hoofd boven water kan houden maar niets te maken heeft met welke religieuze groep dan ook, voorliegt. Over hindoes gaat het debat al helemaal niet, dus waarom moeten die benaderd worden door middel van een undercoveroperatie?
Daarbij komt dan nog dat de commotie over bijvoorbeeld de Schilderswijk deels ook veroorzaakt is door de oplichterij van de shariadriehoek. En welke misstanden worden hier eigenlijk naar buiten gebracht die we niet hadden kunnen weten zonder een undercoveroperatie? De financiële problemen van veel mensen? Al lang bekend. De worsteling van sommige moskeeën met een onderwerp als jihad en de praktijk ervan? Kunnen we al lang terugvinden in diverse publicaties en ook het feit dat de moskeeën er zelf het nodige over zeggen en in discussies op social media komt dit voortdurend terug. Het voortdurende schipperen tussen integratie en segregatie? Ook niet nieuw.
Bijna alles is wel terug te vinden in onderzoeken en eerdere journalistieke publicaties die wel allemaal met open vizier zijn gedaan, met uitzondering wellicht van de bloedrituelen en de zogenoemde huiskamerbijeenkomsten van de Hizb. Is dat voldoende rechtvaardiging voor een undercoveroperatie? Die undercover steekt temeer omdat sommige personen in het boek met naam en toenaam genoemd worden en anderen met gefingeerde namen zeer eenvoudig te herleiden zijn naar concrete personen. Zeegers schendt dus ten eerste de privacy (en dus veiligheid) van Nederlandse burgers die niet hebben kunnen instemmen met en niet eens op de hoogte waren dat hij journalist was en ten tweede schendt hij de waardigheid van deze mensen door ze voor te liegen dat hij een van hen zou zijn.
Daar zet hij dan tegenover dat, terwijl hij zijn ware identiteit en bedoelingen verbergt, hij geen enkel probleem heeft om de identiteit van enkelen te openbaren en te weinig moeite doet om die van anderen goed te beschermen. En De Volkskrant, waar Zeegers voor schrijft, vindt het verbergen van de journalistieke identiteit vooral erg voor haar lezers. Hier zijn de inwoners opnieuw niet meer dan gebruiksobjecten voor een journalistiek verhaal. Er is dan ook geen enkele sprake van ‘zorgvuldige antropologie’ zoals de uitgever claimt: het is geen antropologie en het is ook niet zorgvuldig. Opvallend is overigens dat Zeegers subsidie heeft gekregen van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten. Wisten zij (in tegenstelling tot De Volkskrant en de inwoners van Schilderswijk en Transvaal) wel dat hier sprake was van een undercoveroperatie?
Het haarvatenprincipe
In de publiciteit komen uitgever en Zeegers met nog een argument: Zeegers zou laten zien dat de AIVD, in tegenstelling tot haar claim, niet in haarvaten van de wijk zou zitten. Ook die kritiek hebben we al eerder gehoord en het enige argument is dat Zeegers stelt dat de AIVD hem benaderd heeft als informant, wat hij toch armoedig vond. Misschien is dat zo, maar het kan net zo goed omgekeerd geïnterpreteerd worden: Zeegers claimt undercover de haarvaten (echt die term…) van de wijk te zijn ingegaan en in no time wordt hij benaderd door de AIVD. Dan zitten ze er toch aardig bovenop zou je kunnen zeggen; of dat ook een goede zaak is laat ik maar even in het midden.
De term haarvaten suggereert opnieuw dat Zeegers hier een exotische wereld ontsloten heeft die alleen door middel van een undercoveroperatie toegankelijk zou zijn. Daar kunnen we dus de nodige vraagtekens bij zetten gezien het anecdotische karakter van het boek en het feit dat veel informatie al lang bekend is. Mij bekroop tijdens het lezen dan ook langzaam maar zeker een gevoel van teleurstelling: is dit wat Zeegers in drie jaar undercover naar boven heeft gekregen? Temeer omdat zeker de helft van deze wereld helemaal niet ontsloten wordt: want waar zijn de vrouwen (met uitzondering van zijn partner)? Natuurlijk kan het lastiger zijn voor een man om toegang te krijgen tot de vrouwen, maar de ervaringen en artikelen van andere journalisten leert toch dat dit wel degelijk mogelijk is. Zeegers was bij een verkiezingsbijeenkomst in de Schilderswijk: daar waren genoeg vrouwen die echt wel wat te vertellen hebben en dit ook willen doen. Nu gaat het er niet om om alles boven water te krijgen, dat lukt nooit en een goede focus is ook noodzakelijk, maar maak dan ook niet die claim of reflecteer tenminste wat je gemist hebt.
Waar liggen de grenzen van de journalistiek
Heeft Zeegers nu een bevooroordeeld boek geschreven? Nee, zeker niet. Echt grote blunders zitten er niet in behalve dan dat hij het heeft over demonstraties naar aanleiding van de film Fitna, terwijl dat toch echt moet gaan om Innocence of Muslims. Maar het idee dat een boek als dit met deze methode noodzakelijk is wordt wel gelegitimeerd in een context waarin moslims geracialiseerd worden als inferieure Ander die met allerlei problemen en wandaden geassocieerd wordt. Zeegers boek is veel genuanceerder dan dat, gelukkig, maar als ‘problemen met moslims’ en ‘toegang tot een wereld die ‘we’ eigenlijk alleen van de buitenkant kennen’ al voldoende is om een methode als dit te legitimeren wat is dan nog de grens? Hebben Nederlandse burgers nog recht op privacy als het gaat om contact met journalisten? Wie beschermt Nederlandse burgers tegen de inbreuk op privacy door journalisten? Als Zeegers er nu echt in geslaagd was prangende misstanden bloot te leggen dan was dat een achteraf legitimatie geweest, maar ook dat is niet het geval. Er staat niets in het boek dat een dergelijke inbreuk rechtvaardigt en het boek had dan ook beter niet gepubliceerd kunnen worden.
Aanvullend – Jan Jaap de Ruiter: Vergeet zijn methode en lees dat boek
http://cult.tpo.nl/column/undercover-boek-maarten-zeegers-toont-dubbelzinnigheid-nederlandse-salafisten-aan/
Mooi stuk.
Dhr.Zeegers heeft vooral gezien wat hij wilde zien, en ging op zoek naar sensatie. Een Nederlandse bekeerde broeder en goede vriend van mij was ook benaderd door deze “undercover hypocriet”. In moskee al-muhsinien zat mijn vriend rustig te zitten toen hij werd benaderd door de hypocriet, hij begon meteen over zichzelf te spreken en dat hij in Syrie was geweest etc. Sta er even bij stil dat dit het 1e contact was….
Alhamdoelillaah dat mijn vriend niet snel onder de indruk is van dat soort verhaaltjes om indruk te maken, maar er zijn genoeg moslimjongeren die meteen onder de indruk zullen raken van een bekeerde moslim die vers uit Syrie is gekomen. Je kunt je dus oprecht afvragen wat voor soort moslims hij aantrekt met zo een houding, en dat doet meteen terechte twijfels oprijzen over de kwaliteit van zijn “onderzoek” (lees:sensatie zucht met financieel oogmerk).
Nogmaals een mooi stuk had het zelf niet beter kunnen verwoorden.