De identiteitspolitiek van de anti-identiteitspolitiek
Identiteitspolitiek ligt onder vuur.
En om goede redenen aangezien identiteitspolitiek voortdurend gericht is op verschillen met de ander en de neiging bestaat om verschillen te absoluteren. De vraag komt dan voortdurend op wie namens wie mag spreken en wie er wel aan het gesprek mag meedoen en wie niet, zoals mijn collega Amade M’charek terecht stelt in een mooi interview in Vrij Nederland. Identiteitspolitiek heeft als doel om de belangen van een specifieke groep zo goed mogelijk te behartigen, naar voren te brengen en zichtbaar te maken, maar kan zich door de neiging om die verschillen te absoluteren zich ook tegen die groep keren, bijvoorbeeld wanneer er versplintering ontstaat, men elkaar voortdurend de maat neemt en wanneer verschillen met anderen eigenlijk een soort diskwalificatie van die anderen worden.
Dat wil niet zeggen dat identiteitspolitiek per definitie een slecht idee is. Zo laat de geschiedenis van de katholieken zien hoe belangrijk het is geweest voor de emancipatie van de katholieken als groep dat men zich kon identificeren met en ontwikkelen binnen de eigen groep (gestimuleerd door natuurlijk de Kerk die daar zo haar eigen belangen bij had en deels haar kracht verloor omdat de emancipatie op een gegeven moment zich ook tegen de Kerk richtte).
Na de identiteitspolitiek
Maar er is iets curieus aan de hand. Hoe is identiteitspolitiek zo onder vuur komen te liggen en waarom nu? In veel stukken wordt verwezen naar hoogleraar Mark Lilla (Columbia University) die in november 2016 een essay (Zie ook VK) publiceerde dat later een boek werd: The Once and Future Liberal: After Identity Politics. Zijn kernboodschap is dat de focus op diversiteit in onderwijs en de morele paniek over raciale, gender en seksuele identiteit ervoor zorgt dat de boodschap van het liberalisme verstoord werd waardoor de verenigende en mobiliserende kracht ervan werd ondermijnd.
Identiteitspolitiek leidt volgens hem tot narcisme en te weinig solidariteit. Vooral de zogeheten ‘social justice warriors’ en bewegingen zoals Black Lives Matter krijgen ervan langs. Mede door hen zouden witte Amerikanen zichzelf zijn gaan zien als een achtergestelde groep van wie de identiteit genegeerd wordt. Daar zit dan volgens Lilla ook een connectie met politieke correctheid. Door bewegingen als BLM of de vrouwenbeweging zouden ‘we’ niet meer mogen zeggen wat we denken. Wat Trump witte Amerikanen dan geeft is het het gevoel en het platform om zich wel uit te spreken. Dat is, deels, precies wat racisme doet: het geeft witte mensen de mogelijkheid hun eigen belangen voorrang te geven boven die van anderen (zoals zwarte mensen en/of moslims) op een manier die gelegitimeerd en genormaliseerd lijkt: het is geen racisme, nee het is slechts anti-establishment.
Hallo teleurgestelde, gekwetste en kwetsbare witte mensen
Lilla’s opvatting over identiteitspolitiek is nogal beperkt; hij richt zich vooral tegen links-activistische kringen, BLM en feministes. En dat zien we ook in de Nederlandse kritieken op identiteitspolitiek. Zo krijgt RTL en TPO journalist Roderick Veelo een training diversiteit en dat is voldoende om zich tegen identiteitspolitiek te richten want de dominante rol van identiteit ‘sloopt de samenleving‘. Elma Drayer ziet het als een ‘giffabriekje‘ en richt zich tegen het boek Hallo witte mensen van Anousha Nzume. Femke Halsema heeft het over ‘een wedloop in gekrenkte identiteiten’ en het reduceren van mensen tot ‘ras en uiterlijk’ en volgt verder bijna naadloos de polemische analyse van Lilla:
Het zijn vooral teleurgestelde, gekwetste en kwetsbare burgers die gevoelig zijn voor identiteitspolitiek nieuwe stijl die verleid kunnen worden door politici als Trump die de degradatie en uitsluiting van anderen beloven. De moderne politicus die identiteitspolitiek bedrijft biedt zijn potentiële kiezers geen vergezicht van sociale en culturele stijging en van gelijkberechtiging, maar de zekerheid dat hij de strijd met de ‘anderen’ aangaat, dat hij de vernedering van zijn achterban met gelijke munt betaalt.
Het is een belangrijk argument dat Halsema, in navolging van Lilla e.v.a., hier maakt. Het laat namelijk iets zien over hoe zij zich positioneren: als het redelijke midden. Halsema is tegen Trump (daar zal niemand aan twijfelen denk ik) en haar duiding is dat Trump kon opkomen dankzij de identiteitspolitiek van minderheden als Afro-Amerikanen, homo’s, enzovoorts. (Dat is overigens nog maar helemaal de vraag: een angst ‘een vreemde in eigen land te zijn’, anti-immigratie en zorgen over onderwijs zouden wel eens een grotere rol gespeeld kunnen hebben).
Anti-identiteitspolitiek als retoriek tegen anti-racisme en tegen racisme
Maar dat verklaart nog steeds niet de timing van de anti-identiteitspolitiek stukken. Tot voor kort lazen we deze in Nederland nauwelijks, hoogstens binnen sommige activistische kringen en/of binnen wetenschappelijke kringen. Ze komen in Nederland op na een, redelijk succesvolle anti-zwarte piet campagne, na diverse rapporten die laten zien hoe discriminerend en racistisch Nederland is en na de opkomst van DENK. En na de zichtbare opkomst van radicaal rechts met haatzaaien, opruiing en geweld tegen minderheden in Nederland en de rest van Europa. Wat Halsema en vele anderen doen is zich keren tegen de polarisering en deze wijten aan activisten uit minderheidsgroepen en de reactie daarop vanuit radicaal-rechtse kring zoals Wilders en Baudet.
Dat is een beetje typisch natuurlijk. Ten eerste had het argument al wel eerder gemaakt kunnen worden. Bijvoorbeeld ten tijde van de racistische retoriek van Fortuyn en die van Wilders aan het begin. Waarom toen niet? Ten tweede, er zijn uit de hoek van activistische zwarte burgers, moslims en vrouwen geen stemmen die eisen dat hun groep en hun belangen dominant worden. Wat men eist is gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid, maar door het onzorgvuldige gebruik van de term identiteitspolitiek wordt hen het verwijt gemaakt van communitarisme, segregatie, slachtoffergedrag en een aantasting van de gelijkwaardigheid van alle burgers (vergelijk het kleurenblind argument). Daarbij overigens soms geholpen door nogal eenkennige kritiek vanuit sommige organisaties.
Ten derde, wordt identiteitspolitiek opvallend vaak gereduceerd tot gekwetstheid. Met name Halsema doet dat en stelt zo de identiteitspolitiek van witte Nederlanders op hetzelfde plan als die van, bijvoorbeeld, zwarte Nederlanders die tegen zwarte piet strijden. Racisme en ook populisme worden op deze manier gereduceerd tot emoties en de positie van bijvoorbeeld zwarte en witte Nederlanders wordt ge-egaliseerd. In het geval van racisme wordt zo een geschiedenis van dominantie van witte Nederlanders en legitimering daarvan ten opzichte van bijvoorbeeld zwarte Nederlanders, moslims en joden volledig onder het tapijt geveegd. We zien dat vooral ook bij Drayer die Nzume dan ook een advies meegeeft dat een schoolvoorbeeld van blindheid voor de historische dominantie is:
Vervang in bovenstaande passage de term bruin door wit – en omgekeerd. Misschien dringt dan tot u door waarom uw goedbedoelde missie vooralsnog héél weinig kans van slagen heeft.
Ten vierde, waar zijn in het anti-identiteitspolitiek verhaal de kwetsbare zwarte mensen of moslims of homo’s of vrouwen? Halsema heeft het over witte ‘teleurgestelde, gekwetste en kwetsbare burgers’ want dat zijn degenen die op Trump hebben gestemd, niet de zwarte ‘teleurgestelde, gekwetste en kwetsbare burgers’. Van dit punt, naar Buma’s ‘gewone Nederlanders’ en Rutte’s ‘Doe Normaal’ is niet eens zo heel ver. En van daaruit naar retoriek over islamisering en omvolking evenmin. Natuurlijk zitten er grote verschillen tussen hen, maar wat ze gemeen hebben is dat ze een zeer selectief idee van Nederlanders neerzetten alsof het een bedreigde minderheid is of mogelijk wordt. Zou het zo kunnen zijn dat deze minderheden, naast zorgen over racisme, homofobie en seksisme dezelfde zorgen hebben als de witte kwetsbare burger of de witte gewone Nederlander?
Maar daar gaat het eigenlijk niet om zo lijkt het en eigenlijk ook niet om die witte burger die zo kwetsbaar zou zijn, maar verdorie wel op Trump heeft gestemd. Het gaat er meer om, zo lijkt het, dat men zich wil positioneren in het maatschappelijke veld: weg van radicaal-rechts en weg van Denk en weg van activisten tegen anti-zwart racisme. Als het midden dat de heetgebakerde polen in het debat tot redelijkheid wil manen. Met andere woorden als we kijken naar kritieken van Veelo, Halsema en Lilla, wie speelt er nu eigenlijk het spel van de identiteitspolitiek?
De identiteitspolitiek van de anti-identiteitspolitiek
Turken. Moren. Heidenen. Ketters. Buitenlanders. Vreemdelingen. Inheemsen. N-woord. Repatrianten. Gastarbeiders. Autochtonen. Allochtonen. Westerse allochtonen. Niet-Westerse allochtonen. Marokkaanse Nederlanders. moslims. migranten. vluchtelingen. gelukszoekers. K**-Marokkanen. Mensen met een migratieachtergrond. Etnische minderheden. Marokkanen. Surinamers. Antillianen. Immigranten. Zigeuners. Vijfde colonne. Turkse Nederlanders. Geitenneukers. Naffers. Troetelallochtonen. Knuffelturken. Knuffelmarokkanen. Medelanders. Etnische Nederlanders. Nederlanders met een niet-Nederlandse culturele achtergrond. Biculturelen. Nieuwkomers. Nieuwe Nederlanders. Biculturele burgers. Noord-afrikanen. Marokkaans-Nederlands. Turks-Nederlands. In Nederland verblijvende personen van buitenlandse afkomst. Culturele minderheden. Medeburgers. Internationale forensen. Medelanders. Gasten.
En dan serieus minderheden verwijten zich te veel op hun identiteit te richten?
Dit zijn allemaal termen die decennialang (soms zelfs eeuwenlang) gebruikt zijn door de dominante meerderheid ten opzichte van minderheden. Wat ontbreekt daar zijn termen voor de witte Nederlander, behalve de term autochtoon. Maar de term ‘wit’ of ‘blank’ komen zelden in beleid voor hoewel vaak de term autochtoon wordt gebruikt in debat en beleid om een norm aan te geven: integratie wordt afgemeten aan de hand van de ideale autochtoon en die is kleurloos. We zien dat bijvoorbeeld in de column van Veelo die collega’s met een migratieachtergrond en vrouwen weet te benoemen als voorbeeld van diversiteit, maar witte mannen ho maar, net zoals inderdaad in veel diversiteitsbeleid overigens. Maar nooit, echt nooit, iemand die een regering of politieke partij bekritiseerde vanwege die identiteitspolitiek. Nee, als de overheid of politici zoiets doen heet het integratiebeleid, zorgen over radicalisering, enzovoorts.
Maar nu groepen die onder bovenstaande labels vallen opstaan en het structurele racisme en discriminatie en de politieke retoriek van de mainstream daarover bekritiseren, nu krijgen we opeens stukken die betogen dat het zo erg is met identiteitspolitiek? Dat heeft vooral met witte identiteitspolitiek te maken: het verstillen van de stem, de kritische stem van de ‘buitenstaander’. De stem die wel de opgelegde labels gebruikt, maar op eigen voorwaarden en niet de daarbij behorende regels van ondergeschiktheid en dankbaarheid in acht neemt. In een bespreking van Lilla’s boek in Knack werd dit misschien nog wel het beste verwoord met de ondertitel: “Gelijke rechten voor minderheden is een nobel streven voor links. Maar een obsessie moet het niet worden.”