Islam in Europa A – College 11: Perspectieven
Is er ruimte voor islam in Europa en een kritisch perspectief op dergelijke vragen?
• Jocelyne Cesari, ‘Conclusion: Is there a European Islam?’ in: J. Cesari (ed.), Oxford handbook of European Islam, Oxford University Press, Oxford etc. 2015, 7 pp.
• Salua Fawzi, ‘Social and political Islamophobia: stereotyping, surveillance, and silencing’, in: Tottoli, pp. 229-244.
• Özyürek, Esra. “Muslim Minorities as Germany’s Past Future: Islam Critics, Holocaust Memory, and Immigrant Integration.” Memory Studies, (June 2019)
• Miriam Gazzah, ‘European Muslim youth and popular culture: at the crossroads of fun and faith,’ in: Tottoli, pp. 334-347.
• Fatima El-Tayeb, “Introduction: Theorizing Urban Minority Communities in Postnational Europe,” in European Others: Queering Ethnicity in Postnational Europe, ed. Fatima El-Tayeb (Minneapolis: University of Minnesota Press, 2011), p xi – xlvi
In de debatten over islam en Europa zien we enerzijds hoe historisch gezien beide een lange gezamenlijke geschiedenis kennen, maar anderzijds ook hoe in veel historische en hedendaagse debatten beide fenomen tegenover elkaar worden gezet. Soms om te bepalen dat islam toch echt niet bij Europa hoort, soms om juist te pleiten voor een fusie van de twee.
Europese islam & islamitisch Europa
Cesari gaat hier op in door verschillende benaderingen tegenover elkaar te zetten in de context van opvattingen over secularisme, onder meer van Bassam Tibi (‘Euro-islam’) en van (de in diskrediet geraakte) Tariq Ramadan. Volgens de eerste moet de islam hervormd worden en volgens de anderen kan de islam gewoon onderdeel zijn van Europa of is dat zal. In ieder geval, zo stelt Cesari, blijkt uit tal van onderzoeken dat moslims in meerderheid loyale burgers zijn, maar dat de verdachtmakingen jegens hen wel voortduren. Het debat of Salafisme en Salafisme zelf, dat het debat over de ‘ware’ islam gemonopoliseerd heeft, versterkt de constructie van een tegenstelling tussen islam en Europa. Als er een clash is, dan is die volgens Cesari niet tussen beschavingen maar tussen essentialistische en tegengestelde percepties over islam en moslims die elkaar versterken. De nadruk op een Euro-islam versterkt volgens haar de tendens van het essentialiseren en culturaliseren van debatten over sociaal-economische vooruitgang en mobliteit. Daarbij worden moslims, of een deel van hun, op basis van ideeën over hen herkomst en geloof ge-externaliseerd: buiten de ideale gemeenschap geplaatst. Ze blijven daarmee eeuwig migrant en zelfs een eeuwige dreiging. Secularisme draagt daar aan bij, zeker in de extreme interpretatie van het Franse ‘laïcité’. Het stuk van Cesari laat ook goed zien hoe ideeën over secularisme, integratie en dreiging de pijlers zijn van het debat en beleid aangaande moslims.
Islamofobie en surveillance
Ook het vraagstuk van islamofobie legt de vraag over de ruimte voor islam in Europa op tafel, maar dan vanuit een ander perspectief. Er is geen breed geaccepteerde definitie voor deze term of wat het eigenlijk zou moeten beschrijven, maar wel een set aan elkaar gerelateerde discussies over islamofobie als racisme, morele paniek, angst voor religie (en de mensen) die op verschillende manieren het leven moslims sterk beïnvloedt, zo stelt Fawzi. Maar, zo stelt ze, de effecten hebben niet alleen betrekking op moslims, maar op ieders burgerlijke vrijheden als het socio-politieke klimaat daar gelegenheid voor geeft. Fawzi traceert meerdere debatten en vormen van beleid die betrekking kunnen hebben op islamofobie en probeert daarmee ook duidelijk te maken wat we nu precies met die term bedoelen. Zij wijst onder andere op het vraagstuk na 9/11 of Westerse samenleving meer tegemoet moeten komen aan moslims of niet, waarbij het debat vermengd is geraakt met ideeën over terrorisme en waarin nog maar weinig nuances zijn. Het gaat ook niet alleen maar om debat, maar ook om de consequenties van die debatten en het beleid zoals martelingen, gevangenschap, surveillance, racial profiling, inperken van moskeebouw, vandalisme, hate speech en geweld, waarbij moslims onder meer worden aangevallen op basis van stereotype ideeën over uiterlijk van moslims.
De rol van de media is daarbij niet allesbepalend, maar wel belangrijk aangezien een groot deel van deze ideeën circuleren via de media en waarbij er maar weinig aandacht zou zijn voor de positieve verworvenheden van moslims en zij ook relatief weinig toegang hebben tot de media. De media speelt ook een belangrijke rol via politici die hun achterban mobiliseren met nationalistische en exclusieve sentimenten waarbij moslims als de (mogelijk) gevaarlijk Ander worden aangemerkt. Daarbij kent ieder land ook weer zo haar eigen vertogen en processen en manifestaties van islamofobie. De tegenstemmen onder moslims zijn er ook, weliswaar ondercommuniceren sommigen hun islamitische identiteit, maar anderen gaan juist het debat aan in politiek, cultuur en media. Met name jongeren spelen daarbij een belangrijke rol, velen zijn immers opgegroeid na 9/11. Zij creëren hun eigen identiteiten waarbij ze allerlei manieren waarop ze worden aangesproken afwegen in hun uitingen. Voor velen betekent dat het zoeken naar manieren op verschillende, ogenschijnlijk tegenstrijdige, identiteiten met elkaar te verzoenen, maar voor sommigen levert dit ook een (te) grote druk op.
Een bijzonder voorbeeld dat ze noemt is het anti-terrorisme programma van de New Yorkse politie (NYPD), waarbij de NYPD gebruik had gemaakt van surveillance van gebedsruimten, café, studentenorganisaties, winkelcentra door undercover agenten en informanten. De informatie werd verzameld om zo een database op te bouwen waarin allerlei aspecten van het leven van moslims werd gemonitored. Informatie, maar denk ook aan academische kennis, is daarmee niet alleen een krachtig hulpmiddel, maar ook een machtig wapen en kan een grote impact hebben op groepen moslims zeker als dat gepaard gaat met islamofobe sentimenten.
Herinneringen aan de shoah
In haar artikel over Turks-Duitse en Arabisch-Duitse publieke intellectuelen en herinneringen aan de Shoah, gaat Özyürek in op hoe populaire zogeheten islamcritici moslims positioneren vis a vis de herinnering aan het nationaal-socialisme in Duitsland. Ze probeert de vraag te beantwoorden welke veranderingen de reproductie van de Duitse Shoah geschiedenis ondergaat in relatie tot het Nazi-verleden en het multi-etnische heden. En welke rol moslims en andere minderheden daarin spelen. Zij bespreekt hiertoe linkse en rechtse intellectuelen die kritisch zijn op de islam en die in hun diagnose van de problemen van islam voortdurend de vergelijking maken met de nazi’s. Zoals Seyran Ates die stelt dat de wortel van de problemen in de moslim gemeenschappen vergelijkbaar is met die van de nazi’s: seksuele onderdrukking. Wanneer ze in de voetstappen van de Duitse jeugdbeweging van 1968 zouden stappen en zich seksueel zouden bevrijden, zouden moslims ook democratie kunnen omarmen, kunnen strijden tegen anti-semitisme en seksisme en autonome individuen kunnen worden. Wat betekenen dergelijke opvattingen voor de herinneringen aan de Shoah en het Nazi verleden en enerzijds en het multi-etnische heden en de toekomst aan de andere kant?
De Shoah heeft zich, niet alleen in Duitsland overigens, ontwikkeld tot een ijkpunt van de geschiedenis, de Duitse tijd en deels ook om een onderscheid te maken tussen Duitsers en migranten. Het idee is gegroeid dat om volwaardig verantwoordelijk burger te zijn, Duitsers de volledige verantwoordelijkheid voor de Shoah moeten nemen en de bereidheid om dat te doen is een bron van empowerment: wij zijn er doorheen gegaan, hebben schuld en spijt betuigt. En, met andere woorden, de migranten hebben dat (nog) niet gedaan. Het idee was na de oorlog heel sterk dat Duitsers, in het bijzonder jongeren, gerehabiliteerd moesten worden door hen, als kinderen, op te voeden door te onderwijzen over democratie en later zou ook rebellie tegen de ouders als een ‘normaal’ onderdeel ervan gezien worden. We zien dit proces van rehabilitatie en transformatie ook terug bij schrijvers over islam en moslims die er bijvoorbeeld op wijzen dat jongeren moeten rebelleren tegen de dominante vader want anders zouden ze bij salafisme terecht komen, zoals bijvoorbeeld Mansour stelt. Mansour en Ates vellen daarmee een hard oordeel over moslims en islam, maar ook een paternalistisch oordeel: moslims zijn in staat om zich te verlossen van de traditie en zich te rehabiliteren. Hier uit zich het dubbele karakter van de positie van migranten dan wel moslims: de nationale herdenkings- en herinneringscultuur in Duitsland ondergaat een verandering in relatie tot en met behulp van minderheden die tegelijkertijd worden ingesloten en uitgesloten.
Plezier en geloof
Gazzah kijkt op een heel andere manier naar de positie van jonge moslims. Zij gaat juist in op hoe jonge moslims zelf hun heil zoeken op het snijpunt van ‘fun and faith’ door middel van populaire cultuur. Hoewel er in de islamitische tradities een zekere terughoudendheid te bespeuren is als het gaat om muziek en de emotionele effecten ervan, maar door de geschiedenis heen en ook bij moderne bewegingen zien we ook een nadruk op entertainment en consumentisme en popcultuur, mede onder invloed van globalisering. In het verhaal van Gazzah gaat het enerzijds om hoe jongeren een afweging maken tussen geloof en entertainment maar anderzijds ook hoe jongeren tot hun geloof komen door middel van entertainment (en vice versa), bijvoorbeeld door middel van muziek en hiphop, poëzie, kleding, enzovoorts.
Queering
Het mixen van stijlen, repertoires en identiteiten die door sommigen, insiders en outsiders, als onverenigbaar worden beschouwd, staat ook centraal in het werk van El-Tayeb. In haar werk gaat El-Tayeb in op deze vragen door zich te richten op de tweede en derde generatie migranten, ‘Europeans of color’, minderheidscultuur en de nieuwe politieke bewegingen die zich onder hen vormen. Uitgangspunt hierbij is dat geen enkele natie een natuurlijke etnische basis heeft, maar wordt gevormd op basis van nationalisering onder meer via ideeën over taal en ‘ras’. De geschiedenis van racialisering in Europa benadrukt dat ‘ras’ meer is dan alleen een verwijzing naar huidskleur of andere biologische kenmerken. We kunnen daarbij ook wel spreken van een etnisering van Europa aangezien het gaat om het indelen van mensen in culturele groepen en herkomst. Daarbij worden bepaalde groepen bijna permanent gedefinieerd als ‘migranten’ zoals we in Nederland konden zien met de term ‘allochtoon’ (die betrekking heeft op twee generaties) of de huidige gebruikte term ‘mensen met een migratiegeschiedenis’ (die betrekking heeft op een X aantal generaties). Maar het gaat daarbij om een selecte groep mensen: meestal degenen die afkomstig zijn uit Marokko, Turkije, de Antillen en Suriname of van buiten de EU en het Westen en hun kinderen.
Maar het gaat daarbij, in het werk van Al-Tayeb, ook om mensen die zichtbaar tot de minderheden behoren, waarmee kleur en andere uiterlijke kenmerken toch weer van belang zijn. In de debatten en in het beleid wordt ook nauwelijks rekening gehouden met individuele verschillen, maar termen als ‘allochtoon’, ‘migrant’, ‘mensen met een migratieachtergrond’, en moslims in beleid en debat zijn classificaties van hele groepen ongeacht hun individualiteit. Daarmee krijgen termen als ‘cultuur’ en ‘etniciteit’ een vergelijkbare werking als de aanduidingen waar deze groepen voorheen mee werden aangeduid onder de noemer ‘ras’. Dat staat echter wel haaks op Europese zelfbeelden als een continent dat ‘ras’ en ‘rassenleer’ in de ban heeft gedaan, kleurenblind is. Er zijn dan ook academici die de focus op ‘ras’ en racialisering een import van Amerikaanse termen (cultureel imperialisme) vinden en dat termen als ‘klasse’ veel beter geschikt om sociale ongelijkheden te analyseren en te verklaren en dat ook ruimte biedt om fundamentalisme en anti-Verlichtingsideeën onder migranten te bespreken.
Niettemin is Al-Tayeb van mening dat het begrip racialisering, verfijnd voor de Europese context en zorgvuldig toegepast, wel degelijk een belangrijke rol kan spelen, bijvoorbeeld om ideeën te analyseren over wat gezien wordt als bedreigingen van de essentie van Europa en hoe ideeën over biologische en religieuze kenmerken van groepen daarin vermengd worden om ze daarmee te externaliseren: te plaatsen buiten de Europese verbeelde gemeenschap. Dit leidt dan weer tot het onzichtbaar worden van minderheden bij de Europese natie, behalve dan als probleemcategorie waarmee iets moet gebeuren. Daarmee wordt de dominante, witte, groep in Europa de onbesproken en onweersproken norm.
De racialisering en externalisering van moslims in Europa is één zo’n voorbeeld volgens Al-Tayeb waarbij we zelden spreken over racialisering en ras. Het idee dat moslims De Ander vormen wordt meestal naar voren gebracht door te wijzen op de noodzaak van integratie (over meerdere generaties) en anti-radicalisering. Hun cultuur en hun religie zouden zo anders zijn dan de Europese (seculiere, christelijke en witte cultuur), dat ze specifiek geïntegreerd moeten worden of zelfs bestreden (in het geval van ‘radicale’ moslims). Hier wordt vaak een ideaalbeeld van de Europese cultuur (als tolerant, vrij) geplaatst tegenover de islam (als intolerant en onderdrukkend). Het is precies de opkomst van minderheidsjongeren in cultuur en politiek, die deze externalisering doorbreekt en hun identiteit strategisch gebruikt om te spelen met ideeën over in- en uitsluiting. Al-Tayeb besteedt daarbij vooral aandacht aan wat zij noemt de ‘queering of ethnicity’: het vermengen van allerlei genres, stijlen en vormen van politiek wordt een vorm van verzet tegen ideeën over ‘echt’ Europees waarbij deze jongeren zich niet zouden kunnen bekennen tot meerdere culturele repertoires maar gevangen zouden zitten ‘tussen twee culturen’. ‘Queer’ gaat in dit geval volgens haar om ‘a practice of identity (de-)construction that results in a new type of diasporic consciousness neither grounded in ethnic identifications nor referencing a however mythical homeland, instead using the tension of living supposedly exclusive categories and transforming it into a creative potential, building a community based on the shared experience of multiple, contradictory positionalities.’
Op deze manier kunnen we verschillende perspectieven naast elkaar zetten om de verhouding islam en Europa te bekijken. Het voortdurende debat hierover geeft enerzijds aan hoezeer islam en Europa bij elkaar horen, maar anderzijds juist ook weer niet. De koppeling van beide termen is dan ook voortdurend onderwerp van debat. Wat kunnen we van een focus op moslims als Europese minderheid leren? Vaak gaat het in debatten over die minderheden en hun betwiste capaciteiten om zich aan te passen aan Europa. In het geval van migranten komt daar vaak de vraag bij, wat betekent het voor Europa als ze blijven? Maar in het geval van moslims kunnen we stellen dat ze er al waren en dat de nieuwkomers van de tweede helft van de 20e eeuw ook blijven. Ze zijn dan ook net zo Europees als degenen die zich zorgen maken over hun welzijn of hun aanwezigheid an sich. Wat betekent dat eigenlijk voor wat wij verstaan onder Europa en Europeanen?