Koran-slag: Bouali, Bouazza en Pam
In het opiniestuk van Fadoua Bouali ‘De koran respecteert afvalligheid‘ stelt de schrijfster dat de koran geen straf legt op het verlaten van de godsdienst. Zij ziet de opvatting dat dat wel zo zijn, als een voorbeeld van hoe mensen de koran verkeerd lezen. De koran moet volgens haar op een poetische manier opgevat worden en geinterpreteerd op basis van een degelijke koran-exegese. God kijkt volgens haar in de harten van de mensen om te bekijken of ze de dingen in hun leven gedaan hebben met de juiste intentie (niyya) en God vraag niet meer van mensen dan ze kunnen.
Haar stuk levert zo her en der nogal wat reacties. Hafid Bouazza stelt dat Bouali onnozel is. In de islam zou er geen sprake van zijn dat mensen zich uit liefde aan God onderwerpen, maar dit zou gebeuren uit onderdanigheid, dankbaarheid en de hoop op een plaatsje in de hemel. Hij wijst erop dat de meeste tolerante verzen in de islam zouden dateren uit een periode dat moslims het niet voor het zeggen hadden (bijv. het vers dat aanduidt dat er geen dwang in religie is).
Max Pam wijst erop dat gelovigen (in welke religie dan ook) al eeuwen lang ruziën over de juiste interpretatie van hun heilige geschriften. Hij zou de juiste interpretatie niet graag aan haar toevertrouwen omdat volgens hem haar conclusie dat de islam vredelievend en lief is onderuit gehaald zou kunnen worden als men verder leest in de Koran waar minder vriendelijke bewoordingen gebruikt worden.
Bouali reageert op haar beurt op Max Pam. Zij stelt dat Pam beter de Arabische Koran kan lezen omdat de poëzie moeilijk in het Nederlands te vatten is, en citeert daarbij Rumi:
‘De Koran is als een schuchtere bruid. Ook al trek je haar sluier opzij, ze laat je haar gezicht niet zien. Als je er geen aardigheid aan hebt haar te bestuderen en er niets in ontdekt, dan komt dat doordat ze je,vanwege dat getrek aan haar sluier, afwijst. Maar als je niet langer aan de sluier trekt, maar probeert haar te behagen, haar ingezaaide akker water geeft, haar vanaf een afstand eer betoont en probeert te doen wat zij graag wil, laat ze je haar gezicht zien zonder dat je aan de sluier hoeft te trekken.’
[…]
Het zou logischer zijn als Pam zichzelf zou hebben gerekend tot het rijtje uitleggers van de Koran. Gezien zijn beroep als schrijver en literair criticus is hij de aangewezen persoon.
Maar helaas is zelfs schrijver en literair criticus zijn niet genoeg, de Koran laat zijn schoonheid alleen zien als je haar benadert met een open houding, met respect en liefde
Een discussie als deze laat goed zien dat het ‘recht’ op interpreteren van een religie niet alleen bij gelovigen ligt; als dat al ooit het geval is geweest. Bouazza en Pam zijn voorbeelden seculiere mensen die mede discussiëren over de juiste interpretatie van een religie en de wijze waarop betekenis wordt toegekend aan bepaalde praktijken en symbolen. Vervolgens bekijkt een ieder van zijn of haar eigen interpretatie de godsdienst en geeft daar een oordeel over. Het oordeel van Pam en Bouazza is duidelijk grimmiger dan dat van Bouali die een heel liefdevol beeld van de islam laat zien. Alle aandacht die er is voor radicalisme en conservatisme, versluiert dat die liefdevolle interpretatie van de islam ruimschoots aanwezig is bijvoorbeeld in persoonlijke weblogs van moslims waar gesproken wordt over ‘Allah als beste vriend’ en de profeet Mohammed als ‘het licht van het eigen bewustzijn’.
Die spirituele, emotionele kant van de islam is een heel belangrijke en komt duidelijk tot uiting in de wijze waarop Bouali over de koran spreekt. Je zou haar pleidooi voor een degelijke exegese en het lezen van de Arabische koran kunnen zien als een manier om anderen buiten te sluiten van het recht op interpretatie. Maar er is meer in de manier waarop ze over de koran spreekt. Ze kan immers zelf de Arabische koran niet lezen, maar het ‘doet’ haar wel wat:
Omdat ik geen Arabisch kan lezen, luister ik graag naar de Koran. Door de rijmende klanken raak ik wiegend door de diepere betekenisvolle lagen in trance en er ontstaat vaak een stilte diep in mij die groter is dan de omvang van mijn lijf, alsof er zich achter mij een groot meer bevindt.
Dat iemand die de Koran niet kan lezen toch zo in vervoering raakt, is minder opzienbarend dan sommige mensen suggereren. Religieuze ervaringen vormen de basis voor een relatie van het individu met het transcendente. De affectieve gevoeligheid van mensen voor religieuze ervaringen wordt mede bepaald door instinctieve reacties en onze aanpassingen aan de wereld om ons heen, bijvoorbeeld met betrekking tot religieuze ideeën en emoties. Deze raken nauw verbonden met de rest van ons bewustzijn zodat ze de wijze waarop we de werkelijkheid waarnemen beïnvloeden. Op deze manier wordt een verbondenheid gecreëerd tussen individuele verhalen en collectieve verhalen.
Religieuze ervaring moet niet gezien worden als een strikt individuele, psychologische aangelegenheid. Christenen die de rol van Christus centraal stellen (of andere rollen zoals die van het evangelie) kunnen dergelijke rollen internaliseren en reproduceren. Iets soortgelijks gebeurt doordat ouders bijvoorbeeld verhalen vertellen over de profeet Mohammed. De overdracht en reproductie ervan door de volgende generatie laat zien dat religieuze ervaringen een sociale aangelegenheid zijn: religieuze ervaringen van jongeren worden geverifieerd met behulp van ervaringen van moslims nu en in het verleden. Door opvoeding en overdracht door ouders, maar ook door de aandacht van niet-moslims voor het moslim-zijn van de jongeren, internaliseren en delen jongeren religieuze tradities, praktijken en ervaringen. Deze krijgen betekenis door middel van religieuze voorstellingen die aangereikt zijn door hun ouders, religieuze autoriteiten en niet-moslims. Op deze manier kunnen zij zichzelf plaatsen in een levende religieuze traditie en hun eigen identiteit construeren. Het gaat hierbij nadrukkelijk om het delen van ervaringen, praktijken en religieuze voorstellingen en niet persé om het delen van dezelfde interpretaties, emoties en gevoelens; iets dat ook duidelijk naar voren komt in het debatje tussen die drie.
De koran neemt als het woord van god hier een bijzondere plaats in. Het is een voorbeeld van wat Meyer (2006: 9) ‘sensational forms’ noemt: ‘[…]relatively fixed, authorized modes of invoking, and organizing access to the transcendental, thereby creating and sustaining links between religious practioners in the context of particular religious organizations. Sensational forms are transmitted and shared, they involve religious practioners in particular practices of worship and play a central role in forming religious subjects.’ De koran is een complex van teksten waarmee bijvoorbeeld ideeën over de barmhartigheid en almacht van Allah bemiddeld worden. De relatie met het transcendente wordt met behulp van deze koran-bandjes (of waar Bouali ook naar luistert) opgeroepen. Het idee van het transcendente manifesteert zich in concrete verhalen en godsbewustzijn wordt bemiddeld door emoties als ontzag, verwondering en vervoering. Waar Allah eigenlijk eeuwig, alomtegenwoordig en almachtig is en daarmee moeilijk te concretiseren is voor gelovigen, zorgen ‘sensational forms’ zoals de koran ervoor dat het idee van het transcendente toegankelijk en voorstelbaar en daarmee open voor betekenisgeving zonder het idee kwijt te raken dat het transcendente het menselijk begripsvermogen te boven gaat (vgl. Meyer 2006: 10-11). Uit Bouali’s verhaal wordt ook mooi duidelijk dat het moslim-zijn niet alleen gaat over teksten en handelingen, maar dat het moslim-zijn met lichaam en geest beleefd kan worden. In Bouali’s verhaal is de moslimidentiteit heel duidelijk een doorleefde identiteit.
Verder maakt het debatje duidelijk dat de interpretatie van de Koran nauw verbonden is met de maatschappelijke context. Pam en Bouazza wijzen niet voor niets op de minder vriendelijke kanten van de koran (los van de vraag of de interpretatie nu wel of niet klopt). Gezien het feit dat er nu eenmaal terreuraanslagen zijn gepleegd uit naam van de islam, mensen bedreigd worden door dat ze afscheid nemen van de koran, is het logisch dat zij juist op die aspecten hun licht werpen. En zij zijn niet de enige die dat doen, ook sommige moslims doen dat. Wat dat betreft is het repertoire van de islamitische tradities zo divers, rijk en soms tegenstrijdig, dat bijvoorbeeld de mythe dat islam per definitie gewelddadig is of een probleem is, toch echt niet langer houdbaar is. Immers, als een traditie zo rijk, divers en tegenstrijdig is, waarom zou er dan maar één uitkomst mogelijk zijn?