Boosmakertjes
Boosmakertjes: pakkende termen of zelfs hele berichten die gegarandeerd felle reacties losmaken onder lezers. Voorbeelden te over: gebruiken termen als landverraad, wijs op blunders bij justitie, vermeld dat mensen iets moeten betalen (dat ze eerder als voorschot hebben gehad op basis van eigen berekeningen) enzovoorts. Iedere krant of omroep kent het principe wel. Met name de Telegraaf is er goed (sterker nog ik heb de term van hun journalisten, ere wie ere toekomt).
Kampioen hierin is toch wel Geenstijl.nl en hun spin off Nieuwnieuws.nl. De boosmakertjes hier hebben onder andere vaak betrekking op Marokkanen. Kijk bijvoorbeeld even naar het volgende persbericht van het onderzoek van Jan Dirk de Jong:
Culturele verklaring van delinquent groepsgedrag van ‘Marokkaanse’ jongens deugt niet
Datum: 6 november 2007Wie praat over delinquent groepsgedrag, denkt in negen van de tien gevallen aan jongens van Marokkaanse afkomst. De discussies over dit onderwerp laaien vaak hoog op. Waarom gedragen deze jongens zich zo? En wat is de beste oplossing voor dit probleemgedrag? Jan Dirk de Jong deed jarenlang etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent groepsgedrag van Marokkaanse jongens in Amsterdam West (Slotervaart). Zijn conclusie wijkt af van de heersende opvatting. ‘Hun Marokkaanse afkomst kan dit gedrag niet goed verklaren, maar hun algemeen menselijke behoeften aan erkenning, veiligheid en vertier en de ontwikkeling van straatcultuur in achterstandswijken, kunnen dat wel.’ De Jong promoveert op 15 november aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Zowel publiek als politie ervaren delinquent groepsgedrag van ‘Marokkaanse’ jongens als opvallend uitdagend en agressief. In het alledaagse debat over het ‘Marokkanendrama’ wordt hun gedrag vaak beschouwd als iets ‘typisch Marokkaans’ en ook sociaal-wetenschappers verklaren het uit de Marokkaanse cultuur. Zo wordt onder meer gewezen op een vechtersmentaliteit die zou voortkomen uit het Rifgebergte waar veel van hun (voor)ouders oorspronkelijk vandaan komen en waar hun ‘roots’ liggen. Maar ‘de’ Marokkaanse cultuur schiet tekort als wetenschappelijke verklaring.
Algemene groepsprocessen
‘Die culturele verklaring voelt heel lekker aan’, erkent De Jong. ‘Zeker bij mensen die deze jongens maar eng vinden. Zelf dacht ik eerst ook zo. Naarmate mijn onderzoek vorderde, begon ik echter steeds meer te twijfelen aan deze verklaring. De overeenkomsten tussen ‘Marokkaanse’ jongens en (straat)jongens met een andere etnische achtergrond leken me veel groter dan de verschillen als we kijken naar groepsgedrag en straatcultuur.’
Nederlandse jongens
In het geval van ‘Marokkaanse’ jongens in Nederland treden wel verhevigingen op in delinquent groepsgedrag en de ontwikkeling van straatcultuur, waardoor hun gedrag als opvallend uitdagend of agressief wordt ervaren. Dit is een gevolg van versterkingen in groepsprocessen die plaatsvinden omdat de jongens zich door de samenleving sterker afgewezen voelen als ‘kut-Marokkanen’ of ‘Marokkaanse straatterroristen’ en ook sterker op elkaar zijn aangewezen. De Jong: ‘Wat we vooral niet moeten doen is de problemen en het gedrag van deze jongens ten onrechte bestempelen als ‘typisch Marokkaans’. Daarmee verklaren we niet veel van het gedrag en we lossen de problemen er niet mee op. Sterker nog, op die manier houden we de problemen juist in stand en jagen we de processen aan die leiden tot de verhevigingen in hun gedrag. We moeten deze jongens in de eerste plaats beschouwen als ‘onze’ jongens. Geen Marokkaanse, maar Nederlandse jongens.’
Anders
Door de manier waarop de samenleving is ingericht en door de huidige verhoudingen tussen de bevolkingsgroepen, hebben veel Nederlandse jongens met Marokkaanse ouders het gevoel dat er voor hen weinig anders overblijft dan groepen te vormen met andere ‘Marokkaanse’ jongens die in dezelfde situatie zitten. De Jong: ‘Ze krijgen van hun omgeving duidelijk de boodschap dat ze blijvend als ‘anders’ worden bestempeld, waardoor ze zichzelf ook blijvend als ‘anders’ leren beschouwen.’ Dat heeft gevolgen voor groepsprocessen en ook voor delinquent groepsgedrag. In hun ervaring en binnen de mogelijkheden en beperkingen van hun achterstandswijk, zijn groepen op straat zowat de enige plaatsen waar zij waardering, plezier en bescherming kunnen vinden.
Sterke groepsdruk
Doordat de ‘Marokkaanse’ jongens zich zeer op elkaar aangewezen voelen, ervaren zij een sterke groepsdruk. Hierdoor raken ze sneller verstrikt in de onderlinge gedragsverwachtingen van hun straatcultuur, hetgeen kan uitmonden in onverwacht heftig delinquent groepsgedrag. Ook ontstaan versterkte loyaliteitsverwachtingen binnen de eigen groep en extreme vijandigheden naar buiten toe. Ten slotte worden afwijzende reacties op hun gedrag door de jongens aangewend als secundaire motivatie om opvallend delinquent groepsgedrag te vertonen en boven alles vooral ‘kapot moeilijk’ (verschrikkelijk stoer) te willen zijn.
Gezichtsverlies beperken
Onder de ‘Marokkaanse’ straatjongens die het meest uitgesloten zijn van de samenleving, is niet zozeer sprake van een groeiende onwil om maatschappelijk aangepast gedrag te vertonen, als wel van een knellende onmacht. ‘Ze proberen hun gezichtsverlies te beperken door de indruk te wekken dat ze er zelf bewust voor kiezen om zich delinquent te gedragen en ‘gangster’ te zijn. Het is voor hen te pijnlijk en vernederend om openlijk te erkennen dat ze eigenlijk niets anders kunnen of zelfs durven. Dit beschamende onvermogen is een onbedoeld en destructief effect van de noodzaak om te overleven in de straatcultuur van de buurt.’
Dit maakt nieuwnieuws.nl ervan:
‘Gedrag Marokkanen schuld NL’ers’
Het criminele gedrag van veel Marokkaanse jongeren wordt vaak veroorzaakt doordat zij zich afgewezen voelen en Nederlanders hen vaak zien als ‘kut-Marokkanen’ of ‘Marokkaanse straatterroristen’. Dit stelt criminoloog Jan Dirk de Jong.
Daardoor zijn zij sterker op elkaar aangewezen, wat groepsprocessen versterkt. “Hierdoor raken zij sneller verstrikt in onderlinge gedragsverwachtingen van hun straatcultuur, hetgeen kan uitmonden in onverwacht heftig delinquent groepsgedrag.”
Overeenkomsten
Veel mensen verklaren de agressie van de Marokkanen vanuit hun cultuur. “Die culturele verklaring voelt heel lekker aan”. zegt De Jong. “Naarmate mijn onderzoek vorderde, begon ik echter steeds meer te twijfelen aan deze verklaring. De overeenkomsten tussen ‘Marokkaanse’ jongens en jongens met een andere etnische achtergrond leken me veel groter dan de verschillen als we kijken naar groepsgedrag en straatcultuur.”
Het hele bericht doet er eigenlijk niet toe: het gaat om de kop die stelt dat het allemaal ‘onze’ schuld is. Het bericht is duidelijk gebaseerd op het persbericht, maar de essentie ervan wordt compleet verdraaid. Andere weblogs zoals Stroo’s wereld en Geenstijl-kloontjes zoals Bert Brussen nemen dat vervolgens klakkeloos over (waarom een goed boosmakertje kapot checken?), of sterker nog, verdraaien het bericht van nieuwnieuws.nl nog eens waardoor het nog ‘duidelijker’ wordt:
‘Kut-Marokkanen schuld van Nederlanders’
Het criminele gedrag van veel Marokkaanse jongeren wordt vaak veroorzaakt doordat zij zich afgewezen voelen en Nederlanders hen vaak zien als ‘kut-Marokkanen’ of ‘Marokkaanse straatterroristen’.Veel slimmer kun je als onderzoeker je onderzoek niet formuleren denk ik zo. Ik wens criminoloog Jan Dirk de Jong dan ook veel succes met het uitleggen van zijn theorie de komende maanden. Op Nieuwnieuws.
Met kut-marokkanen tussen aanhalingstekens om toch vooral te suggereren dat het om een citaat gaat. En zo polariseren we lekker verder zonder gehinderd te worden door de feiten.
Stel nu echter dat het zo zou zijn (dat het ‘onze’ schuld is die criminaliteit onder Marokkanen) waarom zou dat dan een boosmakertje zijn? Zou het inderdaad niet zo kunnen zijn dat autochtone Nederlanders en de wijze waarop de Nederlandse maatschappij is gestructureerd een bijdrage levert aan de criminaliteit onder Marokkanen? Een dergelijke suggestie ligt in ieder geval besloten in het onderzoek van Weenink over onbedoelde discriminatie in het jeugdrecht.
In ieder geval kan ook die stelling van discriminatie op kritiek rekenen, in dit geval bij Nederopinie:
Wij, de blanke westerling zijn niets meer of minder dan discriminerende en racistische, over de rug van zielige niet blanke en westerse achtergestelde bevoorrechte rotzakken.
En dat kan natuurlijk niet waar zijn. Allereerst stelt de schrijver daar dat het onderzoek van Weenink niets minder dan plagiaat is:
Weenink baseerde zijn “onderzoek” (zeer groot woord in deze) namelijk op een eerder “onderzoek”. Namelijk op een eerder publicatie van Komen en Van Schooten (2006) over “etnische ongelijke beslissingen van kinderrechters”. Het “onderzoek” van Weenink is goeddeels gebaseerd (lees: in zijn eigen woordjes overgetikt van) op een deel van deze eerdere publicatie.
Dat is niet waar. In het betreffende artikel stelt Weenink:
Dit artikel is geschreven in het kader van het nwo-onderzoeksprogramma Ethnicity and Juvenile Justice. Voor dit onderzoek is een databestand geconstrueerd op basis van justitiële dossiers van jeugdzaken. Hieruit kwam reeds de publicatie van Komen en Van Schooten (2006) over etnische ongelijke beslissingen van kinderrechters voort. Het voorliggende artikel is gebaseerd op een deel van ditzelfde bestand.
Beide onderzoeken zijn dus gebaseerd op hetzelfde secundaire databestand (de justitiële dossiers zijn de primaire databestanden in deze), maar het onderzoek van Weenink is niet gebaseerd op dat andere (wel maakt hij er gebruik van).
Uit het artikel van Weenink wordt duidelijk dat
Etnische ongelijkheid treedt op bij zowel de beslissing een jongere vast te houden in een politiecel als de jongere aan de kinderrechter voor te geleiden. In het eerste geval wordt de ongelijkheid veroorzaakt door verschillen tussen arrondissementen: in het stedelijke arrondissement, waar verdachten uit etnische minderheden in de meerderheid zijn, worden jongeren, ongeacht hun etnische afkomst, vaker vastgehouden. In het tweede geval heeft de etnische ongelijkheid een duidelijk aanwijsbare bron in de betekenis die wordt toegekend aan de interactiemoeilijkheden die optreden tussen jonge verdachten uit etnische minderheden en justitiële werkers. Deze vorm van ongelijke De invloed van de etniciteit van jonge verdachten op beslissingen van het om behandeling is te beschouwen als structurele discriminatie (Pincus 1994): het beleid, de procedures of de beleidspraktijken die als onbedoeld gevolg hebben dat bepaalde sociale categorieën worden benadeeld. In dit geval leidt de procedure dat beslissingen worden genomen op basis van gesprekken met jeugdige verdachte tot benadeling.
Verder stelt de weblogger eerder, op basis van literatuur die Weenink ook aanhaalt, dat er geen relatie bestaat tussen etniciteit en bestraffing, maar aangezien Weenink zou vinden dat dat wel moet haalt hij de kunstgreep uit om dan maar een indirect verband te veronderstellen. Nu had Weenink die veronderstelling zeker wat beter uit mogen leggen, maar wat er feitelijk in het artikel staat is:
De Amerikaanse onderzoekers Bridges en Steen (1998: 554) stelden bijna tien jaar geleden teleurgesteld vast dat er, ondanks een ruime hoeveelheid sociologische studies die wijzen op etnische ongelijkheid in het justitieel systeem, nog weinig inzicht is in hoe de beeldvorming over verdachten de beslissingen van justitiële werkers beïnvloedt. Waters (1988) concludeert op basis van kwalitatieve analyse van dossiers van Britse justitiële maatschappelijk werkers dat slechts in vijf van de 65 onderzochte rapportages expliciet melding werd gemaakt van de etnische achtergrond van de verdachte. In die gevallen werd etniciteit gekoppeld aan het stereotypische idee van een algemeen voorkomend gebrek aan schuldgevoel onder leden van bepaalde etnische minderheden (Waters 1988: 89-90). Ook Zatz (1987) meent op grond van cijfermatig onderzoek dat justitiële beslissers meestal geen expliciete relatie tussen etniciteiten strafmaat leggen. Het verband tussen etniciteit en bestraffing is dus waarschijnlijk indirect.
Dit betekent dus dat etniciteit niet expliciet wordt meegenomen in de overwegingen van de strafmaat. Stellen dat er daarom geen enkele relatie bestaat is onzin en Weenink laat ook duidelijk zien dat er wel degelijk een relatie bestaat. Over de verklaring van discriminatie die hij aanhaalt is nog wel wat af te dingen om redenen die hij overigens zelf ook noemt. Het is niet duidelijk of de arrondissementen wel representatief zijn en hij heeft de officieren van justitie niet bevraagd. Dit wekt de suggestie in de hand dat discriminatie in het onderzoek vooral een restverklaring is. Alle andere verklaringen kunnen de relatie tussen etniciteit en strafmaat niet tot nul reduceren, dus moet er wel discriminatie in het spel zijn. Of dit ook zo is weet ik niet, maar dat discussiepunt had denk ik wel behandeld mogen worden, maar voor dit bericht doet het er even niet toe. Wat van belang is, is dat ook hier de (op z’n minst) suggestie van discriminatie door Nederlanders en ‘onze’ schuld een mooi boosmakertje is dat mensen er ook hier toe aanzet om een wetenschappelijk onderzoek volledig te verdraaien. Ook op de Telegraaf-site is dit boosmakertje goed voor tal van afkeurende reacties.
Op deze manier is het debat over de multiculturele samenleving goed voor drie dingen:
- Kijkcijfers/hits/lezers: boosmakertjes zijn inkoppertjes, je weet dat ze reacties gaan opleveren. Dat is ook nodig. Met name voor Geenstijl.nl reden om niet al te zorgvuldig om te gaan met de feiten. En misschien zelfs wel actief een bijdrage te leveren aan polarisering? Immers, polarisering is niet alleen mede een gevolg van dergelijke leugenachtige boosmakertjes, maar ook de vruchtbare grond waarin ze gedijen.
- De wijze waarop sommigen het debat over de multiculturele samenleving voeren, is niet alleen een favoriet tijdverdrijf, maar zorgt er ook voor dat misstanden in de Nederlandse samenleving en onder autochtone Nederlanders die bijdragen aan de problemen van/met/onder Marokkaans-Nederlandse jongeren buiten het zicht blijven. Ik heb hier al eerder op gewezen met betrekking tot de positie van vrouwen in het migratierecht. Wanneer vrouwen hierheen komen als huwelijkspartner zijn zij voor hun verblijfstitel afhankelijk van hun man. Wanneer er vervolgens huwelijksproblemen ontstaan, belemmert deze afhankelijkheid de vrijheid van deze vrouwen. Een ander probleem is de wijze waarop ‘wij’ kinderen van allochtone echtparen (of gemengde) registreren. Bij een boosmakertje hoort ook ridiculiseren en hier wordt in feite iedere verwijzing naar misstanden in de structuur van de samenleving of onder autochtonen geridiculiseerd. De term ‘schuld’ is hierbij ook van belang. Met name Geenstijl.nl suggereert dat de schuld eenzijdig bij ‘ons’ gezocht moet worden (als boodschap van de onderzoeker). Dat zegt de onderzoeker dus helemaal niet, maar dat doet er even niet toe. ‘Schuld’ doet er eigenlijk op deze manier ook niet toe. Het gaat hier om complexe maatschappelijke processen (groepsdynamica, subculturen, mondiale jeugdculturen, psychologische processen, bedoelde en onbedoelde vormen van insluiting en uitsluiting) waarbij de schuldvraag aan de ene kant irrelevant is en aan de andere kant hoogst functioneel doordat het bijdraagt aan het ‘wij-zij’ denken. Het ridiculiseren van het onderzoek van De Jong is eigenlijk het afgeven van de boodschap niet ‘wij’ zijn schuldig, maar ‘zij’. ‘Zij’ zijn de slechten en ‘wij’ zijn de goeden. Een lekker makkelijk en zeer comfortabel zwart-wit schema, maar helaas ver van de werkelijkheid. Maar we kunnen er wel lekker door slapen.
PS
Het onderzoek van Weenink is terug te vinden bij de website van Nova.
Don Weenink ‘De invloed van de etniciteit van jonge verdachten op beslissingen
van het openbaar ministerie’ Sociologie, jaargang 3 — 2007 | 3 pp. 291-322
Tsja, luister: ik neem voortdurend quotes over, als ik ze leuk en of opvallend vindt. Ik verwijs daarbij naar de bron om aan te geven waar ik het vandaan heb. Ik lig er eerlijk gezegd niet zo van wakker als de bron het niet bij het juiste eind heeft, dat is juist onderdeel van mijn quote-rubreik: heet weergeven van interessante quotes.
Maar los daarvan: het onderzoek trekt een zinloze conclusie: al die kut-marokkanen, dat is de schuld van anderen.
Dat is het niet. Iedereen die een auto in de fik steekt of met een krans gaat voetballen is zelf daarvoor verantwoordelijk, niet anderen.
En ik ben geen GeenStijl-kloontje…
Ik snap best dat een website als bbrussen.nl vooral entertainment is dat ten koste moet gaan van anderen (dat is immers vaak het leukst), maar dat wil niet zeggen dat je daarom maar een loopje moet nemen met de feiten.
Nogmaals de onderzoeker stelt helemaal niet dat het ‘onze’ schuld is of dat het niet de verantwoordelijkheid van de jongeren zelf is. De onderzoeker probeert bepaalde maatschappelijke processen inzichtelijk te maken, te analyseren en verklaren. Dat is iets anders dan goedpraten of de schuldvraag neerleggen.
De onderzoeker heeft het over: “hun algemeen menselijke behoeften aan erkenning, veiligheid en vertier en de ontwikkeling van straatcultuur in achterstandswijken, kunnen dat wel.” wanneer hij het heeft over een verklaring van het gedrag van die jongeren. Waar legt hij daarmee de schuld ergens anders of de verantwoordelijkheid? Maatschappelijke uitsluiting en stigmatisering geven deze processen een extra lading en een extra complexiteit. Hij zegt nergens dat dat hun gedrag goedpraat of de verantwoordelijkheid verschuift.
Je zegt zelf journalist te zijn. Een beetje journalist weet toch zeker wel het verschil tussen verklaren en goed praten?
Bert Brussen een GeenStijl-kloontje? Misschien moet je zijn website toch eens lezen.
Bert Brussen is geen geenstijl-kloontje, wel een hond die vooral klaarkomt door zijn eigen spiegelbeeld
laten we god smeken dat geenstijl kanker krijgt, hele pijnlijke.
Beste Martijn,
Goed werk. Misschien is het voorlopig nog vechten tegen de bierkaai, maar ook een bierkaai kan instorten! Je artikel en de moeite die je je steeds maar weer getroost geven veel hoop.
Dank je wel.
Dhr. drs. VHJM van Neerven MSW MA
VNCcommunicationcounsel
mede namens Stichting HIOB,
KvK Amsterdam 3432 1177
Amsterdam, the Netherlands