Societal Impact Award 2008
Tijdens de dies van de Vrije Universiteit was er niet alleen een uitstekende, boeiende rede van André Lucas, hoogleraar Financiële markten en instellingen aan de faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde over de ‘Crisis op de financiële markten’ en een eredoctoraat voor voormalig minister van financiën Gerrit Zalm, maar ook de uitreiking van de Societal Impact Awards 2008. De Senior Societal Impact Award is bedoeld voor een uitstekende onderzoeker van de VU, die zich al jaren bijzonder verdienstelijk maakt met het verrichten van research met een grote maatschappelijke impact. De genomineerden waren:
- Prof.dr. Hans van den Heuvel, emeritus-hoogleraar in de beleidswetenschap,honorary fellow onderzoeksgroep Integriteit van BestuurFaculteit Sociale Wetenschappen
- Prof.dr. Martijn B. Katan,Akademiehoogleraar van de KNAW en hoogleraar voedingsleer, faculteit Aard- en Levenswetenschappen
- Prof. dr. C.J.L.M. Meijer, hoogleraar klinische pathologie en afdelingshoofd van de afdeling pathologie,VU medisch centrum
Deze prijs ging uiteindelijk naar prof. dr. Martijn B. Katan; van deze plaats van harte gefeliciteerd.
De Junior Societal Impact Award wordt overhandigd aan een uitmuntende
promovendus van de VU, die in het afgelopen jaar een proefschrift heeft
geschreven met een grote maatschappelijke impact. Hiervoor was ik genomineerd voor mijn proefschrift Zoeken naar een ‘zuivere’ islam: Geloofsbeleving en identiteitsvorming van jonge Marokkaans-Nederlandse moslims, samen met:
- Eric Koomen,Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde, afdeling Ruimtelijke Economie, Titel dissertatie: Spatial analysis in support of physical planning. Het proefschrift is wetenschappelijk absoluut hoogstaand, 10 van de 12 artikelen in het werk zijn inmiddels in topbladen gepubliceerd en het ontkracht diverse mythes in de ruimtelijke ordening en levert een bijdrage aan het debat over de toekomstige inrichting van Nederland (korte weergave juryoordeel).
- Amika Singh, VU medisch centrum – EMGO Instituut,Titel dissertatie: Effectiveness of a school-based weight gain prevention programme: DoiT. Het DoiT programma laat veelbelovende effecten zien zowel op gedrag als op indicatoren van lichaamssamenstelling. Er is contact met de GGD Amsterdam en de Nederlandse Hartstichting over toekomstige implementatie en het programma heeft een forse impact op de kwaliteit van leven en de kosten van de gezondheidszorg (korte weergave juryoordeel).
Uiteindelijk, na de lovende woorden voor ons alledrie, bleek de Societal Impact Award Junior 2008 naar mij te gaan. Vanaf deze plaats mijn grote dank aan mijn collega’s van de VU en de jury voor het gestelde vertrouwen en de waardering. Tijdens de reis naar huis zat ik in de trein waar twee mensen mij aanspraken op mijn prijs. Zij hadden beiden de bijeenkomst bijgewoond; één student die ook in mijn huidige Salafisme onderzoek een rol speelt en een ‘oudere heer’. Met beiden raakte ik dus in gesprek en heb dit gesprek verwerkt in het dankwoord dat ik uitsprak bij aanvaarding van de prijs. Het samengevoegde stuk kunt u hier lezen:
Toen ik in 1996 mijn afstudeerscriptie ging schrijven en daarvoor via mijn scriptie begeleidster Edien Bartels in Gouda in moskee Nour terechtkwam, zei mijn moeder, enigszins bezorgd om mijn toekomst en welzijn: Marokkaanse jongeren in Gouda? Daar komt nog eens een hoop heisa van, als je maar voorzichtig doet! Toen ik in 1999 begon met het veldonderzoek in Gouda voor mijn proefschrift naar de religieuze identiteitsvorming onder deze groep jongeren, vroeg een bepaald persoon bij het ministerie van Binnenlandse Zaken aan mij: Gouda? Jongeren en Islam? Waarom moeten wij daar iets van weten?
Intussen zijn de zaken iets veranderd. We hebben de aanslagen van 11 september 2001 achter de rug, de moord op Theo van Gogh en tal van andere grote en kleinere issues. Nu zou men wellicht verwachten dat in een tijd waarin in de media en de politiek voortdurend wordt gediscussieerd over cultuur en religie de antropologen in het ene na het andere tv programma verschijnen en talloze kolommen in de kranten vullen. We zijn echter een groot deel van de tijd afwezig zo lijkt het en het zou dan ook eens goed zijn voor antropologen maar ook andere sociale wetenschappers om eens af te vragen waar dat aan ligt. Dat ligt namelijk niet alleen aan de media of aan de politiek (een antropoloog zou al moeten gruwen bij dergelijke homogeniserende en grove labels), maar het is ook te wijten aan antropologen en andere sociale wetenschappers zelf. Thomas Hylland Eriksen heeft recent hier een interessant boek over geschreven ‘Engaging Anthropology’ waarin hij diverse oorzaken op vermeld zoals het onvermogen om begrijpelijk te schreven voor leken, de (en ik chargeer zijn argument hier) overspannen verwachting dat de maatschappij überhaupt zit te wachten op antropologen met een voorliefde voor cultuurkritiek.
Een derde oorzaak die ik zou willen noemen is de voorliefde van antropologen om migrantengroepen in de Nederlandse samenleving te onderzoeken. Gelukkig is antropologie al lang niet meer de wetenschap die alleen maar in verre landen en exotische oorden onderzoek, ook al (en dat is ook een probleem) heeft het die naam wel. Antropologen bestuderen ook de rapcultuur onder migrantenjongeren, criminele jeugdbendes onder Marokkaans-Nederlandse jongeren en inderdaad Marokkaans-Nederlandse jongeren en de constructie van hun identiteit. Maar wel met een voorkeur dus voor de Ander in de eigen samenleving, voor de groep die men ziet als de underdog. De vraag is of antropologie daarmee niet het beeld van die exotische Ander in de eigen samenleving reproduceert en de visie dat het probleem met betrekking tot integratie ligt bij de Ander reproduceert en daarbij de beleidscategorieeen zoals ‘radicalisering’ en ‘Marokkaan’ klakkeloos overneemt. Een iets groter zelfbewustzijn zou daarbij ook wel mogen. Te vaak hoor ik collega’s uitleggen voor een publiek dat wanneer zij de beweegredenen van de radicale moslims analyseren dit nog niet betekent dat zij deze ook goedkeuren. Te vaak hoor ik ze zeggen dat het aanbrengen van nuances nog niet betekent dat ze problemen uit de weg gaan en niet willen benoemen. Alsof men zich moet verontschuldigen en schamen voor enige politiek correctheid en cultuur relativisme. Ik hoor zelden antropologen uitleggen dat het benoemen van Marokkanen als probleemcategorie helemaal niet zoveel helderheid en duidelijkheid biedt als mensen denken, maar slechts schijnzekerheid en meer vragen.
Hetzelfde geldt voor het recente debat over Gouda met alle grote woorden en valse beelden van dien. Dankzij Gouda staat het land tegenwoordig in brand, moeten Marokkaans-Nederlandse reljongeren vernederd en geslagen worden en zijn de woorden straatschoffies en terroristen op vreemde manier met elkaar vermengd geraakt. Hier doet zich een interessante parallel voor met de ontwikkelingen op de financiële markten waar we het vandaag over hebben. De afgelopen weken hebben we ook termen gezien als ‘bloedbad’ (wanneer er weer eens fondsen nogal wat van hun waarde verloren hadden), ‘crisis’ (om toch maar duidelijk te maken dat er ergens iets fout zit), ‘slagveld’ (om de sfeer op de beurs aan te duiden. Er is in deze gewaarschuwd voor het feit dat dergelijke termen niet neutraal zijn, maar dat ze een performatieve kant in zich hebben: ze roepen precies datgene op wat ze beschrijven doordat het vertrouwen in de markten ondermijnd.
Het mag duidelijk zijn dat door de hype over integratie, islam en Marokkaans-Nederlandse jongeren per definitie mijn studie een grote impact heeft of kan hebben. Waar echter veel discussies gaan over radicalisering, blijkt de dominante tendens onder deze jongeren er helemaal niet één van radicalisering en activisme te zijn, maar juist het zich afkeren van de samenleving en apathie. Terwijl er schijnbaar een taboe doorbroken moet worden op het benoemen van problemen met criminele Marokkaans-Nederlandse jongeren is er geen enkel in Europa dat zo uitgebreid onderzoek doet naar etniciteit en misdaad als in Nederland en is er geen enkel land dat zo uitgebreid mensen categoriseerd naar etniciteit, cultuur en criminaliteitscijfers. Cijfers waaruit overigens blijkt dat met veruit de meeste migrantengroepen en individuele personen niets aan de hand als het gaat om criminaliteit (ontleend aan Frank Bovenkerk).
Er is, zoals gezegd, veel aandacht voor radicalisering onder moslimjongeren en voor de processen tegen al dan niet vermeende terroristen, maar slechts weinig aandacht voor de impact van terreurwetgeving onder de betrokkenen, de ondoorzichtigheid van het onderzoek en de vervolging van terreurverdachten. Er is veel aandacht geweest voor de moslimjongeren in mijn onderzoek, maar slechts weinigen hebben opgepikt dat voor veel van deze tieners alledaagse beslommeringen zoals huiswerk, vrienden en Goede Tijden Slechte Tijden vaak voor gaan. Sterker nog voor een televisieprogramma was dat juist een reden om mij maar niet te vragen met als reden: ‘dat is goed nieuws voor Nederland en de moslims, maar daar zitten wij niet op te wachten’.
Nu is dit geen klaagzang over hoe moeilijk ik het wel niet heb, want ik deed en doe naar mijn mening één van de meest interessante onderzoeken die ik zou kunnen bedenken en dan ook nog binnen één van de mooiste vakgebieden, namelijk antropologie. Dit alles is ook niet bedoeld als kritiek op mijn eigen nominatie voor deze mooie prijs, maar wel om aan te geven dat ik deze prijs toch met enige schroom accepteer en me eigenlijk voor de vraag stelt of ik hem nu wel verdien. Niettemin wil ik mijn collega’s van de afdeling antropologie van harte danken voor hun steun, in het bijzonder mijn promotor André Droogers en co-promotor Edien Bartels. Laat ik de prijs dan maar opdragen aan diegenen die (om mijn moeder maar eens aan te halen) voor al die ‘heisa’ zorgen en zonder wie ik geen onderzoek zou hebben kunnen doen: de Marokkaans-Nederlandse jongeren uit Gouda.
Gefeliciteerd!
Veel groeten, Jasmijn
Dag Martijn,
Wederom gefeliciteerd met deze enorme prestatie! Ga zo door!
Groeten,
Patrick