Goed samenvatten is ook een kunst!
Het valt ook niet mee om wetenschappelijke studies samen te vatten. Zeker als het om literatuurstudies gaat die vaak gortdroog zijn (voor buitenstaanders dan). Het staaltje samen vatten in Binnenlands Bestuur (waar je toch enig niveau van mag verwachten):
‘Islam mede oorzaak delinquent gedrag’ • Binnenlands Bestuur
De islam is mogelijk een van de oorzaken van delinquent gedrag van Marokkaanse jongeren. Dat oppert Corine de Ruiter, hoogleraar forensische psychologie in Maastricht die – samen met anderen – in opdracht van het ministerie van Justitie de aanpak van criminele Marokkaanse jongeren in kaart heeft gebracht. Volgens De Ruiter hebben Marokkaanse (en Turkse) jongeren een ‘achterstand in hun morele ontwikkeling’.
Zo’n achterstand is één van de factoren die crimineel gedrag kunnen veroorzaken: wetenschappelijk is aangetoond dat delinquenten vaak een verminderde gewetensfunctie, minder empathisch vermogen en minder agressiecontrole hebben. Dit minder goed ontwikkelde ‘moreel redeneren’ van Marokkaanse en Turkse jongeren is volgens De Ruiter en haar medewerkster Kim van Oorsouw te verklaren uit de islamitische achtergrond van deze minderheidsgroepen.
‘Binnen de islam ligt de nadruk op gehoorzaamheid aan en respect voor de ouders. Individualisme en onafhankelijkheid worden minder belangrijk gevonden – en dit zijn juist de eigenschappen die de morele ontwikkeling tot een hoger niveau kunnen brengen’, aldus de co-auteurs van het Kennisfundament ten behoeve van de aanpak van criminele Marokkaanse jongeren.
Kinderen in Nederlandse gezinnen groeien op met een ‘democratische onderhandelingsstijl’ en veel overleg met de ouders, waardoor ze leren meebeslissen. Islamitische kinderen groeien vaak op in een gezinsstructuur waarin ze ‘alleen maar bevelen moeten opvolgen’. Het empirische bewijs dat dit antisociaal of crimineel gedrag in de hand werkt, is er nog niet, maar de auteurs achten het ‘plausibel’ dat het zo werkt.
Maar wat er staat er nu precies in dat rapport? Op pagina 147-148 lezen we het volgende:
De Mey, Baartman en Schulze (1999) onderzochten of er verschillen waren in de morele ontwikkeling tussen verschillende etnische groepen jeugdigen in Nederland. In tegenstelling tot eerder vermeldde studies gaat het hier niet om verschillen tussen culturen in verschillende landen maar om etnische minderheidsgroepen in Nederland. […]Uit het onderzoek bleek dat Marokkaanse en Turkse jongeren een achterstand in hun morele ontwikkeling lieten zien. Ze oordelen vaker op preconventioneel en conventioneel niveau dan de andere groepen, die vaker op conventioneel niveau oordelen. Schoolopleiding bleek een rol te spelen in de morele ontwikkeling. Hoe hoger de opleiding (MAVO, HAVO, VWO), hoe sterker het moreel redeneren. De sekse deed er niet toe (De Mey et al., 1999). Volgens de auteurs zou de morele achterstand van Marokkaanse en Turkse jongeren te maken kunnen hebben met de achtergrond van hun ouders. Hoewel de jongeren al vanaf de kleuterschooltijd in Nederland verbleven, kan beargumenteerd worden dat ze toch te oud waren om goed te integreren in de Nederlandse cultuur. Voor volledige assimilatie in een nieuwe cultuur zouden kinderen idealiter tussen hun geboorte en tweede levensjaar moeten immigreren. Echter, er bleken in het huidige onderzoek geen verschillen in moreel redeneren tussen Turkse en Marokkaanse kinderen die hier geboren waren en kinderen die pas enkele jaren later in Nederland kwamen wonen. Een andere verklaring voor de achterstand in morele ontwikkeling van Turkse en
Marokkaanse jongeren kan liggen in de Islamitische achtergrond van deze minderheidsgroepen. Binnen deze godsdienst ligt de nadruk op gehoorzaamheid aan en respect voor de ouders. Individualisme en onafhankelijkheid (en daarmee wordt niet egocentrisme bedoeld) worden minder belangrijk gevonden en dit zijn juist de eigenschappen die de morele ontwikkeling tot een hoger niveau kunnen brengen. Zo wordt in Nederlandse gezinnen vaak een democratische onderhandelingsstijl gehanteerd en vindt veel overleg tussen ouders en kinderen plaats. Het kind wordt als een individu met een eigen mening gezien. Hierdoor leren kinderen al vroeg meebeslissen met hun ouders. Dit is een complexere gezinsstructuur dan wanneer kinderen alleen maar bevelen moeten opvolgen. Hoewel dit nog niet empirisch is aangetoond, klinkt dit als een plausibele verklaring voor de bevindingen van De Mey en collega’s (De Mey, Baartman & Schulze, 1999).
Met andere woorden, De Ruiter en Van Oorsouw behandelen hier de studie van De Mey, Baartman & Schulze uit 1999:
Ethnic variation and the development of moral judgment of youth in Dutch society. Youth and Society, 31 (1), 54-75.
Er is veel commentaar onder het stuk van BB en bijvoorbeeld ook op de Dagelijkse Standaard, maar het citaat hierboven is toch echt iets anders dan de claim dat de Ruiter en Van Oorschouw (namen goed schrijven is ook een kunst) stellen dat Islam mede oorzaak is van delinquent gedrag. Hoogstens dat ze het mogelijk achten, maar dat het niet aangetoond is. Ja, dat is echt iets anders. Het rapport was al in 2008 uit, dus tijd genoeg om het eens grondig te lezen zou ik zeggen.