Een wekelijks portie burgerschap 24 – Papa, ik lijk steeds minder op jou
Uit de burgerschapskalender:
“Wie is toch die man die iedere zondag het vlees komt snijden?” vroeg een jongetje zich een paar jaar geleden af in een SIRE-spotje. Omdat vaders toen zo druk waren en altijd onderweg. Intussen hebben vaders de zorg voor hun kinderen meer op zich genomen. Vaders snijden niet alleen het vlees, maar maken ook het eten klaar.
Mannen zouden niet minder opvoeden, maar anders, maar toch ook weer anders dan hun vaders. Wanneer het gaat om Marokkaans-Nederlandse ouders wordt er vaak geklaagd over de ouders en de vaders misschien nog wel het meest. Daar zit wel een kern van waarheid zoals dat heet. Het verlies aan gezag van met name de vader speelt een rol. Zijn positie is vaak vooral verzwakt door zijn lage sociaaleconomische positie. Verder proberen vaders wel invloed uit te oefenen op hun kinderen bijvoorbeeld op de keuze van hun vrienden), maar veel voltrekt zich toch buiten het gezichtsveld van de vaders. Het onderzoek dat A. Hermans enkele jaren geleden gedaan heeft in Gouda stelt dat vaders de nadruk leggen op het volgen van ‘het rechte pad’. Dit betekent dat hun kinderen goede moslims moeten worden en respect voor anderen moeten hebben, ongeacht huidskleur of geloof (op de tweede plaats komt een goede opleiding, die gezien wordt als het middel om te slagen in de maatschappij).
De ouders vaak geen antwoord hebben op de ‘waarom’-vragen van hun kinderen. Dit gaat ook op voor religieuze overdracht. Veel jongeren verwijzen naar familieleden (opa’s, oma’s, ooms en tantes) die over veel religieuze kennis zouden beschikken. In veel gevallen wonen deze mensen echter in Marokko en niet in Nederland. De religieuze overdracht is over het algemeen beperkt tot het vertellen van verhalen over de profeet Mohammed, de vasten, leren van het gebed en soms bij meisjes de hoofddoek. Jongeren willen meer dan dat. Zij willen weten waarom de zaken zijn zoals ze zijn volgens de islam van de ouders en willen precies de regels weten. Het gaat er niet zozeer om dat ouders daar geen antwoord op hebben (dat hebben ze meestal wel ook al is dat dan weer niet altijd ontleend aan islamitische tradities), maar vaak is het niet het antwoord dat de jongeren zoeken.
Verder dienen we de invloed van de ouders sowieso niet te overschatten. Zeker wanneer kinderen de puberteit bereiken wordt de ‘peergroup’ steeds belangrijker. Trees Pels heeft laten zien dat dit voor Marokkaans-Nederlandse jongeren sterker geldt dan voor autochtoon-Nederlandse jongeren aangezien de eersten beïnvloedbaarder zijn en sterker gehecht zijn aan vrienden. De peergroup geeft jongeren de mogelijkheid om te experimenteren en kan een zeer belangrijke steun zijn voor jongeren. Naast Hermans zijn Trees Pels, Paul Geense en Marjolijn Distelbrink één van de weinigen die onderzoek hebben gedaan naar vaderschap onder allochtonen:
Dé plek voor de zorgvader
Enkele algemene resultaten (en voor de duidelijkheid: dit geldt niet voor alle allochtone vaders), zijn bijvoorbeeld dat driekwart van de 25 Chinese vaders (inderdaad) in de horeca werkt. Dat deze werkende vaders gemiddeld laag zijn opgeleid, maar wel eigenaar zijn van een restaurant of cafetaria. Marokkaanse vaders doen het minst in het huishouden, dit vanwege hun religieuze en culturele achtergrond en de feitelijke verdeling van het binnenshuis (vrouwen) leven en buitenhuis (mannen) leven. Maar Marokkaanse mannen doen toch altijd de boodschappen? Ja, maar dat blijkt een specifieke mannen buitenhuistaak te zijn. Creoolse vaders staan het dichtst bij hun kinderen. Ze praten ook meer met ze en proberen het beeld van de afwezige vader die zijn kinderen als prestigeobject beschouwt, ten goede te veranderen. Gezamenlijk vinden de allochtone vaders dat ze de opvoeding goed aankunnen, maar opvoeden in Nederland is ook lastig. Unaniem noemen ze de seksuele permissiviteit (vrijheid) en de losse omgang tussen jong en oud. Nederlandse kinderen krijgen te weinig respect voor ouderen aangeleerd en zijn brutaal en over assertief. Wat dat betreft is er niets nieuws onder de zon.
Het is een belangrijk onderzoek want het beeld over mannen cq vaders onder bijvoorbeeld moslims blijft misschien nog wel meer steken bij stereotypen en vooroordelen dan bij vrouwen. Bij vrouwen die zich sluieren is, zo zie ik terug in mijn eigen onderzoek, de vraag die vaak gesteld wordt of ze dat moeten van hun vaders. Als we het hebben over de onderdrukking van de vrouw, dan gaat het om al dan niet vermeende onderdrukking door de man/vader. In interessant onderzoek in dit opzicht is Stolen Honor van Katherine Ewing. In dit boek schildert zij een etnografisch portret van Duitse moslimmannen waarbij ze zich richt op de stereotypen en stigma waarmee zij te maken krijgen en hoe ze daar in hun dagelijks leven mee omgaan. Volgens Ewing is deze stigmatisering vaak onopgemerkt, maar oefent zij wel degelijk invloed uit op het scheppen van een identiteit als man. Onderzoek onder Britse jongens laat dit bijvoorbeeld eveneens zien. Het idee van een ‘crisis van de mannelijkheid’ dat vaak in onderzoeken terugkeert lijkt op basis van dat Britse onderzoek (maar ook dat van Ewing) gebaseerd op een gebrekkige conceptualisering van mannelijkheid, waarin pathologisch gedrag van mannen centraal staat: ze zijn onderdrukkers, functioneren slecht op de arbeidsmarkt en in het onderwijs en worden op alle fronten voorbijgestreefd door vrouwen. Macho-gedrag en denigrerende uitlating van jongens over meisjes zijn niet slechts uitingen zijn van seksistische opvattingen of uitingen van onderdrukking van vrouwen. Het machogedrag van sommige jongens is evenmin alleen een manier om de traditionele machtsverdeling tussen jongens en meisjes te handhaven. Het is volgens ook een rebellie tegen de vooroordelen die er bestaan rondom het pathologische gedrag van mannen door het omkeren van negatieve stereotyperingen; de brutale onbeschofte jongen, wordt dan een macho stoere jongen die macht uitoefent over zijn omgeving.
Ewing laat daarbij zien dat de negatieve stereotyperingen en stigma’s een belangrijke rol spelen in de constructie van de moslimman (als mislukte, onderdrukkende patriarch of agressieve haatbaard) als tegenpool van de Duitse moderne man en moderne vader en moderne burger (die meer doet dan alleen op zondag het vlees snijden):
The national subject of a modern democracy based on equality and respect for human rights stands as the antithesis of an abjected subject whose sense of belonging must rest on violence and the abuse of women (p3).
Zeer interessant daarbij is dat ze laat zien dat deze mannen goed op de hoogte zijn van die stigma’s en dat ze laat zien welke tactieken deze mannen ontplooien om om te gaan met de beperkingen die het gevolg zijn van die stigma’s. Jammer is dan wel weer dat ze nauwelijks gebruik maakt van studies naar mannelijkheid (wat je toch zou verwachten) of studies naar autochtone, blanke, identiteiten en dat ze bestaande kritieken op feministische studies (die volgens haar ook van de mannen een negatieve karikatuur zouden maken) evenmin behandelt. Wel laat ze duidelijk zien dat de bestaande populaire discussies over eerwraak bijvoorbeeld het geweld dat wordt uitgeoefend door de mannen voortdurend geplaatst in de context van de Turkse cultuur of een islamitische cultuur (een stereotypering die, ook in Nederland, doorwerkt tot in de jeugdzorg en andere zorginstellingen) terwijl de discussie ook zou moeten gaan over de rol en positie van mannen en de realiteit van het alledaagse leven van mannen in de context van de Duitse samenleving.