Een wekelijks portie burgerschap 27 – Hanengevechten, Diep Spel en Oranjekoorts
Uit de burgerschapskalender:
Stel je voor: naast je wijk wordt een woonwagenkamp gepland. Prima. Je kan je niet herinneren dat je ooit moeilijkheden hebt gehad met woonwagenbewoners en Frans Bauer is ook een heel aardige man. Maar een aantal buren begint een hetze. Je kunt je mond houden. Maar je kunt ook laten weten wat je vindt en op het beslissende moment je mond opendoen.
11 juli finale WK voetbal
Op de één of andere manier heeft bovenstaand citaat schijnbaar met het WK voetbal te maken. En een beetje klopt dat ook wel. Tijdens het WK is, hoe verder het Nederlands elftal komt, Nederland steeds meer oranje en de feestvierende meute groeit per wedstrijd. In plaats van een aantal buren die in een hetze is begonnen, zien we eerder een heel groot aantal buren die opgaan in en mee liften met het succes van het nationaal elftal. De enorme oranjegekte, de enorme bedragen die gepaard gaan met dit WK, bespiegelingen over hoe Nederland er anders uit zou kunnen zien als het WK voor de verkiezingen had plaats gevonden en over hoe Nederland aan hoop, optimisme en vertrouwen zou kunnen winnen door het succes van het voetbalteam, maken van voetbal een ‘deep play’. ‘Deep play’ is een begrip van de antropoloog Jeremy Bentham die het omschrijft als een spel waarvan de inzet zo hoog is, dat geen enkel rationeel persoon er aan zou deelnemen. Het is toegepast door de antropoloog Clifford Geertz in zijn essay over hanengevechten op Bali Deep Play: Notes on the Balinese Cockfight. Geertz stelt dat we door deze hanengevechten veel kunnen leren over de samenleving als geheel; het gaat niet alleen om hanen die met elkaar vechten, maar om mannen die met elkaar vechten (en ja, de term ‘cock’ heeft dezelfde dubbelzinnige lading in het Engels als in de Balinese taal) en om een commentaar op de Balinese hiërarchische verhoudingen en daarmee ook op de Balinese samenleving zelf. De hanengevechten en de weddenschappen daarover verbeelden het netwerk van sociale relaties tussen verwanten en dorpsgenoten en worden min of meer omgekeerd zonder echter de bestaande status quo aan te tasten: “iedere wedstrijd is een wereld op zich”.
We kunnen inderdaad stellen dat iets soortgelijks ook opgaat voor het WK voetbal. Kijken naar voetbal hoort daar ook bij; het betrekt miljoenen mensen in een gemedialiseerd sport evenement en juist dat zorgt ervoor dat de belangen ver uit stijgen boven het spelletje van 11 tegen 11 mannen: miljarden euro’s, eer, aanzien, vertrouwen voor een heel land. De kleur Oranje is daarbij van wezenlijk belang: het is de kleur van de koninklijke familie, het nationaal elftal, maar gezien de grote betrokkenheid van de bevolking is de kleur oranje ook de kleur van de grootste etnische groep van Nederland: de autochtone Nederlander zonder daarbij minderheidsetniciteiten uit te sluiten. Je trekt gewoon iets oranjes aan en klaar is Ahmed. De commercie speelt daarbij een cruciale rol. Een punt overigens waar Geertz weinig aandacht voor had (en evenmin voor de rol van vrouwen en kolonialisme). In hun boek Ethnicity Inc. maken John en Jean Comaroff een interessante analyse van de vermarkting van bepaalde groepen in een neo-liberale wereld. Zij richten zich daarbij op het marketen van cultuur en etniciteit bijvoorbeeld door middel van toerisme en op het ontstaan van ondernemingen die gebaseerd zijn op het commercieel uitbaten van cultuur en etnische identiteit. Dit proces noemen zij ‘de Etnicity BV’ wat verwijst naar het idee van lidmaatschap van een volk en naar het idee dat deze culturele identiteit steeds vaker zou worden geobjectiveerd en omgezet in handelswaar voor een mondiale economie. De enorme hausse aan oranje-prullaria is daar een voorbeeld van, maar denk in het geval van Zuid Afrika ook aan de vele safari’s en trips naar de zwarte wijken die schijnbaar iedere gast in het NOS programma van Jack van Gelder moet maken. Volgens de Comaroffs heeft de etniciteit BV de tendens om bestaande ongelijkheden te vergroten (denk aan de achterstelling van de informele economie bij dit WK), maar het kan ook mensen mobiliseren (denk aan de in china gemaakte vuvuzela, maar ook de enorme menigte op het Museumplein waar Radio 538 een rol speelde) en animeren (denk aan die beesies) maar ook tot vernietiging leiden (wacht maar tot na het WK in de zwarte wijken). De commercie draagt zo in niet geringe mate bij aan deze deep play.De onmogelijkheid om je aan het oranje te onttrekken juist door de commercie gecombineerd met de euforie over de overwinningen en de sociale commentaren over hoop en optimisme scheppen een situatie waarin de term oranjekoorts misschien nog wel beter is dan deep play. Waar velen zich in tijden van economische crisis, onvrede over de maatschappij en de staat en de polarisatie onder bevolking een sterk onbehagen voelen is er nu een situatie waarin Nederland zich collectief lijkt te verliezen in een ogenschijnlijk simpel spel. Het is een zichzelf versterkend en aanstekelijk proces dat leidt tot gigantische volksfeesten, maar ook tot rellen. Dat ertoe leidt dat mensen verenigd kunnen worden, maar dat mensen ook weer tegen over elkaar gezet kunnen worden (de Duitsers), dat voorspelbaar is maar ook ongeregeld. Dat maakt het mooi, maar ook eng. En nu maar hopen dat Oranje ook op het beslissende moment haar punt maakt.