De mislukking van het anti-multiculturalisme III – Post-secularisme
Introductie
In de vorige bijdragen in deze vier-delige serie hebben we kunnen zien dat
- Nederland eigenlijk nooit echt multiculturalisme heeft gekend in de zin van beleid dat aan groepen specifieke rechten en voorzieningen toekent die niet al op basis van reeds bestaande arrangementen (voor christenen) geregeld konden worden;
- Dat Nederland wel een andere vorm van multiculturalisme kent die zich kenmerkt door het reduceren van migranten tot hun religieuze en/of culturele categorie en dat op basis daarvan allerlei specifieke arrangementen worden gecreëerd die niet voor andere groepen gelden: anti-radicaliseringsbeleid, (mogelijk) verbod op bepaalde kleding, enzovoorts.
Dat maakt de speeches waarin recent het failliet van het multiculturalisme maar weer eens beleden wordt, nogal vreemd. Men richt zich tegen A terwijl dat eigenlijk niet bestaan heeft en men roept op tot een versterking van B ten einde de eigen nationale identiteit te versterken. Waarom doet men dat? Twee zaken spelen een rol; globalisering en individualisering aan de ene kant (hier zal ik slechts kort op ingaan) en de Europese samenleving als post-seculiere samenleving aan de andere kant.
Individualisering en mondialisering
Waar het om gaat is in principe het idee dat iedere samenleving een bepaalde mate van sociale cohesie en gedeelde waarden nodig heeft om te kunnen functioneren. Deze sociale cohesie wordt echter niet (alleen) ondermijnt doordat er mensen zijn die geen deel hebben aan de consensus van waarden, maar ook door andere factoren: een vergaande individualisering, grotere verschillen tussen arm en rijk en toenemende invloeden door mondialisering waardoor individuele burgers maar ook politici steeds minder controle hebben over hun eigen omgeving. Dat maakt ook de opmerkingen van Cameron cs. wel weer begrijpelijk evenals het feit dat ze schijnbaar in vruchtbare grond landen; achter die opmerkingen namelijk schuilt een nogal nostalgische hunkering naar een sterke nationale identiteit en een idee van gedeelde waarden en normen dat verder gaat dan de voor velen nogal oppervlakkige basis van een maatschappij gebaseerd op consumptie. Dit alles echter verbloemen door te wijzen op culturele assimilatie maakt het makkelijker te negeren dat de afkeer van de Nederlandse samenleving die sommige jongeren vertonen ook zijn grond heeft in de negatieve benadering die die jongeren ervaren van dezelfde samenleving of in de medeplichtigheid van de Nederlandse staat in onzalige bezettingsavonturen in Irak en Afghanistan of in het onbarmhartige afwijzen van Libische en Tunesische vluchtelingen dezer dagen of in het opzichtig meten met twee maten als het gaat om het naleven van democratische idealen wanneer het gaat om het volk in het Midden-Oosten. In plaats daarvan lijken we ons liever te richten op allerlei zichtbare en daardoor makkelijk te identificeren symbolen als hoofddoek, handen schudden en overlastgevende praktijken van jongeren. Dat leidt eveneens de aandacht af dat ook autochtonen lang niet verenigd zijn in een consensus over seculiere en seksuele vrijheden. Het creëert een beeld van eenheid en eensgezindheid waar deze niet bestaat en ook nooit bestaan heeft; er is altijd een multiculturele arena geweest.
Post-secularisme
Recent gaf de eminente wetenschapper José Casanova een lezing, workshop en seminar in Nijmegen aan de Radboud Universiteit, met als titel ‘God in a cold climate’. In zijn bijdragen richt hij zich op de vraag hoe we de groeiende tegenstelling in de wereld kunnen verklaren tussen enerzijds een zeer seculier Europa en anderzijds een religieuze rest van de wereld. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt is namelijk Europa niet zozeer leidend als het gaat om secularisering, maar Europa is een uitzondering, een exceptional case. Het idee was lange tijd dat naarmate een samenleving meer modern wordt, zij ook minder religieus wordt. En voor Europa lijkt dat te kloppen. Voor bijvoorbeeld de VS niet. Religie speelt daar een zeer belangrijke rol en voor Amerikanen is ‘to be modern’ gelijk aan ‘being religious’. Voor andere landen bijvoorbeeld China geldt weer een ander patroon; er zijn met andere woorden meerdere patronen van modernisering en van secularisering. En ook binnen Europa doen zich meerdere patronen voor. Zo is Oost-Duitsland volgens Casanova het meest seculiere deel van Europa, maar niet het meest moderne. Nederland en Zwitserland zijn vergelijkbaar als het gaat om moderniteit, maar Nederland is seculierder.
Een belangrijk verschil tussen gebieden in Europa, maar zeker tussen Europa en de VS heeft betrekking op confessionaliteit vs. denominationalisme. Europa, en zeker West-Europa, heeft een confessioneel model. Er bestaat weliswaar de mythe dat de Westfaalse vrede van 1648 godsdienstvrijheid heeft gebracht, maar volgens Casanova is niets minder waar. Die vrede heeft geleid tot een model waarin religie verbonden werd de staat, vervolgens gold die ene religie voor het volk als geheel en uiteindelijk ook voor op individueel niveau. Casanova ziet dit als de confessionalisering van de staat. Wat er in de jaren ’60 is gebeurd met de ontzuiling in Nederland is in dit opzicht dan ook niet zozeer secularisering als wel een de-confessionalisering van het individu, volgens het volk en vervolgens ook de staat.
De VS heeft nooit een confessioneel model gehad; de staat heeft zich nooit bekend tot één religie (of beter gezegd nog de ge-institutionaliseerde variant ervan: de kerk), maar juist de ruimte geboden aan pluralisme. Opmerkelijk genoeg ook de ruimte aan die groepen die zich in Europa niet wilden neerleggen bij het gezag van de staat en/of de confessionalisering van de staat. Dat betekent dat in de VS religie zeer sterk is op het niveau van civil society, maar dat de verhouding met de staat een compleet andere is. Waar vroeger in Nederland het leven van velen zich afspeelde binnen katholieke parochies of protestantse gemeenten, is in de VS dat slechts één (maar wel belangrijk) aspect van het leven. Religie is daar, zo zou men kunnen betogen, verregaand geseculariseerd. Waarin in het Europese model dus de staat een religieuze identiteit oplegde, is in het Amerikaanse denominatie model de affiliatie vrijwillig en legt de staat geen religie op.
Die verschillen betekenen ook een fundamenteel verschil in omgang met pluralisme; in Amerika een gegeven en misschien zelfs wel onderdeel van de Amerikaanse identiteit, in Europa juist iets wat gepacificeerd moet worden want religieus verschil kan leiden tot conflicten. Dit laatste zien we bij uitstek terug in de speeches over het falen van het multiculturalisme waarin opnieuw getamboereerd wordt over de ‘eigen’ identiteit, de aanwezigheid van migranten wier culturele patronen leiden tot problemen en spanningen die weggewerkt moeten worden. Daarbij speelt mee dat het secularisme intussen ons verinnerlijkt perspectief en kader is geworden; het is vanzelfsprekend dat ‘wij’ seculier zijn en wat dat precies betekent blijft verborgen. Waar de staat zich dus eerst bekende tot een religie en die oplegde aan het volk en waarbij individuele burgers vervolgens ook zich tot die ene religie bekenden, heeft de staat nu een secularistisch model opgelegd aan zichzelf, vervolgens aan het volk als geheel en intussen is ook voor individuele burgers secularisme het vanzelfsprekende kader geworden. Net zo goed als voorheen religie vaak vanzelfsprekend onderdeel van het dagelijks leven was.
Aan dat onbesproken karakter van secularisme lijkt een einde gekomen te zijn, zo laten de speeches onder meer zien. In die zin zouden we met Habermas kunnen spreken van een post-seculiere situatie. Niet in de zin van een einde van het secularisme, maar in de zin van een toenemende reflectie op wat het seculiere karakter van de samenleving nu eigenlijk is of zou moeten zijn. Aangezien secularisme niet kan bestaan zonder religie (het is een begrippenpaar; beiden veronderstellen elkaar) betekent dit ook dat het debat vooral gaat over de positie van religie in de samenleving. De veelgesproken terugkeer van religie bestaat niet als zodanig; wat we hebben is een obsessie met religie als maatschappelijk vraagstuk.
De redenen die Casanova daarvoor gaf hebben onder meer betrekking op het aspect van mondialisering zoals ik dat hierboven al besproken heb. Eén aspect van die mondialsering is internationale migratie die ertoe bijdraagt dat Europese natie-staten pluriformer worden dan ooit tevoren. De problemen met betrekking tot islam zijn dan mede terug te voeren op het aloude probleem van de Europese staten: het managen van religieus pluralisme. En juist door mondialisering, individualisering en migratie hebben staten daar minder greep op en dus ook minder greep op het bewaren van de sociale cohesie. Waar dit alles toe leidt? Daarover volgende week meer in het allerlaatste deel van deze serie.
Deze entry is deel van een serie: De mislukking van het anti-multiculturalisme
Deel I – Windmolens
Deel II – Perverse culturalisering
Deel III – Post-secularisme
Deel IV – Secularistische intolerantie (verschijnt volgende week)
2 Responses
[…] seculiere is intussen ons verinnerlijkt perspectief en kader geworden; het is vanzelfsprekend dat ‘wij’ seculier zijn en wat dat precies betekent blijft […]
[…] De mislukking van het anti-multiculturalisme III – Post-secularisme – C L O S E R — C … Waar het om gaat is in principe het idee dat iedere samenleving een bepaalde mate van sociale cohesie en gedeelde waarden nodig heeft om te kunnen functioneren. Deze sociale cohesie wordt echter niet (alleen) ondermijnt doordat er mensen zijn die geen deel hebben aan de consensus van waarden, maar ook door andere factoren: een vergaande individualisering, grotere verschillen tussen arm en rijk en toenemende invloeden door mondialisering waardoor individuele burgers maar ook politici steeds minder controle hebben over hun eigen omgeving. Dat maakt ook de opmerkingen van Cameron cs. wel weer begrijpelijk evenals het feit dat ze schijnbaar in vruchtbare grond landen; achter die opmerkingen namelijk schuilt een nogal nostalgische hunkering naar een sterke nationale identiteit en een idee van gedeelde waarden en normen dat verder gaat dan de voor velen nogal oppervlakkige basis van een maatschappij gebaseerd op consumptie. Dit alles echter verbloemen door te wijzen op culturele assimilatie maakt het makkelijker te negeren dat de afkeer van de Nederlandse samenleving die sommige jongeren vertonen ook zijn grond heeft in de negatieve benadering die die jongeren ervaren van dezelfde samenleving of in de medeplichtigheid van de Nederlandse staat in onzalige bezettingsavonturen in Irak en Afghanistan of in het onbarmhartige afwijzen van Libische en Tunesische vluchtelingen dezer dagen of in het opzichtig meten met twee maten als het gaat om het naleven van democratische idealen wanneer het gaat om het volk in het Midden-Oosten. In plaats daarvan lijken we ons liever te richten op allerlei zichtbare en daardoor makkelijk te identificeren symbolen als hoofddoek, handen schudden en overlastgevende praktijken van jongeren. Dat leidt eveneens de aandacht af dat ook autochtonen lang niet verenigd zijn in een consensus over seculiere en seksuele vrijheden. Het creëert een beeld van eenheid en eensgezindheid waar deze niet bestaat en ook nooit bestaan heeft; er is altijd een multiculturele arena geweest. […]