Utopische Vreemdelingen – Onderzoek naar salafisme
Het is al weer enige tijd geleden, maar in 2010 was ik in Utrecht op de universiteit. Studenten aldaar hadden een debat georganiseerd over ‘salafisme in Nederland’ en ik was uitgenodigd om een lezing te geven. Ik was niet alleen. Ook één van de bekendere Nederlandse salafistische predikers was uitgenodigd. Die vertelde onder het genot van een glaasje fris op het einde de volgende anekdote:
‘Ooit vroeg een journalist mij: “Ben je een salafist?” Ik antwoordde: “Nee! Ik ben geen salafist.” Hij zei: “Ben je me nu in de maling aan het nemen?” Ik zei: “Nee, ik weet namelijk dat je een beeld in je hoofd van het salafisme hebt. Dat soort salafist ben ik niet! Ik ben niet de salafist die jij in je hoofd hebt.”
In zijn bijdrage eerder had deze prediker verteld hoe salafisme géén aparte stroming in de islam is, maar de islam uitdraagt zoals deze door de eerste generaties moslims werd gepraktiseerd en hoe deze geldt als voorbeeld en praktische richtlijn voor het leven van alle hedendaagse moslims waar dan ook ter wereld.
Salafisme als onderzoeksveld
Deze anekdote, en de anekdote in de anekdote, laten denk ik goed zien waar het om gaat bij salafisme als religieus en maatschappelijk fenomeen.
Ten eerste staat salafisme in Nederland in ruime mate in de aandacht. Vandaar ook dat studenten van de universiteit belangstelling hadden voor een verhaal van deze prediker en, hoop ik, ook voor het mijne.
Ten tweede heeft het salafisme in politiek, beleid en media een reputatie van een intolerante, gewelddadige stroming die haaks staat op de seculiere en seksuele vrijheden van het Westen. De vraag aan deze prediker kwam vlak na een gewelddadige actie van moslims die tot deze islamitische trend gerekend worden.
Ten derde hebben moslims in het algemeen en ook deze prediker een verwachting van hoe de buitenwereld op hen reageert en daar passen zij hun reactie op aan. Vandaar de, op het eerste oog wellicht, paradoxale reactie van een salafistische prediker die na een bijeenkomst over salafisme de anekdote vertelt waarin tegen hij een journalist die iets wil weten over salafisme zegt dat hij geen salafist is. Er is dus een voortdurende interactie tussen overheid, media en moslims; een interactie die overal anders is en er dus ook voor zorgt dat salafisme in Nederland weer iets anders is dan in Engeland, Egypte of Zuid-Amerika.
Ten vierde heeft het salafisme voor de predikers en ook voor veel gewone gelovigen weer een andere betekenis: namelijk die van de ‘ware’ islam van de beginperiode van de islam.
Ten vijfde hebben wij in ons onderzoek voortdurend te horen gekregen ‘wij zijn de echte salafis’ en anderen zijn extremisten, jihadisten, takfiri, khawarij of wat dan ook. Of ‘salafis zijn de echte moslims’ (zowel door moslims als niet-moslims overigens) en de andere moslims zijn maar halve moslims. Door verschillende groepen, of dit nu beleidsmakers zijn, politici, moslims, islamofobe en andere opinieleiders, de term salafisme wordt ook gebruikt als een manier om zichzelf of juist de Ander aan te wijzen. Op deze manier is de term onderdeel van de politiek van identiteit van mensen.
Dit betekent ook dat de vraag naar wat salafisme is of wie nu een salafist is of wie niet, niet zo vanzelfsprekend en eenduidig te beantwoorden is. We dienen eerst te kijken welk perspectief wij als wetenschappers innemen waarbij we rekening houden met die vijf verschillende dimensies van salafisme die ik net genoemd heb.
Eén van de zaken die daarbij voorop staat is dat wij geen positie innemen in de debatten over wie nu de ware islam volgt en wie niet. Ongetwijfeld zal daar kritiek op zijn van moslimse en niet-moslimse mensen die willen dat we juist wel een positie innemen. Dat heeft niet te maken met het idee dat die mensen niet zouden begrijpen wat wetenschap is zoals van de week in een artikel in Trouw werd gesuggereerd, maar met een andere invalshoek. Als onderzoekers kunnen wij niet bepalen wat de ‘zuivere’ islam is, kunnen wij ook niet klakkeloos de invullingen van islamitische groeperingen of van anti-islam groeperingen overnemen. Evenmin dienen we lichtvaardig de definities van overheden of van groeperingen die het secularisme verdedigen navolgen. Dan zouden we hun interpretatie overnemen en die interpretatie maar ook de onderlinge discussies, vetes en dergelijke moeten juist onderdeel zijn van het onderzoek.
Salafisme als utopische beweging
In het Nijmeegse onderzoeksproject Salafisme als transnationale beweging hebben Joas Wagemakers, Carmen Becker, Roel Meijer en ik vanaf 2007 geprobeerd om samen met professor Harald Motzki en professor Martin van Bruinessen de verschillende dimensies van salafisme in het Midden-Oosten en Europa te onderzoeken waarbij we ook veel besproken hebben met onze collega’s Zoltan Pall (die in Koeweit en Libanon onderzoek deed naar salafisme) en Din Wahid (die in Indonesië onderzoek deed). Het boek Salafisme – Utopische idealen in een weerbarstige praktijk is het resultaat van de onderzoeken van Joas Wagemakers, Carmen Becker en mij. In dit boek benaderen we salafisme als islamitische trend. Wat salafisten tot salafisten maakt, zo stellen we in de inleiding, wordt niet bepaald door de vraag hoe gevaarlijk zij wel of niet zijn. Evenmin wordt dat bepaald door het gegeven dat zij terug zouden willen naar de fundamenten van het geloof en de begintijd van de islam. Veel moslims zien dat als een wenkend perspectief.
Wat salafisten tot salafisten maakt zijn hun ideaalbeelden over hoe die fundamenten en het begin van de islam eruit zien, hun ambities over de hedendaagse implementatie van die ideaalbeelden en hun praktijken om betekenis te geven aan het leven en de wereld om hen heen die gekenmerkt worden door een strikte, letterlijke interpretatie van de Koran en Soenna. Binnen een dergelijk perspectief kunnen we de salafisten beschouwen als utopische beweging. De term utopie, dat zowel ‘geen plaats’ als ‘gelukkige plaats’ als betekenis draagt, kan gezien worden als een verwijzing naar iets dat nastrevenswaardig, wenselijk en mogelijk is, maar dat ook tegen de bestaande situatie in gaat en onhaalbaar is. In zijn Utopia uit 1516 beschreef Sir Thomas More ideaaltypische vormen van sociale organisatie en samenleven waarmee hij enerzijds zijn ambities voor perfecte vormen van samenleven gestalte gaf en anderzijds kritiek gaf op de bestaande samenleving van die tijd. In het geval van salafisten kunnen we stellen dat zij proberen de islam te revitaliseren en reorganiseren op basis van een ideaalbeeld van de eerste drie generaties moslims en een zo strikt, zo gedetailleerd en zo letterlijk mogelijke uitleg van de schriftelijke bronnen van islam. Zo probeert men een leefstijl te ontwikkelen die betrokkenen correcter, rechtvaardiger en bevredigender vinden dan hun huidige leefstijl.
Een utopische transformatie
Thomas More’s Utopia was enerzijds een maatschappijkritiek en anderzijds een ideaal samenlevingsmodel en moreel programma. Dat geldt ook voor het salafisme. Of het nu in het Midden-Oosten is of in Europa, het ideaalbeeld van het salafisme is een kritiek op de huidige samenlevingen die in een morele crisis zouden verkeren. Daarmee is het salafisme recalcitrant of zelfs rebels en omdat men in staat blijkt te zijn mensen te mobiliseren op basis van hun utopie is het ook niet verwonderlijk dat men vaak door overheden en opinieleiders met argusogen wordt bekeken. Zeker wanneer in debatten aan bijna alle militante en gewelddadige acties van moslims het etiket salafisme wordt geplakt (en zeker niet altijd terecht of genuanceerd genoeg), wordt het salafisme al snel hét symbool van de ongewenste islam. Daarbij speelt natuurlijk ook mee dat mensen die zich tot de salafistische lezing van islam bekennen, wel degelijk gewelddaden hebben gepleegd, zich intolerant hebben uitgelaten en verschillende visies hebben voor de correcte rollen van vrouwen en mannen in de samenleving. Juist in samenlevingen die zich voorstaan op tolerantie, gelijke rechten voor vrouwen en mannen en vreedzaam democratisch samenleven kunnen deze groepen voor grote onrust zorgen en zijn ze ook een dankbaar doelwit voor menig politicus.
Zeker voor Europa speelt daarbij een rol dat secularisering grote gevolgen heeft gehad voor de positie van religie. Daarbij zijn er steeds meer mensen die een seculier Europa als norm verdedigen. Secularisering is daarbij niet alleen een beschrijving van een bescheidener wordende rol van het religieuze maar ook een norm die oplegt dat religie in het openbare leven in een afgebakend kader moet blijven. Seculier is op deze wijze ook een identiteit die rust op een ideaalbeeld van tolerantie, vrijheid en gelijkheid die ook aan andersdenkenden, in het bijzonder religieuze mensen, moet worden opgelegd. Net zoals er binnen het christendom en andere religies in de laatste jaren stromingen zijn opgekomen die zich niet zomaar willen neerleggen bij de huidige seculiere status quo, zijn die stromingen er ook binnen islam en salafisme is er daar één van.
Als het gaat om salafisme worden in Nederland vaak de moord op Theo van Gogh door Mohammed Bouyeri aangehaald en het verketteren door predikers van Nederlandse opinieleiders zoals Ayaan Hirsi Ali. Ook allerlei opvattingen over vrouwen en homoseksualiteit komen in die discussies terug. Al wijst een groot deel van de salafisten gewelddadige acties af en stellen sommigen zelfs dat, met name gewelddadige maar ook vreedzame groepen die zich met politiek inlaten, niet tot het salafisme behoren, is er angst voor het geweld dat salafisten zouden kunnen gebruiken. Hun pogingen om te participeren in de samenleving worden gewantrouwd en er bestaat de angst dat salafisten met hun geloofsovertuiging grote druk uitoefenen op anderen, in het bijzonder vrouwen. Het gaat daarbij niet (meer) zozeer om het feit dat er een dreiging van geweld uitgaat van de salafisten, maar om de salafisten als bedreiging voor de normen en waarden van de Nederlandse samenleving, in het bijzonder de vrijheid die bedreigd zou worden door de vermeende af keer (haat) van salafisten tegen het Westen.
In de praktijk echter blijkt dat een groot deel van de salafisten zeer gezagsgetrouw is en niet snel zal protesteren tegen de wereldlijke macht; laat staan met geweld in opstand komen. In die zin is salafisme zelfs redelijk burgerlijk te noemen met een sterke nadruk op studie, werk en gezin. Wel is het duidelijk dat voor individuen het salafisme makkelijk de gedaante aan kan nemen van een oppositionele politiek-religieuze stroming. Of salafisme dan ook daadwerkelijk uitgroeit tot een grotere beweging en hoe die er politiek gezien uitziet, is mede afhankelijk van bijvoorbeeld het beleid van de staten en de infrastructuur en samenstelling van moslimgemeenschappen. De wijze waarop salafistische groeperingen zijn omgegaan met de Arabische opstanden zijn daar een uitstekend voorbeeld van.
Persoonlijke transformatie
Het is echter niet zo dat het salafisme zich alleen ergens tegen keert. Het gaat ook om een programma voor moslims om aan zichzelf te werken als vrome moslims. Dit is misschien nog wel het duidelijkst te zien bij vrouwen. Eén van de meest opvallende kenmerken van het salafisme is de grote nadruk op een scheiding tussen de seksen. Zowel in het debat over islam en salafisme als onder salafisten is de positie van de vrouw sowieso een centraal issue. Aan beide zijden fungeren de vrouw en haar lichaam en opvattingen daarover als een symbolische grens tussen wij en zij. Zoals vaker in dit type religieuze bewegingen wordt het ‘vrije’ gedrag van vrouwen niet alleen gezien als een symptoom van een morele crisis, maar zelfs als één van de oorzaken van die crisis. Er zijn dan ook talloze regels en gedragscodes omtrent seksescheiding, het contact tussen mannen en vrouwen en de bedekking van het lichaam die daarbij hoort. Deze regels dienen overigens niet alleen door vrouwen nageleefd te worden, maar ook door mannen die bijvoorbeeld hun blikken moeten neerslaan.
De toepassing van deze regels is afhankelijk van de plaats waar men zich bevindt (publiek/privé), het specifieke gezelschap (echtgenoot, gezinsleden, vreemden) en de specifieke situatie (gebed, werk, feest). In sommige gevallen gaat het bij de bedekking van lichaamsdelen niet alleen om de buitenkant van het lichaam, maar ook om de stem. Vrouwen worden geacht niet hard te spreken of te zacht of ‘met verleidelijke stem’. In chatrooms willen en mogen vrouwen soms daarom helemaal niet spreken. Niet iedereen houdt zich daaraan overigens, ondanks de talloze verhalen die rondgaan over mannen die misbruik zouden maken van goedgelovige vrouwen. Ook mannen dienen zich te houden aan de strikte regels over scheiding, bedekking en uiterlijk (baard- en haardracht), maar de praktijk is toch dat zij hier makkelijker mee omgaan en dat de consequenties van het overtreden van de regels minder groot zijn. Met name vrouwen die in een sociaal isolement verkeren kunnen het erg zwaar hebben zeker als zij ook de verantwoordelijkheid over kinderen dragen. De vraag is dan hoeveel macht vrouwen in de praktijk hebben om daadwerkelijk tegen ongewenste zaken zoals huiselijk geweld in te gaan, vooral als het gaat om vrouwen met een zwak ondersteunend netwerk en om zaken die zich in de privésfeer afspelen. Juist doordat vrouwen naar het privédomein worden verwezen hebben zij in de praktijk minder macht.
Maar veel vrouwen gebruiken een beroep op islamitische regels ook om zich enigszins los te maken van de tradities van hun ouders, zonder te breken met die ouders. In gevallen waar sprake is van gearrangeerde of gedwongen huwelijken, worden salafistische predikers bijvoorbeeld vaak ingeschakeld om te bemiddelen en ouders erop te wijzen dat hun dochters volgens de islam niet tegen hun wil uitgehuwelijkt zouden mogen worden. In andere gevallen is de verwerping van het gebruik van alcohol en de gereguleerde omgang van mannen en vrouwen, aantrekkelijk voor vrouwen die hun eigen gezins- en familieomstandigheden willen veranderen. Tegelijkertijd schikken zij zich in een regime dat vrouwen vooral een ondersteunende, verzorgende moederrol toekent en waarbij vrouwen beschermd moet worden door mannen. Zij ontlenen hun idee van vrijheid aan het zich onderwerpen aan gedrag- en kledingvoorschriften en meer in het algemeen aan het zich onderwerpen aan Gods wil.
Verenigen van idealen en ambities
Het salafisme wordt daarbij gebruikt als een manier om allerlei idealen en ambities te verenigen: een sterke identiteit als vrouw en moslim, complementair ten opzichte van mannen, vroomheid, vrijheid, moederschap, zekerheid, authenticiteit, het opdoen van kennis, het oprecht en zuiver aanbidden van God en soms maatschappelijk activisme om het negatieve beeld van islam te verbeteren, het recht op vrijheid van godsdienst uit te dragen of op verschillende manieren te strijden tegen onrecht. Het gaat dus, zowel bij mannen als vrouwen, om een mengeling van persoonlijke, maatschappelijke, politieke en religieuze ambities. De mengeling aan motieven en praktijken is te zien als een inspanning om verschillende morele ambities te verenigen en te verwezenlijken binnen een islamitisch ethos door zich te proberen te onderwerpen aan wat men ziet als de wil van God en zo een betere vrouw, betere moslim en, meer in het algemeen, een beter mens te worden.
Internet speelt daarbij een belangrijke rol als manier om kennis te verzamelen, te praten over politieke issues, onzekerheden en uitdagingen in het dagelijks leven en over hoe islamitische voorschriften in de praktijk moeten worden gebracht of hoe de dagelijkse praktijk in overeenstemming met islamitische voorschriften moet worden gebracht. Eén van de populaire verbeeldingen van hoe een goed moslimleven er idealiter uit ziet is dat van de Vreemdeling: iemand die standvastig blijft in het geloof, wel in de wereld is maar niet van de wereld. Dit kan een spirituele, sociale en politieke invulling krijgen zoals we zien bij de populaire nashid met de naam ghuraba (De Vreemdelingen).
[youtube:http://www.youtube.com/watch?&v=WK2nFj5wXp0]
De nadruk in de religiositeit van veel salafisten ligt op het je inspannen om je zo goed mogelijk te wijden aan God. In die zin is salafisme hard werken: hard werken aan jezelf ontwikkelen als vrome moslim, hard werken aan het verbeteren van je sociale relaties en hard werken aan je relatie met God. Dat leidt soms tot wat wel een salafi burn out genoemd wordt, maar het harde werken is niet per se problematisch. Velen zijn zeer gepassioneerd bezig met hun zoektocht en persoonlijke transformatie en het harde werken is onderdeel van de religiositeit: als alles mee zit wordt je geloof lui en zwak terwijl tegenstand en problemen louterend werken. Hoe dit alles uitwerkt en dus ook [bw] wat salafisme is, is uiteindelijk niet alleen afhankelijk van de persoon zelf of van de religieuze doctrines, maar ook van zijn of haar directe omgeving en de samenleving waarin hij of zij leeft.
Tot zover mijn lezing, maar niet zonder eerst enkele mensen te bedanken. Dat zijn in ieder geval de collega’s van de afdeling Islamstudies aan de Radboud Universiteit met wie we al die tijd zeer prettig hebben samengewerkt en in het bijzonder ook met Roel Meijer en professor Harald Motzki die nauw verbonden waren aan het onderzoeksprogramma. Een bijzonder woord van dank is voor die moslims in Europa en het Midden-Oosten die ons open, vriendelijk en bereidwillig te woord hebben gestaan en met wie we altijd goede contacten hebben opgebouwd. Zonder hun medewerking is onderzoek als dat van ons niet mogelijk en dit boek ook niet. Dank u.
Lezing ter gelegenheid van ‘Salafisme. Ultraorthodoxe islam in Nederland. Wat moeten we ermee?’Discussie met o.a. o.a. Martijn de Koning en Joas Wagemakers. Woensdag 14 mei 2014, 19.30 – 21.30 uur, Huize Heyendael, Radboud Universiteit Nijmegen. Deze lezing en discussie vonden plaats naar aanleiding van de publicatie van het boek Salafisme – Utopische idealen in een weerbarstige praktijk van Joas Wagemakers, Carmen Becker en ondergetekende.