Witte woorden – Het verband tussen feestdagen, gezichtsbedekkende kleding en Wendy Jansen
In bovenstaand filmpje stelt verslaggever van Eenvandaag een van tevoren ingestoken vraag aan Rutte over ‘feestdagen’ in plaats van kerst. Het zou niet meer ok zijn om feestdagen te zeggen: het is kerst. Rutte antwoordt: “In Nederland vieren we kerst. Daar hoef je ook niet gelovig voor te zijn, dat is onze cultuur.” Rutte ging hier mee in de hoax dat Nederlandse instellingen en winkels de term feestdagen zouden gebruiken om moslims niet voor het hoofd de stoten. Een hoax omdat overheidsinstellingen en media juist vaker de term ‘kerst‘ gebruiken en de term feestdagen ook al sinds mensenheugenis gebruikt wordt. Er valt veel over te zeggen over deze ophitserij van politici en opiniemakers, maar ik wil even stilstaan bij het taalgebruik.
Kerst en cultuur
Als het woord ‘kerst’ inderdaad vervangen zou worden door feestdagen (daar is geen sprake van), zou dat kunnen wijzen op een verdere secularisering van het publieke taalgebruik. Immers, een religieuze term wordt vervangen door een algemene aanduiding. We mogen graag denken dat een dergelijke algemene aanduiding seculier en neutraal is. Maar Rutte doet nog meer: hij seculariseert de term ‘kerst’; immers je hoeft niet gelovig te zijn om kerst te vieren (dat is natuurlijk zo), en kerst is niet een geloofsding: het is onze cultuur. En gezien de discussie wordt ‘onze’ cultuur daarmee per definitie afgezet tegenover moslims die kerst weg zouden willen hebben (wat dus niet zo is). En bij Rutte ook nog tegenover de mensen die zwarte piet weg willen hebben.
Hier uit blijkt al dat ons zogenaamde neutrale seculiere taalgebruik niet neutraal is. De culturele normen van wat Nederlands is worden gereproduceerd door structuren die grotendeels wit zijn terwijl deze juist vaak worden gepresenteerd als neutraal en zonder enige verbinding met een religieuze of etnische groep.
Neutraliteit als uitsluitingsmechanisme
Dat wil niet zeggen dat dat idee van neutraliteit onbelangrijk is. Integendeel, het is die norm van neutraliteit die het zo goed als onmogelijk maakt voor de overheid om wetgeving te maken die één specifieke etnische of religieuze groep treft. Maar, paradoxaal genoeg, het is precies dat idee van neutraal taalgebruik dat de overheid in staat stelt om wetgeving te maken die wel betrekking heeft op specifieke groepen in de samenleving. Zie bijvoorbeeld de volgende tekst uit het regeerakkoord van 2012:
Gezichtsbedekkende kleding wordt verboden in het onderwijs, de zorg, het openbaar vervoer en in overheidsgebouwen. In de openbare ruimte kan de politie ten behoeve van identificatie gelasten de gezichts bedekkende kleding af te leggen. Wie deze kleding draagt, voldoet niet aan de eisen voor een bijstandsuitkering.
Het gaat hier natuurlijk gewoon om een verbod op gezichtssluiers: een verbod dat alleen moslims, alleen vrouwen en meer precies alleen moslimvrouwen treft. De seculiere neutraliteit veronderstelt dat de overheid geen wetgeving kan maken die expliciet op die groep gericht is, maar het is zo geformuleerd met allerlei neutraal geformuleerde uitzonderingen dat er uiteindelijk maar twee groepen overblijven die in aanmerking komen voor dit verbod: gemaskerde overvallers en moslimvrouwen met een gezichtssluier.
En dan… Wendy Jansen
Wie heel goed in de gaten hebben dat dit zogenaamde neutrale taalgebruik in feite wit nationalisme is, zijn de minderheden die ogenschijnlijk niet voldoen aan de seculiere en/of witte norm. Neem nu Wendy Jansen. In zijn lezing bij het ontvangen van de Clara Meijer-Wichmann Penning 2016 vertelde Ewoud Butter het volgende:
Toespraak Ewoud Butter bij ontvangst van de Clara Meijer-Wichmann Penning 2016
Als student had ik een baantje bij een callcenter. We werkten daar met allemaal Turkse en Marokkaanse Nederlanders. Van de baas mochten we niet onder eigen naam werken, we moesten een Nederlandse naam kiezen. Dat verkocht beter. Ik heette daar Wendy Jansen. In het begin vond ik het wel grappig, maar al snel ging het wringen. Op een dag zei mijn collega Farid dat hij geen Frits meer wilde heten: ‘Ik heet Farid, wen daar maar aan’, zei hij. Hij werd direct ontslagen.
Ewoud vertelde dat dit verhaal hem ten gehore kwam tijdens een bijeenkomst in een moskee in Tilburg. Ik was bij dat gesprek aanwezig en Ewoud en ik weten dus beiden wie Wendy Jansen echt is: een jonge Marokkaans-Nederlandse moeder en laten we haar inderdaad Fatiha noemen (schuilnaam). Het aannemen van de naam Wendy Jansen zorgde ervoor dat ze kon doorgaan voor wit, niet-Marokkaan en niet-moslim. Iets wat niet alleen zij doorhad, maar ook het bedrijf waarvoor ze werkte. Ze werden dan ook verplicht een naam te kiezen die ‘Nederlands’ aandoet in plaats van ‘Turks’ of ‘Marokkaans’. Maar er zijn ook mensen die zelf bewust de tactiek kiezen om, bijvoorbeeld, in plaats van Rachid de naam Jeroen te gebruiken wanneer ze aan de telefoon zijn. En de voorbeelden van mensen die afgewezen worden als ze onder de naam Rachid solliciteren en met een identiek cv onder de naam Jeroen wel aangenomen worden, zijn inmiddels ook wel bekend. Het is een keuze, maar het is een keuze die mede bepaald en geschapen wordt door de specifieke racistische omstandigheden en structuren.
Een witte kerst
De constructie van een wij (die volgens Rutte aan kerst doet) en dat in verband brengen met ‘onze cultuur’ (en eerder zijn opmerking dat zwarte piet nu eenmaal zwart is) is een racialiserend frame dat moslims buiten de Nederlandse cultuur zet. Datzelfde gebeurt bij het verbod op gezichtsbedekkende kleding, maar dan zonder expliciete verwijzing naar de witte meerderheid. Juist dat algemene taalgebruik zorgt ervoor dat deze racialisering specifieke ideeën over wat (goed) Nederlands is, vanzelfsprekend en bijna natuurlijk maakt.
Het christendom is daarbij van belang, of liever gezegd een politieke opvatting van het christendom. Zij zijn moslims en dus moeten we het christendom behouden als essentie van onze cultuur. Daarbij benoemen we kerst niet meer, of niet per definitie, als een gelovig fenomeen, maar als cultureel. Zo maken we het seculier en daarmee ogenschijnlijk neutraal. Daarmee wordt het een witte norm: we doen het nu eenmaal zo en we zijn dan niet de moslims. Het aannemen van een witte naam omzeilt het racisme, maar tast deze niet aan: het maakt het onzichtbaar. De zogenaamde neutraliteit van taal giet de racialisering in het beton van vanzelfsprekendheid, onzichtbaarheid en normaliteit, terwijl die racialisering zelf zo goed als onzichtbaar blijft.