Wat leert het antiradicaliseringsbeleid ons over veiligheid ten tijde van de #coronacrisis?
De afgelopen jaren heb ik me nadrukkelijk, met veel andere collega’s, bezig gehouden met het thema radicalisering en dan in het bijzonder wat het idee dat er zoiets bestaat als radicalisering voor gevolgen heeft in beleid en het leven van de betrokken doelgroepen die tot probleem worden gemaakt. Het gaat in die radicaliseringsbenadering voortdurend om veiligheid en met name om mogelijk toekomstige risico’s voor de veiligheid. De huidige coronacrisis en de reactie erop van verschillende overheden, brengt verschillende antropologen ertoe te reflecteren op de huidige situatie. In mijn geval, ik ga terug naar het nadenken over risico en veiligheid. Wat leert de huidige crisis ons over de mythe van de nationale veiligheid? Een crisis die in enkele weken meer doden en andere slachtoffers heeft gemaakt overigens dan welke terroristische aanslag in Nederland dan ook. Laten we eerst eens terug gaan naar het radicaliseringsparadigma en in het bijzonder naar islam als veiligheidsonderwerp. Van daaruit kunnen we de vraag stellen wie een risico heeft en/of is en wiens veiligheid prioriteit heeft. Vervolgens zien we wat de blikvernauwing ons heeft opgeleverd als het gaat over veiligheid en tot slot kijken we naar de rol van de staat in bewaken en bewaren van de veiligheid.
Securitisering en islam: een tweezijdig proces
In academische teksten en discussies is er de laatste jaren veel aandacht voor het onderwerp securitisering, in het bijzonder securitisering van de islam. Daarbij wordt met name gekeken naar één aspect van die ontwikkeling: hoe islam steeds meer een onderwerp wordt van debatten en beleid aangaande veiligheid. Het is dit aspect dat ertoe leidt dat anti-radicaliseringsbeleid uiteindelijk vooral en in de eerste plaats gericht is op moslims. Deze worden daarbij in twee groepen verdeeld: degenen die het risico lopen op radicalisering (surveillance, preventie en zorg zijn hier de antwoorden) en degenen die het risico vormen (surveillance, verstoring en repressie).
Ergens tussendoor is er voor de overheid nog een vage derde categorie: de exceptionele moslim die meewerkt tegen radicalisering (surveillance en informatie zijn hier de antwoorden). Inderdaad, in alle gevallen staat men onder verdenking en surveillance. Het gaat er niet om dat iemand die moslim is per definitie een gevaar is, maar het gaat om het heersende idee dat er een risico bestaat dat sommige moslims in de toekomst mogelijk overgaan tot clandestien politiek geweld. Het is risico denken waarbij enerzijds risico ingedamd moet worden, maar anderzijds risico ook omarmd wordt als nieuwe mogelijkheid voor surveillance, coöperatie en het adresseren van burgers.
Prioriteit en risico
Dat beeld van veiligheid is op deze wijze in hoge mate geracialiseerd is (want gefocused op ideeën over moslims en hun geloof) en preventie en risicobeheersing hebben geleid tot een grote uitbreiding van de bevoegdheden van de overheid (en risico’s kun je nooit uitsluiten). Het gaat hier om een heel specifieke vorm van veiligheid, ook wel nationale veiligheid genoemd. Centraal daarin staat de veiligheid van ‘de samenleving’. Maar dat is natuurlijk een abstract begrip. Het beleid omtrent de Syriëgangers maakt wel een beetje duidelijk wat daarmee bedoeld wordt. Toen de Syriëgangers vertrokken (vanaf 2012, niet pas vanaf 2013 zoals vaak vermeld wordt) vonden sommige overheidsdiensten dat prima. En toch werd het dreigingsniveau in 2013 verhoogd. Waarom? Omdat men niet het vertrek van jonge mensen die hier geboren en getogen waren betreurde, maar omdat men toen al de terugkeer vreesde. De terugkeerders zouden anderen kunnen aanzetten tot radicalisering, zelf overgaan tot radicale acties en een verhoogde status hebben als ‘strijders’. Het ging ook niet om het welzijn en de zorgen van de achtergebleven families: hun signalen werden vaak genegeerd en toen het te laat was kregen ze hoogstens nog een rol opgedrongen als informant.
Het ging ook al zeker niet om de veiligheid van vluchtelingen (onder wie Yezidis) uit Syrië en Irak: de term vluchtelingencrisis in 2015 sloeg niet op de erbarmelijke omstandigheden van de vluchtelingen maar op het onvermogen van de EU om om te gaan met de grote aantallen vluchtelingen en de politieke en gewelddadige spanningen die dat binnen de EU opleverde. Het gaat overduidelijk ook niet om het politieke geweld tegen vluchtelingen, tegen centra voor asielzoekers en tegen moslims en hun instituties. Let wel, het is niet zo dat de overheid dit dan maar toestaat (dat is absoluut niet het geval), maar het valt niet onder vormen van geweld die ‘onze manier van leven’ aantasten, om de woorden van Rutte na de aanslagen in Brussel maar eens te gebruiken.
Met andere woorden, in de afgelopen decennia gaat het om een constructie van wat we nationale veiligheid zouden kunnen noemen waarbij de overheid zich presenteert en legitimeert als de rechtmatige beschermer van iets wat we De Samenleving kunnen noemen. Een politieke constructie die mede gebaseerd is op het aanwijzen van outsiders die (nog) niet helemaal passen en/of die geweerd moeten worden. Die Samenleving is af en goed zoals het is zo denken we in Nederland sinds de jaren negentig, ware het niet dat er toch wat problemen zijn die vooral te maken zouden hebben met moslims en migratie.
Virustaal
Preventief beleid
De andere kant van het verhaal van securitisering (naast het reduceren van islam tot veiligheidsonderwerp) is het proces waarbij discussies en beleid aangaande veiligheid steeds meer over islam gaan. Dus niet alleen wordt islam gereduceerd tot een veiligheidsonderwerp, veiligheid wordt gereduceerd tot islam. En voor de goede orde, daar kunnen we best migratie aan toe voegen. Ook hier gaat het om een risicopolitiek. We hebben nooit de vaccins voor Sars verder ontwikkeld want ja daar was geen behoefte meer aan. Het opvoeren van de capaciteit van de zorg om in tijden van nood extra inzet te kunnen plegen, was simpelweg te duur in tijden van bezuinigen op de zorg. https://www.nrc.nl/nieuws/2020/03/26/risico-van-pandemie-was-reeel-a3995082
De Samenleving blijkt niet af, maar juist uiterst kwetsbaar en makkelijk te ontregelen wanneer we er eindelijk achterkomen dat onze arrogante houding van achteloosheid, onkwetsbaarheid en individuele verantwoordelijkheid er mede toe bijdraagt dat we nu toch aardig in de problemen zitten. Het coronavirus heeft in een paar weken tijd meer slachtoffers genomen in Nederland dan clandestien politiek geweld (‘terrorisme’) uit welke hoek dan ook. De dragers van de nieuwe nationale veiligheid zijn nu niet de AIVD en de NCTV, maar artsen, verpleegkundigen en ander (ondersteunend) zorgpersoneel, chauffeurs, vakkenvullers, enzovoorts. Sectoren waar flink bezuinigd is en beroepen (op die van arts na) die toch niet uitbundig beloond zijn de afgelopen decennia. Waar na de eerste uitreizigers de AIVD er een punt van maakte dat de bezuinigingen op de diensten moest worden teruggedraaid, waarna er vervolgens fors geïnvesteerd is, dienen we de coronauitbraak nu te lijf te gaan met een ouderenzorg en gezondheidszorg die zwaar geleden heeft onder de kaalslag en een capaciteit heeft die geen rekening kan houden met een enorme piekbelasting. Nu is de boot aan en hebben we ineens weer ontdekt welke beroepen in tijden van pandemie cruciaal zijn. Maar is dat nu bedoeld om ze na jaren uitgebuit en gekort te hebben, nu weer legitiem extra te kunnen exploiteren of is het een compliment en een belofte voor de toekomst?
Wat is veiligheid in de coronacrisis?
Als we iets kunnen leren van het anti-radicaliseringsbeleid dan is het dat de veiligheid van sommigen een hogere prioriteit geniet dan die van anderen en dat dat mede te maken heeft met hoe anderen je identiteit, afkomst en geloof zien. Je zou simpelweg kunnen stellen dat het coronavirus niemand van ons ontziet, zoals de burgemeester van Amsterdam opmerkte. https://www.amsterdam.nl/nieuws/coronavirus/nieuws-coronavirus/brief-burgemeester-halsema-aanpak/ De ultieme equalizer als het ware. Veiligheid is een issue voor iedereen en als je minder kans hebt om een zware variant van de griep te krijgen, dan heb je op z’n minst de verantwoordelijkheid voor de ander die wel een grote kans heeft.
Maar de Coronacrisis (let op: ook hier het woord crisis, altijd goed om dan je oren te spitsen) laat zien dat veiligheid ook om heel andere zaken gaat. Het virus mag dan wel geen onderscheid maken in uiterlijk, afkomst en geloof, maar, islamofobie en andere vormen van racisme en nationalisme en xenofobie zijn niet verdwenen. Integendeel. Eens te meer is duidelijk geworden dat we in Nederland ook problemen hebben met racistische uitingen tegen mensen van wie we denken dat ze een Chinese achtergrond hebben. De islamofobe uitingen op social media lijken momenteel behoorlijk geïnfecteerd met het coronavirus en de veiligheid voor EU ingezetenen is minder prioriteit wanneer het gaat om vluchtelingen op Lesbos.
Veiligheid is ongelijk verdeeld en de ongelijkheid zorgt ervoor dat niet iedereen even veilig is. Als je thuis moet blijven, hoe je dat als dakloze? Als de boodschap is thuis ben je veilig voor je zelf en voor anderen, maar wat dan als thuis helemaal niet veilig is? En veilige afstand houden is in het dichtbevolkte Nederland nog te doen, maar wat te denken van vluchtelingenkampen in Syrië en elders, de Gaza strook, de interneringskampen waar de Chinese overheid Oeigoeren zogenaamd heropvoed? Wiens leven krijgt een hogere prioriteit in de bestrijding van het virus?
De rol van de staat
En nu moet de staat handelen na het eerst onderschat te hebben. Immers, veiligheid vanaf de jaren negentig draaide in toenemende mate om controle door de staat en om het voorkomen van mogelijk toekomstig ontwrichtend clandestien politiek geweld. Om de rol en in een democratie toch ook aangewezen taak als beschermer van het algemeen belang, als degene die het algemene belang definieert en deels ook is, vol te kunnen houden was het toch echt noodzakelijk wat te doen. En dat ook te laten zien. En de staat neemt forse maatregelen. Op Stukroodvlees (volg dat blog!) schrijft Pieter Lagerwaard daarover (o.a. zijn stuk bevat veel interessante passages) het volgende:
De relatie tussen staat en burger verandert. Uit naam van de algemene gezondheid worden technologieën ingezet om de bevolking te beheersen, die veel verder gaan dan George Orwell zich in zijn dystopische roman 1984 had kunnen voorstellen. Uit angst voor de oncontroleerbaarheid van de massa worden apps gebruikt in combinatie met andere veiligheidsmogelijkheden en databanken om de bevolking te beheersen. Zuid-Korea gebruikt een app die met camerabeelden en transactiegegevens de verspreiding van het virus in kaart brengt, in Israël gebruiken politie en veiligheidsdiensten telefoongegevens om risicogevallen te ontdekken en in Hong Kong krijgen personen in quarantaine een elektronische armband met een app die hun bewegingen minutieus in de gaten houdt. Vergaande surveillance maatregelen worden zelden weer verwijderd. Integendeel, deze vinden vaak toepassing in de beheersing van nieuwe veiligheidsrisico’s, en kunnen zo geleidelijk vast onderdeel van de ‘normale’ gang van zaken worden.
De surveillance gaat inderdaad heel ver. Maar het is niet zo nieuw als Lagerwaard hier stelt. Eén van de meest ingrijpende maatregelen is het inperken van onze bewegingsvrijheid. Maar dat deden we al: bij degenen die we niet als burger beschouwen (vreemdelingen, vluchtelingen) of ‘slechte’ burgers (criminelen, radicalen, enzovoorts). Een ieder die binnen de anti-radicaliseringsaanpak wordt aangemerkt als (potentieel) radicaal, heeft weinig privacy over aangezien telefoongegevens, facebookvrienden en – boodschappen, apps en wat dies meer zij, in kaart worden gebracht. En ook degenen die daar onderzoek naar doen, kunnen dat over zich heen krijgen (trust me, I know what I’m talking about here…). Het zijn mogelijkheden die er al zijn, maatregelen die al ingezet worden, maar (en lees dat stuk van Lagerwaard!) nu wel betrekking gaan krijgen op een veel grotere groep mensen dan voorheen.
De staat van surveillance
Dat wil dan nog niet zeggen dat surveillance nu ineens voor iedereen hetzelfde gaat worden. In de introductie van het boek Making Surveillance States – Transnational Histories, laten de samenstellers Emily van der Meulen en Robert Heynen zien hoe gedifferentieerd surveillance werkt. Al naar gelang klasse, raciale en/of etnische achtergrond, religie, burgerschapsstatus, man of vrouw, surveillance wordt op verschillende wijze, in verschillende mate toegepast en met verschillende uitkomsten. En juist de bestrijding van epidemieën heeft daar, in de koloniale tijd, sterk aan bijgedragen. Natuurlijk, sociale afstand houden (social distancing of distant socializing) heeft waarschijnlijk veel nut. Het is ook niet per se zo dat deze grote bevoegdheden voor staten per definitie altijd onwenselijk zijn: soms zijn ze zelfs noodzakelijk zoals Van der Meulen en Heynen ook laten zien. Maatregelen worden echter zelden weer verwijderd en bouwen vaak voort op en versterken bestaande ongelijkheden. Zoals Heidi Dorudi terecht stelt, gaat het hier uiteindelijk om leven en dood en wie het gezag heeft en krijgt om daarover beslissingen te nemen voor anderen. We moeten in de gaten blijven houden hoe (en of!) ze begrensd worden en hoe ze verschillend werken en uitpakken voor verschillende groepen in de samenleving en hoe sommige politieke leiders hiervan gebruik maken voor eigen gewin. Zoals Heidi Dorudi terecht stelt, gaat het hier uiteindelijk om leven en dood en wie het gezag heeft en krijgt om daarover beslissingen te nemen voor anderen.