Stationsrestauratie Gouda
Vanaf 1995 heb ik in Gouda gezeten; eerst als studentvrijwilligeronderzoeker, toen als vrijwilliger en later als coordinator van de SLB en onderzoeker.
In mijn werk als coordinator en onderzoeker waren er verschillende bijzondere plekken waar ik dagelijks was. Naast moskee Nour, was dat ook de stationsrestauratie van Gouda. Nu is dat een simpel koffiehoekje geworden, maar destijds was het een beetje een vale, versleten restauratie waar in het in het niet-rokers gedeelte zo mogelijk nog meer naar rook stonk dan in het rokers gedeelte (en dat zeg ik als roker zijnde). De koffievlekken aan de zijkanten, zaten onder het stof dus dan weet je het wel.
Het interessante van stationsrestauraties is dat daar jan en alleman komt. Ik dus ook. Soms ‘s ochtends al, maar in ieder geval vrijwel iedere avond voordat ik naar huis ging. Soms waren er jongeren met wie ik even een bakje koffie ging drinken, maar meestal wat oudere Marokkanen zoals M.B. vader van enkele kinderen die bij mij kwamen. Een interessante man, moeilijk in de omgang. Niet de intelligenste, maar wel één met het hart op de juiste plaats. Hij kon het niet laten als hij mij zag om zijn hele administratie op tafel te gooien en te vragen of ik het wilde uitzoeken. Wat ik meestal niet deed tenzij het met de kinderen te maken had. Koffiedrinken deden we daar wel. De man had het nodige meegemaakt en zou nog het nodige meemaken.
De stationsrestauratie is ook de plek waar ik te horen kreeg dat Pim Fortuyn vermoord was en daarvoor over ’11 september’. Geen betere plek om veldwerk te doen, hoewel dat ook wel een beetje wijst op beroepsdeformatie. Een gevoel van weemoed kon ik niet onderdrukken toen de restauratie ging verdwijnen; daarmee gaat toch een beetje de ziel uit zo’n station. Een station is namelijk meer dan een station. Het is een kruispunt van zakenmensen, huisvrouwen, ouderen, jongeren, zwervers, drugsverslaafden, studenten. Die allemaal snel en zonder te communiceren snel doorlopen, maar een dwars doorsnede houdt toch even halt bij de stationsrestauratie. En dat maakt het zo leuk; een moment van rust en bezinning tussen twee haastige reizen. Status, aanzien e.d. doen er nauwelijks toe in zo’n restauratie, nou ja totdat ie ‘opgeleukt’ (veel mooier woord dan ‘pimpen’) zoals in Utrecht is gebeurd.
Tsja de stationsrestauratie in Gouda, met vieze stoelen en tafels, waardeloze bediening en ontzettend gore tapijt, de deuren naar het busgedeelte die bijzonder onhandig waren, dat was mijn plekkie. Ik moest er aan denken toen ik het volgende fragment van Nadia en Fatiha las op Wijblijvenhier:
Op een dag zat hij in de stationsrestauratie in Gouda – afgezonderd van de anderen – zich te bedenken wat te doen aan zijn uitzichtloze situatie. Hij was namelijk al een aantal weken in Nederland, had nog steeds geen werk en het geld dat hij had meegenomen begon op te raken.
Hij moest nu echt actie ondernemen, want de kans dat hij weer terug zou moeten naar Marokko werd alleen maar groter. Op het station stonden twee bussen, klaar voor vertrek om de reizigers naar hun bestemming te brengen. Hij volgde zijn instinct en besloot om één van de twee bussen te nemen. Waar de bus hem heen zou brengen wist hij nog niet, maar alles was beter dan niets.
Misschien niet zo bedoeld, maar het is wel heel symbolisch als het gaat om reizen en wat mij betreft ook voor de stationsrestauratie. De hele column kun je daar lezen, maar omdat het over Gouda gaat heb ik het ook hieronder opgenomen. De schrijfsters Nadia Bouras en Fatiha Laouikili maken deel uit van het project ‘Spoorzoekers Cultureel Erfgoed Marokkaanse Migranten’. Zij verzamelen en bundelen verhalen en beeldmateriaal van migranten met als doel het opsporen en bewaren van het cultureel erfgoed van Marokkaanse migranten, die tussen 1960 en 1980 naar Nederland zijn gekomen.
Hij stelde alles in het werk om niet met lege handen naar zijn vaderland terug te keren. Als jonge man van 25 jaar, kwam hij op aanraden van zijn oom naar Nederland; Amsterdam om precies te zijn. Anders dan voor vele anderen, was Amsterdam niet zijn stad. Hij koos er al gauw voor om zijn geluk te gaan beproeven in een andere plaats, namelijk Gouda. Daar bewoonde hij samen met andere gastarbeiders één van de vele pensions. Een dak boven zijn hoofd had hij nu gevonden. Het was nu aan hem om werk te vinden, want dat was natuurlijk de reden voor zijn vertrek uit Marokko.
De Nederlandse overheid gaf hem drie maanden de tijd om betaald werk te vinden. Mocht hem dat niet lukken, dan was hij gedwongen om het land te verlaten.
Op een dag zat hij in de stationsrestauratie in Gouda – afgezonderd van de anderen – zich te bedenken wat te doen aan zijn uitzichtloze situatie. Hij was namelijk al een aantal weken in Nederland, had nog steeds geen werk en het geld dat hij had meegenomen begon op te raken.
Hij moest nu echt actie ondernemen, want de kans dat hij weer terug zou moeten naar Marokko werd alleen maar groter. Op het station stonden twee bussen, klaar voor vertrek om de reizigers naar hun bestemming te brengen. Hij volgde zijn instinct en besloot om één van de twee bussen te nemen. Waar de bus hem heen zou brengen wist hij nog niet, maar alles was beter dan niets. Met handen en voeten probeerde hij de buschauffeur te vertellen dat hij mee wilde reizen. Hij gaf de buschauffeur een handjevol kleingeld. De buschauffeur nam een kwartje en de reis begon. De bus ging richting Boskoop. Onderweg zag de jonge immigrant allerlei bedrijven. Hij herkende het woord “firma†op de borden die hij onderweg tegenkwam. Hij wist dat het woord “firma†werk betekende, omdat hij het woord kende vanuit de Franse taal. In de hoop werk te vinden bij één van de firma’s, stapte hij bij de volgende halte uit en ging naar de eerste firma die hij tegenkwam. Helaas voor hem was hij de Nederlandse taal nog niet machtig. De werkgever die hij aansprak vroeg hem of hij wilde werken, maar hij schudde “neeâ€. Hij zei tegen de werkgever: “travailler!†(wat “werken†betekent in het Frans). En hoewel beide heren het over hetzelfde hadden, zorgde de miscommunicatie ervoor dat ze afscheid van elkaar namen, zonder enig resultaat. De jonge Marokkaan ging met de bus terug naar huis, zonder dat hij die dag werk had gevonden. Althans, dat dacht hij….
Eenmaal terug in het pension, vroeg hij aan de hospita, die toevallig meerdere talen sprak, wat het woord “werken†betekende. Hij hoorde het woord regelmatig vallen, dus besloot hij het goed te onthouden om daar uitleg over te kunnen vragen. En zo kwam hij erachter dat het dus de Nederlandse vertaling van “travailler†was. De volgende dag nam hij dezelfde bus, en klopte weer aan bij dezelfde firma. De heren begrepen elkaar nu, en de jonge man mocht de volgende dag al beginnen.
De jonge ambitieuze Marokkaan verscheen in een net pak op het werk. Omdat hij in Marokko een goede studie had genoten, ging hij er vanuit dat hij in zijn nieuwe thuisland in een net kantoor aan de slag kon. Helaas voor hem was dit niet meer dan een illusie. Het soort werk dat hij kreeg was namelijk geen kantoorbaantje. Zijn nieuwe werkgever had een bomenkwekerij, dus hij moest in de tuinen werken. De werkgever was dus behoorlijk verbaasd toen hij in een net pak verscheen. Hij maakte hem kenbaar dat het pak uitmoest, en gaf hem een overall.