'Rekkelijke' moslimtheoloog ziet openheid bij imams
‘Rekkelijke’ moslimtheoloog ziet openheid bij imams
‘Rekkelijke’ moslimtheoloog ziet openheid bij imams
Mohamed Ajouaou
WO 08 feb 2006 | 17.17
Anders dan meestal wordt gedacht, willen veel imams in Nederland een kritische spiegel voorgehouden krijgen. ”Ze willen geen jaknikkers, daar hebben ze er in de moskee al genoeg van”, zegt de ‘rekkelijke’ moslimtheoloog Mohamed Ajouaou (37).
Ajouaou, consulent bij welzijnsorganisatie Prisma Brabant, levert geregeld prikkelende bijdragen aan het debat over de islam. Orthodoxe moslims nemen hem die lang niet altijd in dank af. Veel imams staan er wel open voor, heeft hij tot zijn verrassing gemerkt, vooral de islamitische geestelijken die aangesloten zijn bij de Vereniging Imams Nederland.
De in Marokko geboren theoloog spaart zijn geloofsgenoten niet. Moslims reageren volgens hem te lichtgeraakt op kritiek. ”De kunst van het discussiëren moet onder moslims in Nederland nog ontwikkeld worden. Veel moslims hebben een houding van: je bent voor of tegen ons. Ik vind dat je van je tegenstanders het meest leert, omdat ze je een goede spiegel voorhouden.”
Anderzijds moet Ajouaou weinig hebben van beledigingen aan het adres van Mohammed of de Koran. Zo vindt hij dat Tweede Kamerlid Hirsi Ali (VVD) zich vaak ”oneerbiedig” over de islam uitlaat. Daarmee bereikt ze volgens hem weinig. ”Ik heb nog nooit van een moslimvrouw gehoord dat Hirsi Ali voor haar emanciperend gewerkt heeft.”
Als moslims zich beledigd voelen, zoals in het geval van de Deense spotprenten over de profeet Mohammed, vindt Ajouaou het terecht dat ze protesteren. Maar dan wel op een manier die past bij hun burgerschap in een westerse samenleving. ”Dus geen woede-uitbarstingen, dreigementen of vernielingen, maar op de beschaafde, nuchtere manier die we in Europa gewend zijn: naar de rechter stappen of een vreedzame demonstratie houden.”
Hij hekelt het feit dat Deense moslims in islamitische landen steun gezocht hebben voor hun grieven. ”Als je daar steun zoekt, zeg je in feite: ik hoor niet hier in Europa maar daar thuis.” Westerse moslims zouden volgens hem een brugfunctie moeten vervullen tussen de islamitische wereld en Europa. Daardoor zouden ze kunnen bijdragen aan matiging van het wereldwijde protest.
Spotten met de profeet of de Koran heeft volgens Ajouaou geen zin. ”Daar ligt het probleem niet.” Dat de Koran maar weinig richtlijnen bevat, is geen toeval maar ”goddelijke opzet” om de gelovige zo veel mogelijk vrijheid van denken en handelen te geven, beweert hij.
Een groot probleem ligt volgens hem wel in de manier waarop schriftgeleerden zich beroepen op de vastgelegde daden en uitspraken van Mohammed (hadieth). Het is algemeen bekend dat veel van die overleveringen historisch onbetrouwbaar zijn, maar toch halen imams ze ”te pas en te onpas” aan om hun opvattingen te legitimeren.
”En dat zijn dan altijd uitspraken die beperkingen opleggen. Men kijkt te weinig naar hadieth die ruimte bieden. Zo wordt de gezaghebbende uitspraak van Mohammed ‘maak voor jezelf uit hoe je moet handelen’ nooit gebruikt.”
Ajouaou heeft artikelen van zijn hand over onderwerpen als gebed, bedevaart, ramadan, orgaandonatie, hoofddoekjes en homoseksualiteit gebundeld in het boek ‘De moslim die ik ben – notities over een rekkelijk geloof’. Het verschijnt binnenkort bij uitgeverij Bulaaq.
Zijn centrale stelling is dat de ‘pure islam’ rekkelijk is, dat wil zeggen vrijheid van denken en handelen biedt. Moslims zoeken het volgens hem veel te veel in restricties. ”Ik verbaas me er telkens weer over hoe creatief moslims kunnen zijn in het bedenken van nieuwe restricties, terwijl de profeet Mohammed er herhaaldelijk op heeft aangedrongen om het leven voor zichzelf en de anderen juist gemakkelijker te maken en uit te gaan van vrijheid van handelen in plaats van beperkingen op te leggen.”
Een ”leger aan schriftgeleerden” houdt volgens Ajouaou de productie van restricties op gang. De gewone gelovigen zijn er echter ook voor een groot deel debet aan, doordat ze hun imams lastigvallen met de pietluttigste kwesties. Imams zijn daardoor veel tijd kwijt met het beantwoorden van vragen als: mag een moslimvrouw telefoneren met haar aanstaande echtgenoot, mag ze op hoge hakken lopen, maakt een natte droom tijdens ramadan het vasten ongeldig, mag je een geschenk van je christelijke buurman accepteren?
”Veel grote geleerden ontmoedigen die houding”, weet de theoloog. Als gelovigen zich minder afhankelijk van de schriftgeleerden zouden opstellen en hun eigen oordeel zouden durven vellen, zouden imams toekomen aan de levensvragen en maatschappelijke kwesties die er echt toe doen, verwacht hij.
De ruim veertig islamitische geestelijk verzorgers in gevangenissen lopen daarin volgens hem voorop. ”Zij stimuleren de gelovigen zelf na te denken en leggen de levensvragen bloot die achter schijnbaar onbenullige vragen liggen”, zegt Ajouaou, die werkt aan een proefschrift over islamitische geestelijke verzorging.
Zijn bijdragen aan het debat over de islam leveren Ajouaou soms ”scherpe reacties” van geloofsgenoten op. ”Aan moslims moet ik vaak uitleggen waarom ik dingen zeg. Ze vinden dat ik de vuile was niet moet buitenhangen. Maar het is helemaal geen vuile was, het is heel gewone was, die misschien alleen een beetje moet luchten.”
Bron: Guido de Bruin, ANP