Surveillance Serie deel 6: Radicale Gegevensverwerking
In de Surveillance Serie besteed ik aandacht aan hoe moslims geviseerd worden als potentiële risico’s. Afgelopen weken (13 maart en 20 maart), ruim 20 jaar na de inval in Irak en Afghanistan en 10 jaar na het pleidooi van Geert Wilders voor etnische zuivering (‘Minder minder) werd in de Tweede Kamer het wetsvoorstel Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak (PGA) radicalisering en terroristische activiteiten behandeld. Het idee, volgens de regering is dat wanneer een persoon radicaliseert dan moet dat in een overleg met politie, OM en een gemeente besproken kunnen worden. In dit overleg moet alle beschikbare informatie over een ‘radicaliserend persoon’ bij elkaar gebracht worden en het idee is vervolgens dat je maatregelen en interventies daar op elkaar kunt afstemmen. Het doel is daarbij, volgens de regering, het voorkomen van terroristische aanslagen. Deze nieuwe wet zou duidelijke kaders vastleggen die waarborgen bevatten voor een goede gegevensdeling op basis waarvan heldere afspraken gemaakt kunnen worden zodat de regering, OM, politie, gemeente de samenleving beter kan beschermen tegen terrorisme en extremisme. Uit het debat blijkt vrij helder dat de meeste kamerleden bij ‘radicaliserend persoon’ denken aan moslims, dat specifieke aspect laat ik even onbesproken maar het is goed om dat in het achterhoofd te houden als we kijken naar de kritiek op deze wet.
Radicale gegevensverwerking
Wat is radicaal?
Cruciaal in deze wet is het aanmerken van een persoon als potentieel ‘radicaal’. Dit gebeurt op basis van, zoals de wet stelt, ‘objectieve criteria’ zoals ‘de mate waarin betrokkene bereid is geweld toe te passen of te propageren, de mate waarin betrokkene vasthoudt aan extremistische denkbeelden, zijn sociale relaties, de mate van identificatie met een extremistische groep of ideologie, en zijn zelfredzaamheid.’ In de Memorie van Toelichting kunnen we daarbij lezen dat ook gaat om de ‘vraag of een ernstige overtreding van de wet in het geding is.’
De genoemde criteria zijn echter allesbehalve objectief. De mate waarin iemand bereid is geweld toe te passen, de mate van identificatie en zelfredzaamheid of wat wel of geen ernstige overtreding is, zijn geen duidelijke objectieve criteria maar subjectieve inschattingen die soms niet verder gaan dan een ‘langere baard’, gaat ineens naar de moskee of het instinct van degenen die de weging doen. Een recent onderzoek voor het WODC uitgevoerd door Stoeldraaijers, Rodermond, Anwar, Ismaïli en Peels blijkt hoe problematisch de duidingen van radicalisering zijn. Er is geen overeenstemming over wat eigenlijk een ideologische duiding is, laat staan wat de beste methode ervoor is en hoe deze te controleren. Dit bemoeilijkt, en dat is het tweede punt dat de onderzoekers benoemen, de samenwerking tussen de verschillende actoren in de persoonsgerichte aanpak. Duidelijke doelen ontbreken bijvoorbeeld. En tot slot, zeer relevant voor deze wet, het preventief delen van gegevens kan op momenten op gespannen voet staan met het recht op privacy en de wet bescherming persoonsgegevens in het bijzonder als mensen geen strafbare daad hebben begaan. Het gaat daarbij onder andere om het recht op vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst. Er lijkt ook, daarbij, weinig bewustwording van de controle- en toetsingsmechanismen en het ontbreekt aan beroepsmogelijkheden. De onderhavige wet gaat hierin ook geen verandering in aanbrengen. Integendeel zelfs, hier zijn zowel de Raad van State als de Autoriteit Persoonsgegevens zeer kritisch op de waarborging van privacy en persoonsgegevens.
Als we kijken naar de definities van radicalisering en terrorisme wordt het niet beter. Onder radicalisering wordt in deze wet verstaan: ‘Radicalisering: het proces dat uiteindelijk kan leiden tot terroristische activiteiten of tot extremistische activiteiten, zijnde activiteiten waarbij personen of groepen vanuit ideologisch motief bereid zijn in ernstige mate de wet te overtreden of activiteiten te verrichten die de democratische rechtsstaat ondermijnen.’
Dit is natuurlijk vaag. Het gaat in feite om het maken van een inschatting van een potentieel vaag ongedefinieerd risico op wetsovertredingen en ondermijning in een niet nader gedefinieerde toekomst. Immers, ‘Onder de definitie van radicalisering valt ook het proces dat uiteindelijk kan leiden tot de bereidheid om vanuit ideologisch motief activiteiten te verrichten die de democratische rechtsstaat ondermijnen. Ondermijning van de democratische rechtsstaat is te definiëren als het verrichten van stelselmatige, doelbewuste en in vele gevallen heimelijke activiteiten die door de nagestreefde doelen, de gebruikte middelen of ressorterende effecten de democratische rechtstaat, de bijbehorende instituties en onderlinge samenhang tussen burgers verzwakken, destabiliseren, ondergraven of saboteren. Daarvan is bijvoorbeeld sprake bij duurzame aantasting van de democratische vrijheden, de introductie van een parallel rechtssysteem naast of buiten de democratische rechtsstaat bijvoorbeeld op basis van religieuze wetgeving, de aantasting van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen, de obstructie of onrechtmatige beïnvloeding van vrije verkiezingen, de bedreiging van volksvertegenwoordigers en de (voorgenomen of gepropageerde) omverwerping/afschaffing van onze rechtsstaat.’
Tenzij men het hier heeft over de theocratie van de SGP of de racistische programma’s van de PVV, FvD en JA21 of de mainstreaming van dat gedachtegoed door de VVD, gaat het (mede gezien de verwijzing naar religieuze wetgeving) hier waarschijnlijk mede om moslims. De definitie lijkt daarbij uit te gaan van een lopende band model dat al vaker sterk bekritiseerd is: één stap op die band leidt tot een geweldsdaad of ondermijnende actie in de toekomst? Welke stap is dat dan precies? Dat is vaak achteraf interpretatie maar vooraf niet in te schatten. Het idee dat we dit wel kunnen suggereert ook dat we dit allemaal onder controle krijgen als we maar genoeg weten. Maar we weten nooit of we genoeg weten, dat weten we wellicht na een geweldsdaad, maar als die niet komt wanneer verdwijnt zo’n persoon dan van de radar? Nooit, want de toekomst is immers niet gedefinieerd. Wanneer het gaat om terrorisme wordt er niet eens een definitie aangehouden in het voorstel: ‘…omdat het bestuur een zekere interpretatievrijheid bij de uitleg van het begrip behoort te hebben. Bij het begrip «terroristische activiteiten» moet worden gedacht aan (ondersteuning van) activiteiten die worden verricht met een terroristisch oogmerk als bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht.’
Wensdenken
Volgens de minister worden momenteel ‘zo’n 250 tot 300 personen besproken in een casusoverleg radicalisering.’ En ‘die 250 à 300 personen combineren een ideologie met het legitimeren van geweld of tonen bereidheid om activiteiten te verrichten die de democratische rechtsstaat ondermijnen.’ Maar dit kan dus niet. Als die criteria zo objectief zijn, dan moet ook helder afgebakend zijn wie er thuishoort en wie niet en als dat zo is kun je niet aankomen met ‘zo’n 250 tot 300 personen’. En de claim dat zij een ideologie combineren met legitimeren dan wel tonen van bereidheid om activiteiten te verrichten die de democratische rechtsstaat ondermijnen’ is onhoudbaar: het is juist de bedoeling van zo’n casusoverleg om signalen over mogelijke risico’s te bespreken om te kijken of zij die bereidheid dan wel legitimering inderdaad hebben. En daar zitten volgens betrokkenen dus ook mensen bij die niet als zodanig worden ingeschat.
Kritiek
De AP is met name kritisch op het onduidelijke doel van de casusoverleggen, de verplichte deling van (onder andere) bijzondere persoonsgegevens en op de onduidelijkheid over de effectiviteit van deze plannen. Noodzaak en proportionaliteit worden daarom in twijfel getrokken. De Raad van State stelt kritische vraagtekens bij de verhouding tot een ander wetsvoorstel (wetsvoorstel gegevensverwerking samenwerkingsverbanden) en meer in het bijzonder de daarin opgenomen regulering van de Zorg- en Veiligheidshuizen moet nader worden bekeken. Ook acht de RvS, gelet op het doelbindingsbeginsel, een duidelijkere afbakening noodzakelijk van het doel van de casusoverleggen en evenals door de deelnemers in te brengen categorieën persoonsgegeven. De RvS wijst ook specifiek op de regietaak van het college van B&W, deelname van de Minister van Justitie en Veiligheid en van private partijen lijken niet goed doordacht te zijn.
Ook stelt de RvS dat er waarborgen nodig zijn voor het recht op de bescherming van persoonsgegevens en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer: “De Afdeling advisering merkt op dat de doelen duidelijker moeten worden afgebakend om te kunnen voldoen aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Ook plaatst de Afdeling advisering enkele kanttekeningen bij de aanwijzing van deelnemers. Zo is niet duidelijk op basis van welke taken deelnemers participeren. Bij de taken van de gemeente is ten onrechte geen onderscheid aangebracht tussen taken in het veiligheids- en in het sociale domein. Daarbij is de noodzaak van het verplaatsen van de regierol van de burgemeester in deze overleggen naar het college van burgemeester en wethouders onvoldoende toegelicht. De Afdeling advisering wijst er ook op dat de deelname van anderen aan deze overleggen met meer waarborgen moet worden omkleed als het om private partijen gaat.”
Staande praktijk
Het meest opmerkelijk is echter nog wel dat deze wet in feite iets moet legaliseren wat al lang aan de gang is. De minister stelt immers: “Op lokaal niveau past men nu al een persoonsgerichte benadering toe bij mensen die dreigen te radicaliseren of al geradicaliseerd zijn. In een zogenaamd casusoverleg bespreken de betrokken partijen welke aanpak gekozen moet worden. Op dit moment gebeurt dat op basis van een convenant. Yeşilgöz legt de bestaande praktijk nu vast in de wet, ook om de gegevensverwerking goed te regelen.”
Met andere woorden, de bestaande praktijk heeft geen of onvoldoende juridische grondslag hetgeen partijen ook in staat stelt om bijvoorbeeld de privacyregels te omzeilen. Wat is hier precies al gebeurd, wie heeft de verantwoordelijkheid hiervoor gehad en deze ook afgelegd en welke rechten van betrokken burgers zijn hierbij geschaad. Het is niet aan de orde gekomen in de debatten.
Radicale gegevensverwerking
Lees ook de andere afleveringen in de Surveillance Serie.