C L O S E R – Racist!
Via Lagonda:
Ik wist het niet, maar wij, rijke blanke westerlingen, hebben met ons misselijkmakende racisme deze onschuldige lammeren de toegang tot gedegen scholing en ontwikkeling ontzegd. Wij hebben deze parels van beschaving aan de haren ons land in gesleept, en vervolgens weggestopt in zorgvuldig door ons geconstrueerde achterstandswijken, gewoon, omdat we rijk en blank en westers zijn. Wij hebben vanuit ons misplaatste superioriteitsgevoel deze modelburgers het gevoel gegeven dat ze niks waard zijn door zomaar onze auto’s voor hun neus neer te zetten. Wij hebben het zelfs gewaagd vraagtekens te zetten bij hun prachtige religie; niet omdat wij ons zorgen maakten of de Wil van Allah zich wel laat verenigen met de grondbeginselen van onze democratische staat, of omdat moslims nogal eens spontaan ontploffen, welnee! We hebben al die kritiek alleen maar gegeven om ze te pesten, omdat we vuile racisten zijn. “KRITIEK OP EEN RELIGIEUZE CULTUUR HEEFT GEEN REET MET RACISME TE MAKEN!!!”, brul ik naar het scherm. Niet dat dat helpt, overigens.
Via Anja Meulenbelt:
De “moslimbashers” zien zichzelf zelden als racisten. Een echte racist gaat tenslotte af op huidskleur, een biologisch gegeven, en plakt daar allerlei negatieve eigenschappen aan vast. Maar de “nieuwe racist” denkt van zichzelf dat hij alleen kritiek heeft op een cultuur of een religie. Ondertussen zijn ze daarbij vaak net zo “essentialistisch” als de klassieke racisten. Cultuur en religie worden gezien als statische gegevens, aangeboren, onontkoombaar, met een aantal inherente negatieve trekken die scherp afgezet worden tegen de eigen superieur geachte cultuur. Die negatieve trekken komen neer op dogmatisme, intolerantie, vrouwvijandigheid, weigering om te integreren, gewelddadigheid.
In combinatie met nationalisme, “wij” worden bedreigd, “zij” moeten het land uit, kan de combinatie dodelijk worden. Vooral wanneer het geloof aangehangen wordt dat moslims per definitie tegen de democratie zijn en waarden aanhangen die evenzeer per definitie niet verenigbaar zijn met westerse waarden. Anti-islamisme, opgeteld bij nationalisme uit zich vervolgens in de gedachte dat de moslims een gevaar opleveren voor de westerse samenleving. Modood noemt het nieuwe racisme liever “inherentistisch” dan “essentialistisch”, waarmee hij bedoelt dat de cultuur gezien wordt als inherent aan de islam, en dus neerkomt op inherente eigenschappen van elk lid van die groep.
Een reden dat dit nieuwe racisme nog slecht als zodanig wordt herkend (het is opvallend dat in Nederland bij de nieuwe, nog kleine anti-racisme beweging wel degelijk een directe link wordt gezien tussen discriminatie en islamofobie) is dat de progressieve bewegingen weinig aandacht hadden – of nog hebben – voor religie als deel van de identiteit van grote groepen migranten. Een andere reden is dat veel van de nieuwe racisten zichzelf niet als racist zien, omdat ze niets hebben tegen “zwarten”. Feitelijk is het klassieke racisme, op grond van huidskleur, op zijn retour, en wordt nu deels vervangen en wat kwaadaardigheid betreft ingehaald door anti-islamisme, zegt Modood.
De vraag is dus of en zo ja, wanneer, islamkritiek gezien kan worden als racistisch.
Biologisch en cultureel racisme
Het is handig om te beginnen met Modood waar Meulenbelt naar verwijst. Volgens hem kan de term “black”, die vooral gebruikt wordt voor mensen afkomstig van de Caraïben, twee betekenissen hebben. De eerste betekenis behelst een beschrijvende invulling van de term: iemands huidskleur. Bij de tweede betekenis heeft “black” een meer gepolitiseerde betekenis. Modood wijst op de Rushdie-affaire als het moment waarop de term moslim ook een dergelijke gepolitiseerde betekenis krijgt. Tijdens deze affaire stonden de moslims voor het eerst helemaal alleen. Volgens Modood werden moslims tijdens de Rushdie-affaire voor het eerst als een groep ontdekt. Ook veel niet-religieuze moslims (her-)ontdekten de groepssolidariteit. Religie is daarmee volgens Modood een belangrijke identiteitsmarkering geworden voor Aziaten. Zoals “black”bij de mensen uit de Caraïben hoort, zo hoort “Muslim” bij de Aziaten sinds de Rushdie-affaire. In tegenstelling tot Joodse en Christelijke identiteitsmarkeringen worden de Islamitische identiteitsmarkeringen niet als zodanig erkend in Groot-Brittannië.
Modood noemt dit een vorm van cultureel racisme. Volgens hem zijn Moslims in Groot-Brittannië net zo geracialiseerd als dit het geval is in Bosnië. Hij trekt hierbij een vergelijking met het anti-semitisme: “anti-semitism made them Jews; anti-muslim makes me Muslim.” Modood is met zijn stellingname en de gebruikte terminologie één van de representanten van het racismediscours. Is dit een adequaat discours om te hanteren in de Nederlandse discussies over de multiculturele samenleving? Om deze vraag te beantwoorden wil ik eerst in het kort beschrijven hoe het discours eruit ziet. Ik baseer deze beschrijvingen op Peterson (1996) en Rath (1991). Centraal in het racismediscours staat de wijze waarop racialisering de relaties tussen mensen structureert. In navolging van Miles kan racialisering gezien worden als een proces waarbij mensen gecategoriseerd worden op basis van bepaalde biologische kenmerken (Miles in Peterson, 1996). Wil er sprake zijn van racisme dan moeten aan een dergelijke groep negatieve eigenschappen toegeschreven worden en/of moet de aanwezigheid van een dergelijke groep gezien worden als slecht voor de rest van de samenleving (Miles in Peterson, 1996). Institutioneel racisme speelt hierbij een belangrijke rol. In plaats van institutioneel racisme kan men ook spreken van verborgen racisme; het is niet noodzakelijk dat er expliciet verwezen wordt naar de ideologie van racisme. Door institutioneel racisme en door vermenging met ideologieën als nationalisme en seksisme leidt racialisering tot uitsluiting van migranten (vgl. Rath 1991). In sommige andere theorieën wordt het biologische karakter van het racisme zoals Miles dat beschrijft, vervangen door een invulling rondom de term cultuur. Paul Gilroy is hiervan één van de bekendste representanten. Volgens hem zijn de diverse verschijningsvormen van racisme gevolgen van ontwikkelingen tussen en in diverse samenlevingen. In cultureel racisme is in mindere mate sprake van hiërarchie tussen mensen en ligt de focus juist meer op culturele verschillen. Wel zijn in cultureel racisme de essentialistische karaktertrekken terug te vinden die ook het biologisch racisme kenmerken (Peterson, 1996). Cultuur wordt volgens Gilroy gezien als een vast gegeven van een groep in plaats van een fenomeen dat zijn vorm krijgt in sociale en historische relaties en daardoor juist dynamisch is. Wanneer cultuur verbonden wordt met ras, wordt het een pseudo-biologisch gegeven van een groep (Gilroy in Peterson, 1996). Door de nadruk op cultuur vallen natie en ras bijna automatisch samen volgens Gilroy. Cultureel racisme is voor hem dan ook een uitingsvorm van etnisch absolutisme: een essentialistisch begrip van etnische en nationale verschillen door een absolutistische visie op cultuur die zo krachtig is, dat het mensen kan scheiden in categorieën die niet met elkaar te verenigen zijn (Gilroy in Peterson, 1996).
Racisme als moraliserend vertoog
Racisme is in Nederland een verschijnsel dat beladen is met allerlei emoties. De Jong en Verkuyten (1991) wijzen er in een artikel over autochtone buurtbewoners en etnische minderheden op dat voor veel autochtonen racisme verbonden is met de Tweede Wereldoorlog en dat de meesten dan ook oprecht geloven dat discriminatie op grond van “ras” onwenselijk is. Voor deze buurtbewoners zou een label als racist dan ook onverteerbaar zijn. Hoewel uit hetzelfde artikel blijkt dat een analyse op grond van cultureel racisme veel (maar zeker niet alle) reacties van buurtbewoners ten opzichte van etnische minderheden kan verklaren, wordt ook duidelijk dat de beschuldiging van racisme iedere discussie blokkeert (De Jong en Verkuyten 1991). In een discussie moeten namelijk alle partijen bij kunnen dragen aan de probleemdefinitie. Wanneer persoon X persoon Y beschuldigt van racisme kan dit niet meer. Door de negatieve lading die het etiket racist met zich meedraagt, is persoon X per definitie goed en persoon Y per definitie slecht. De posities van de partijen staan dan muurvast omdat Y zich niet of nauwelijks tegen een dergelijke beschuldiging kan verdedigen. Daarbij komt nog dat persoon X vaak als een passief slachtoffer van de dader, persoon Y, afgeschilderd wordt. Het gevolg is dan dat de onderhandelingsruimte/manoeuvreerruimte van de partijen beperkt is. Voor een zinvolle discussie lijkt mij dit onwenselijk. Verder blijkt het overnemen van “black” en “white” als politieke termen niet door alle migranten toegejuicht te worden zoals de discussies omtrent het Zwart Beraad in Amsterdam aantonen (vgl. Rath 1991).
Racisme en Islam
Evenals in het racismediscours zoals Modood dat voorstelt, wordt bij islamisering de culturele achtergrond van een groep migranten gereduceerd tot religie. De nadruk op cultureel en religieus verschil is zeer relevant voor deze discussie doordat dit gebeurt op een essentialistische manier. Essentialisme komt tot uiting in de neiging om cultuur en identiteit te reïficeren: voor te stellen als een “ding”, als een eigenschap die mensen “hebben”, waar ze bij horen of lid van zijn, als een homogene, statische traditie die gegeven is en onafhankelijk is van de omstandigheden. In een dergelijke benadering is islam een duidelijk te herkennen object met duidelijke kenmerken en lijkt onafhankelijk te zijn van de activiteiten van mensen. Moslims zouden dan handelen zoals ze handelen omdat ze moslims zijn en omdat ze de islamitische wetten volgen. Moslims bezitten in die visie geen cultuur of vermogen tot betekenisgeving, maar worden zijn gevangenen van hun religie. Terrorisme, de positie van de vrouw, opvattingen over homoseksualiteit worden voortdurend in termen van “de islam” verklaard. De aanwezigheid van Marokkanen bij de dodenherdenking, betekent dan automatisch een islamisering van die dodenherdenking. Vragen als, wat zegt de islam over homo’s of wat zegt de islam over de positie van de vrouw, komen telkens terug. Cultuur en religie zijn de allesverklarende factoren, waarmee men eigenlijk vervalt in een cirkelredenering: de moslim handelt op islamitische wijze omdat hij/zij moslim is.
Racisme heeft betrekking op een onveranderlijke essentie. Deze kan biologisch of genetisch zijn, waardoor het gedrag van mensen genaturaliseerd wordt en een bepaalde categorie mensen (zwarten, blanken) een natuurlijke categorie wordt. Maar ook cultuur/religie kan als basis voor die onveranderlijke essentie dienen. Als moslims worden geconstrueerd als een natuurlijke categorie, en hun gedrag (reeël of verbeeld) wordt geïnterpreteerd als iets dat gebaseerd op een bepaalde essentie, aangeboren eigenschappen of bijna als een genetische culturele eigenschap, dan kunnen we wel degelijk van racisme spreken (vgl. Wieviorka 1997:142). Religie kan worden geconstrueerd als een onveranderlijke essentie die onvermijdelijk het gedrag van haar volgelingen stuurt. Bij racisme gaat het dus om het essentialiseren van verschillen, maar ook om het categoriseren van die ander als inferieur. Het gaat om onderwerping en assimilatie en om uitsluiting en verschil (Wieviorka 1995; Baumann 1993) en om . De hiervoor aangehaalde redenering van Lagonda (die op veel andere sites ook aangetroffen kan worden) is dus niet persé juist. Islamkritiek kan wel degelijk juist zijn. Om islamcritici weg te zetten als Meulenbelt (e.a.) lijkt te doen, is me echter ook wat al te makkelijk. Kritiek op het standpunt omtrent homoseksualiteit in de islamitische tradities of kritiek op de intolerantie van sommige moslims, hoeft helemaal geen racisme te zijn. Dat wordt het wel wanneer we vinden dat de moslims homoseksuelen ter dood willen brengen en/of intolerant zijn, omdat ze nu eenmaal moslim zijn. De vraag die Meulenbelt en ook anderen (bijvoorbeeld de oud-politici die enkele weken terug hun manifest uitbrachten) buiten beschouwing laten is waarom sommige mensen hun relatie met de Ander structureren op basis van een racistisch discours?
Islam en projectie
Omdat te verklaren moeten we even de natie-staat onder de loep nemen. De natie-staat komt ons als ‘natuurlijk’voor, terwijl zij in feite een sociale constructie is waarmee wij ons leren identificeren. De natie is een product van collectieve verbeelding en praktijken; ze is een ‘imagined community’ (Anderson 1995) die grondgebied, volk en cultuur verenigt. Deze drie-eenheid constitueert het ‘land’. Gedurende de afgelopen twee eeuwen hebben nieuw ontstane naties via nationalistische programma’s gepoogd hun totale grondgebied cultureel en taalkundig maar ook economisch, sociaal en juridisch te homogeniseren (Werbner 2005). Het gaat daarbij om een aanpassing aan de dominante meerderheidcultuur. De wenselijkheid van een stabiele harmonieuze nationale samenleving ligt hieraan ten grondslag. Wanneer de “Ander” niet onderscheiden wordt, niet onderworpen, niet ge-assimileerd, dan kan een sterke “Ander” die losgeslagen is, de bestaande orde bedreigen. Deze Ander kan “de” Lonsdale-jongere zijn die zo nodig islamitische scholen in de brand moet steken, het kan ook “de” moslim zijn die een columnist moet vermoorden. Zoals Werbner (2005: 7-8) duidelijk maakt, gaat het hierbij om angst. Een echte angst en geen illusies of fantasieën. Werbner verwijst naar een reflectieve vorm van racisme. Daarbij gaat het niet alleen om het idee van cultureel verschil, maar ook van overeenkomst. Waar sommige moslims de neiging hebben om lokale problemen te plaatsen op een wereldwijd niveau (de strijd tegen de islam wordt in Nederland gevoerd, maar ook in Irak), en daarmee een tegenstelling creëren tussen de Islamitische ummah en het Westen, worden wereldwijde beelden van terreur door moslims geprojecteerd op lokale moslims in Nederland. De haat en de angst van de één wordt gespiegeld door de haat en de angst van de ander. Moslims die het beeld van de ultieme “Ander” opgelegd krijgen door autochtone niet-moslims, internaliseren dat beeld en raken ontworteld en ontwikkelen soms een haat voor hun eigen groep. De autochtone niet-moslims die zich geconfronteerd ziet met de Mohammed Bouyeris grijpt naar methoden die intolerant zijn, een eigenschap die hij of zij toch vooral bij de moslims had gezien en niet bij zichzelf. Een dergelijke analyse die ik baseer op Werbners verhaal, is wellicht wat Freudiaans, maar beschrijft wel goed wat er aan de hand is. De moslim is daarmee de ultieme bedreiging voor de status quo geworden, een onzekerheid die we niet goed kunnen managen en één die gevoelens oproept die we liever niet willen. Wat daarbij ook nog eens beangstigend is voor velen is dat de Islam alle vrijheden waar “we” zo hard voor gevochten hebben, teniet lijkt te doen. Dat alle sektarische oorlogen die “we” al lang gehad hebben, weer terug gaan komen en dus in feite het “Moderne Westen” bedreigd. Dat “de” moslim zich superieur waant aan “ons”, “ons” ten diepste veracht en het liefste “de shari’a” zou willen invoeren. Het overgrote deel van de moslims is niet zo en het overgrote deel van de niet-moslims die er dergelijke ideeën op nahouden, weet dat het vooroordelen, stereotyperingen en racistische ideeën zijn en weet ook dat het daarmee een gevecht met zichzelf is. Daarmee is de angst echter niet weg.
Literatuur
Essed, Ph., 1984, Alledaags racisme, Amsterdam: Feministische Uitgeverij Sara.
Jong, de, Wieke en Maykel Verkuyten, 1991, Racisme van “de geijkte Spangenaar” In: Psychologie & Maatschappij, nr. 54, pag. 303-314
Modood, Tariq. 1997. Difference, Cultural Racism and Anti-Racism. In Debating Cultural
Hybridity: Multi-Cultural Identities and the Politics of Anti-Racism, edited by Pnina
Werbner & Tariq Modood, pp. 154-172. London/New Jersey: Zed Books.
Peterson, Abby, 1996, Introduction: Stranger or Guest? Racism and Nationalism in Contemporary Europe. In: Stranger or Guest. Racism and Nationalism in Contemporary Europe. Sandro Fridlizius and Abby Peterson (Eds.) Goteborg: Department of Sociology, Goteborg University, Stockholm: Almqvist & Wiksell International. Pag. 1-20.
Rath, Jan, Minorisering: de sociale constructie van “etnische minderheden”. Amsterdam: SUA.
Sunier, Thijl, 1996, Islam in beweging. Turkse jongeren en Islamitische organisaties. Amsterdam: Het Spinhuis.
Boom Meppel, Heerlen: Open Universiteit. Pag. 216-243.
Werbner, Pnina, 2005, Islamophobia. Incitement to religious hatred? legislating for a new fear? In: Anthropology Today, vol. 21, no. 1
Wieviorka, Michel, 1997, The arena of racism. Londen: Sage
Wieviorka, Michel. 1997. Why is it so difficult to be an anti-racist? In Debating Cultural
Hybridity: Multi-Cultural Identities and the Politics of Anti-Racism, edited by Pnina
Werbner & Tariq Modood, pp. 139-154. London/New Yersey: Zed Books.
1 Response
[…] Wanneer een groep mensen wordt gecategoriseerd op basis van dit ene symbool zoals bij islamofobie het geval is, ontstaat er een cirkelredenering die ik al eens eerder heb benoemd in een stuk over racisme: […]