De symbolische strijd om de westermoskee
UPDATED!
De gang van zaken rondom de Westermoskee en het convenant met gemeente Amsterdam is een goed voorbeeld van de discussie over institutionalisering van de islam. Onder institutionalisering kunnen we verstaan het sociale proces van het ontstaan en ontwikkelen van instituties: “min of meer gestandaardiseerde patronen van menselijk handelen en denken, die binnen de samenleving waarin ze geworteld zijn een normatieve geldigheid bezitten.” (Buiks en Van Tilo in Rath e.a. 1996: 6). Moskeeën zijn een voorbeeld van de institutionalisering van de islam. De vormgeving van de institutionalisering van de islam wordt niet alleen bepaald door de moslims zelf maar ook door de wetgeving omtrent religie en religieuze organisaties en door maatschappelijke omstandigheden (Waardenburg 2001; Rath e.a. 1996). Aanvankelijk waren zelforganisaties van migranten gericht op het tijdelijke karakter van hun aanwezigheid hier. Later zijn er steeds meer religieuze organisaties gekomen. Dit hangt samen met de gezinshereniging (Kemper 1996) maar ook met het gegeven dat religie een aspect was waarmee ze gehoord konden worden bij de overheid en dus een goede noemer was om geld te verkrijgen voor activiteiten. Sunier (1996) noemt dit de islamisering van de migranten.
De institutionalisering van de islam vindt plaats binnen de Nederlandse institutionele vormgeving, die gekenmerkt wordt door een scheiding tussen kerk en staat (Waardenburg 2001). Uit onderzoek van Rath e.a. (1996) blijkt dat er drie algemene patronen te signaleren zijn in de manier waarop de Nederlandse samenleving omgaat met islam:
- Moslims krijgen over het algemeen ondersteuning voor hun instituties maar vaak pas na lange onderhandelingen en zeker niet vanzelfsprekend en zonder voorwaarden. Deze voorwaarden zijn gericht op dialoog, integratie en op een wijze van organiseren zoals die in Nederland gebruikelijk is en zijn gericht tégen orthodoxie.
- Claims die gebaseerd zijn op een gelijke behandeling roepen minder bezwaren op dan claims die om groepsspecifieke regels vragen.
- De strijd rondom institutionalisering speelt zich vooral af op het terrein van de scheiding kerk – staat en het minderhedenbeleid.
(Rath e.a. 1996: 242-245).
Let wel het onderzoek van Rath e.a. is wat gedateerd, maar mijn inschatting is dat het op hoofdlijnen nog steeds wel klopt. In die zin is er weinig nieuws aan de casus van de Westermoskee. Ook hier zijn er voorwaarden gesteld die betrekking hebben op integratie en radicalisering en het aanzicht van de moskee. In hoeverre een convenant echt nieuw is, weet ik niet maar opvallend is het wel. De gemeente grijpt daarmee inhoudelijk in in de koers van de moskee, maar eigenlijk ook op bestuursniveau door te bepalen dat de Milli Gorus onafhankelijk moet blijven van de Duitse moederorganisatie.
Het is maar de vraag hoe afhankelijk Milli Gorus Noord-Nederland (want daar gaat het om hier) eigenlijk is van Milli Gorus Duitsland. De Turkse Duitsers zijn al enkele jaren verwikkeld in een intern veranderingsproces waarbij de hervormers die steunen op de tweede generatie jongeren streven naar meer integratie (wel met een ethisch-conservatieve koers). De repressie in Duitsland lijkt deze ontwikkeling te bemoeilijken terwijl men in Nederland wel de hervormingskoers kon uitzetten. Misschien dat het huidige bestuur wat conservatiever is dan de vorige, maar dat betekent nog niet dat mijn aan de leiband van de Duitsers loopt.
Opvallend is verder dat de reacties (vooral bij Trouw en Elsevier) op het mogelijke afblazen van de nieuwbouw zich concenteren op twee punten: het aanzicht van de moskee én het vermeende intolerante karakter van de islam. Het gaat niet over het wel of niet mogen bidden door moslims; toch de primaire taak van een gebedshuis.
Dit laat zien dat het gaat om een strijd om het uiterlijk van de omgeving en wat een gebouw daarbij vertegenwoordigt: een symbolische strijd. Symbolen gaan echter niet alleen over wat ze vertegenwoordigen, maar de kracht van symbolen ligt er juist in dat iedereen zijn/haar eigen betekenis eraan kan hechten en aan ontlenen. Mensen kunnen het symbool delen, maar hoeven niet noodzakelijkerwijze de betekenis ervan te delen. (Cohen 1985: 21). Het delen van een symbool kan leiden tot eenheid maar de verschillen in betekenis kunnen ertoe leiden dat er een strijd ontstaat om de betekenis van het symbool en wie het recht heeft die betekenis te bepalen. In het geval van een moskee gaat het om ‘ruimte’ als een symbool voor iemands betekenis. De strijd gaat er dan om hoe een dergelijke ruimte eruit moet zien en wie dat bepaalt.
Het moge duidelijk zijn dat in het geval van een moskee niet alleen moslims dat bepalen, maar ook niet-moslims. Uit de reacties blijkt wel dat onder sommige niet-moslimse Nederlanders het idee leeft dat de Islam steeds zichtbaarder wordt in de publieke ruimte door de hoofddoek en moskeebouw; het lijkt alsof de Islam in toenemende mate van privé naar publiek gaat. Het gaat daarbij in de discussies over moskeebouw, niet alleen in Nederland, over allerlei technische bouwkundige aspecten, het aanzicht van de buurt, de overlast die er soms mogelijk is, maar dus ook om het ‘grotere islam-verhaal’ dat aanwezig is op lokaal, nationaal en internationaal niveau. Dat het daarbij inderdaad niet alleen gaat om technische aspecten en het aanzicht van de moskee, blijkt ook uit het verhaal van de Westermoskee. Het gaat om een moskee die gebouwd zou worden in Amsterdamse Stijl. Daarbij wordt in de meeste plannen al vanaf het begin rekening gehouden met mogelijke bezwaren en ook dan ontstaan de conflicten (Cesari 2005: 1020, See also: Gale 2005, Landman en Wessels 2005).
De vraag is inderdaad of gemeente Amsterdam nu niet te ver is gegaan met de eisen die men stelde. Dat wil niet zeggen dat een gemeente geen eisen kan stellen. Integendeel zo wel mijn ervaringen in Gouda als studies over de Westermoskee laten zien dat onderhandelingen met de gemeente niet alleen direct van belang zijn voor de bouw van zo’n moskee, maar ook kunnen leiden tot interne veranderingen bij een moskeeorganisatie waardoor deze meer open en op integratie is gericht. Tegelijkertijd is deze situatie ook voor Milli Gorus zeer ongunstig; het bestuur heeft er belang bij dat de moskee er komt. Het beste is dus om toch maar weer snel om de tafel te gaan zitten. Met een kopje thee natuurlijk.
References
- Amiraux, V. en G. Jonker. 2006. “Introduction: Talking about visibility, actors, politics, forms of engagement,” in Politics of visibility. Young Muslims in European Public Spaces. Edited by G. Jonker and V. Amiraux. Bielefeld: Transcript.
- Cesari, J. 2005. Mosque Conflicts in European Cities: Introduction. Journal of Ethnic and Migration Studies 31:1015-1024.
- Cohen, A. P. 1985. The Symbolic Construction of Community. London: Tavistock.
- Gale, R. 2005. Representing the City: Mosques and the Planning Process in Birmingham. Journal of Ethnic and Migration Studies 31:1161-1179.
- Jonker, G. 2005. The Mevlana Mosque in Berlin-Kreuzberg: An Unsolved Conflict. Journal of Ethnic and Migration Studies 31:1067-1081.
- Kemper, Frank, 1996, Religiositeit, etniciteit en welbevinden bij mannen van de eerste generatie Marokkaanse moslimmigranten. Nijmegen: Uitgeverij Katholieke Universiteit (proefschrift Katholieke Universiteit Nijmegen)
- Landman, N. en W. Wessels. 2005. The Visibility of Mosques in Dutch Towns. Journal of Ethnic and Migration Studies 31:1125-1140.
- Rath, Jan, Rinus Penninx, Kees Groenendijk, Astrid Meijer, 1996, Nederland en zijn Islam. Een ontzuilende samenleving reageert op het ontstaan van een geloofsgemeenschap. Amsterdam: Het Spinhuis
- Sunier, Thijl, 1996, Islam in beweging. Turkse jongeren en islamitische organisaties. Amsterdam: Het Spinhuis.
- Waardenburg, J.D.J., 2001, Institutionele vormgevingen van de Islam in Nederland gezien in Europees perspectief. WRR. Werkdocumenten W118. Den Haag
UPDATE
In februari 2007 weet KRO’s Reporter te melden dat Milli Gorus toch in Duitse Milli Gorus handen komt. De aandelen van de beheerstichting zouden worden overgeheveld naar de Duitse moederorganisatie. Of dit ook daadwerkelijk is gebeurd is volgens mij onduidelijk.