Academisch onderwijs en marktwerking
Chris Lorenz (VU), René Gabriëls (UM), Ad Verbrugge (VU en voorzitter
Beter Onderwijs Nederland), Grahame Lock (RUN), René Boomkens (RUG),
André Klukhuhn (UU) Vincent Icke (UL) en Thomas von der Dunk (UvA).
Gisteren verscheen hun boek. If you’re so smart, why aren’t you rich?
Universiteit, Markt & Management ( Boom). Zij hebben een zeer interessant en lezenswaardig over academisch onderwijs en marktwerking geschreven:
‘Onderwijs is goed als het tot studiepunten leidt’ – Opinie – de Volkskrant
Bestuurders zorgen voor diploma- en publicatie-inflatie. Het wordt tijd dat onderzoekers en docenten de universiteit terugkrijgen.
Het wetenschappelijke onderwijs en onderzoek is al jaren onderhevig aan een even ernstige als sluipende erosie. Er zijn tal van aanwijzingen voor de tanende kwaliteit van het universitaire onderwijs. Eén is dat de studieduur inmiddels zodanig is verkort, dat het een probleem is geworden om Nederlandse masterdiploma’s in het buitenland erkend te krijgen.Waarschijnlijk de belangrijkste indicator voor het kwaliteitsverlies is de diploma-inflatie als gevolg van de outputfinanciering (geld op basis van het aantal geproduceerde studiepunten). De bestuursvoorzitter van de UvA zei bijvoorbeeld dat ‘goed onderwijs onderwijs is dat tot studiepunten leidt’. Dit kwam hem op felle kritiek van zijn eigen studenten te staan. Zij stelden: ‘Voor elk uitgereikt studiepunt ontvangen de faculteiten een bepaald bedrag van de UvA. Dit maakt het financieel aantrekkelijk om bijvoorbeeld het niveau van toetsen te verlagen en zo meer studenten te laten slagen.’
Publicatie-inflatie
Wat de diploma-inflatie in het onderwijs is, is de publicatie-inflatie in het onderzoek. Publicatie-inflatie is kwaliteitsverlies van onderzoek als gevolg van het financieren van onderzoekers op grond van het aantal artikelen dat zij publiceren – bij voorkeur in zogenaamde Angelsaksische ‘top-tijdschriften’.In de praktijk prikkelt deze vorm van outputfinanciering wetenschappers om hetzelfde artikel als nieuw product te recyclen. Wetenschappers, die in hun eigen taal publiceren door bijvoorbeeld boeken te schrijven en bijdragen aan publieke debatten te leveren, krijgen het door dit onderzoeksbeleid steeds moeilijker, hoe origineel hun bijdragen ook mogen zijn. Hun situatie zal met de voor 2011 aangekondigde afschaffing van de directe onderzoeksfinanciering van de universiteiten (de zogenaamde ‘eerste geldstroom’) alleen maar erger worden.
Tegelijkertijd wordt door de op ‘rankings’ gebaseerde beleidsmatige eenheidsworst een belangrijke voorwaarde voor kwaliteit en innovatie om zeep geholpen, namelijk theoretisch en methodologisch pluralisme. Het naast elkaar bestaan van zeer uiteenlopende en vaak onverenigbare onderzoekstradities is, zo leert de geschiedenis van de wetenschap, onontbeerlijk voor kwalitatief hoogstaand en vernieuwend onderzoek.
‘Kwaliteit’
Hoe is het mogelijk dat de Nederlandse universiteiten kampen met kwaliteitsverlaging van zowel onderwijs als onderzoek – en dat terwijl de beleidsmakers niet moe worden rond te bazuinen dat ze bezig zijn met de verhoging van ‘kwaliteit’?Het kwaliteitsverlies wordt veroorzaakt door een neoliberale politiek die ernaar streeft universiteiten in bedrijven te veranderen en het onderwijs te vermarkten en door een politiek die de relatieve autonomie van de wetenschap fundamenteel ontkent.
Wetenschappers hebben professionele autonomie nodig
Deze politiek leidt tot een steeds grotere kloof tussen managers, die de ‘ondernemende’ universiteiten leiden, en onderzoekers en docenten. Universitaire managers streven steeds meer naar de vermarkting van onderzoek en onderwijs. Dit noemen zij ‘verhoging van efficiency’ (= bezuiniging), ‘valorisatie’ ( = ‘geen financiering via de markt, geen onderzoek’) en ‘evaluatie’ (= controle).Wetenschappers daarentegen hebben professionele autonomie nodig om hun werk te kunnen doen: het verzamelen en doorgeven van ware kennis. De maatschappij heeft al eeuwen de vruchten van hun academische vrijheid geplukt. De neoliberale poging wetenschappers direct te controleren is daarom ook economisch gezien dom en contraproductief.
Omdat de universiteit steeds afhankelijker is gemaakt van externe financiering, is ze minder autonoom en steeds meer opkoopbaar geworden. Een kwart van de hoogleraren wordt inmiddels gesponsord door bedrijven en buitenuniversitaire instellingen. Bovendien zetten overheidsinstellingen en bedrijven wetenschappers regelmatig onder druk wanneer de uitkomsten van hun onderzoek hen onwelgevallig zijn. Daarvan zijn voorbeelden te over.
Decentralisatie
De vraag is hoe de sluipende ondermijning van de universiteiten gekeerd kan worden. Een allereerste stap is de afschaffing van het managementmodel en de herwaardering van de democratische bestuursvorm aan de universiteiten. Een herstel van democratische verhoudingen van voor de moderniseringswet uit 1997 en een decentralisatie van de macht zijn noodzakelijke voorwaarden om de universiteiten te doen terugkeren tot hun kerntaak: wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijk onderwijs.Dat zal geen eenvoudige operatie worden, al was het maar omdat het wetenschappelijk personeel inmiddels een – steeds verder slinkende – minderheid geworden is op de universiteit. Om de feiten en de verantwoordelijkheden voor de planmatige ondermijning van het wetenschappelijk onderzoek en onderwijs in kaart te brengen, is misschien zelfs een parlementair onderzoek noodzakelijk.