Surveillance Serie deel 4: Over de grens
De surveillance van moslims blijft niet beperkt tot binnen de Nederlandse landsgrenzen. Enerzijds hebben Nederlandse moslims te maken met surveillance door andere, buitenlandse, instanties en anderzijds krijgen buitenlandse moslims te maken met surveillance door Nederlandse instanties. In dit vierde deel van de Surveillance Serie voorbeelden van casussen die dit grensoverschrijdende aspect illustreren: Said, Mohammed en Bilal in een uitzending van Argos en een reconstructie van de zaak van Suaad.
Allereerst het verhaal van Said uit Argos:
Said is al anderhalf jaar bezig om uit te zoeken waarom hij wordt geweigerd op luchthavens in het buitenland. ‘Op basis waarvan word ik beschuldigd? Het is jij tegen een heel groot overheidsapparaat.’ Vanavond om 23.40u #Argos op @NPO2 pic.twitter.com/Q1JB3yWoqE
— Argos (@argosonderzoekt) September 29, 2022
Said kwam al eerder aan bod bij Argos Radio en vertelde daar hoe hij tot zijn eigen verbijstering in verband werd gebracht met politiek geweld.
Said is nooit verdachte geweest en heeft ook geen strafblad. Dit is niet uitzonderlijk. Er hoeft niet eens sprake te zijn van enige beschuldiging om toch ergens op enige lijst of dreigingsanalyse te komen. In de uitzending van afgelopen week hoorden we ook Bilal en Mohammed die ook langzaam maar zeker het vangnet van de surveillance in zijn gezwommen zonder dat ze het door hadden. En ook voor hen geldt: omdat niet duidelijk is waar de signalen vandaan komen, laat staan waar deze signalen over gaan, is het ook niet helder hoe ze zich moeten verweren. Dit is een ernstige aantasting van hun rechten als burger: je hebt het recht om te weten waar je van beschuldigd wordt en waar je je aan dient te houden.
Zoals we kunnen lezen in het AD, wordt Said op een gegeven moment geviseerd:
Maar nu vraagt de beambte vanuit dat douanehokje in Cancun, wel heel nadrukkelijk: ,,Is dit uw paspoort, meneer?”
,,Ja”, antwoordt Said. Waarop de beambte haar telefoon pakt en de Nederlander niet veel later door gewapende agenten wordt omringd. Zij brengen hem niet naar zijn vakantiebestemming in de stad, maar geboeid naar een kleine verhoorkamer. ,,Ik dacht: heeft er iemand drugs in mijn bagage gestopt of zo?” Maar het gaat de ondervrager ergens anders om: ,,Uw paspoort staat door uw land gesignaleerd, meneer. In verband met jihadisme en terrorisme.” Nederland heeft, met andere woorden, een rood vlaggetje achter zijn naam gezet. Niet veel later zetten de Mexicanen Said op de eerste de beste vlucht terug de oceaan over, naar Istanboel. Daar zetten agenten hem direct op een vlucht naar Amsterdam. ,,Ik had geen idee wat me overkwam.”
We zien in het verhaal van Said ook terug hoe genormaliseerd ook onder moslims het idee is dat het toch logisch is dat je opvalt als je betrokken bij bepaalde zaken. Zo was Said betrokken bij een islamitische organisatie, had contact met ouders van wie de kinderen naar Syrië waren vertrokken en had contact met een prediker. Allemaal niets strafbaars en zaken die ook mensen die geen moslim zijn kunnen betreffen, maar die komen dan toch niet op zo’n lijst, zo lijkt het.
Dat de politie en de gemeente Gouda de naam van Said tegenkwamen, vindt hij zelf ook niet vreemd. Hij was als vrijwilliger woordvoerder voor een islamitische organisatie in de stad. Werd in 2015 door enkele wanhopige ouders te hulp geroepen toen hun zoons plotseling naar Syrië waren vertrokken. En hij had, in 2017, contact met een omstreden, salafistische prediker. Maar waarom er een vinkje achter zijn naam kwam, waarmee hij op een internationale signaleringslijst terechtkwam, en daarmee ook in de problemen? ,,Ik ben misschien uitgesproken, maar ik ben zeker niet radicaal. Je mag van mij alles zijn: homo, hetero, moslim, christen, we zijn allemaal gelijk”, vertelt hij op een doordeweekse avond op een terras in Gouda.
In 2018, zo blijkt uit diens speurtocht is er vanuit gemeente Gouda een melding gedaan. Weliswaar ondersteunt de politie hem in zijn poging zijn vermelding ongedaan te maken, maar dat maakt niet uit. Al zou zijn melding uit de Nederlandse archieven verwijderd zijn, dan staat deze nog steeds op lijsten van andere landen.
In de reportage van Argos zien we ook de verhalen van Bilal en Mohammed (gefingeerde namen). Bilal is de enige die wat verder gekomen lijkt te zijn in zijn zoektocht. Hij komt uit bij de Passagiers Informatie Eenheid, PI NL; een onderdeel van de Marechaussee dat u vast niet kende. Maar het levert weinig op. Ook een verzoek om informatie van Argos bij het Ministerie van Justitie levert niet veel op. Behalve dan een verontrustende reactie van de minister: als een persoon aantoonbaar onjuist op de lijst staat kan Nederland andere landen verzoeken deze te verwijderen. Dat zagen we al eerder bij de banken. Niet het idee van onschuldig tenzij anders aangetoond staat voorop: maar een risico tenzij wordt aangetoond dat dat niet zo is. Een ouder voorbeeld hier is ook de zaak van Brandon. Deze Amerikaanse staatsburger werd in 2004 gearresteerd vanwege diens vermeende betrokkenheid bij de aanslagen in Madrid dat jaar. Deze advocaat, voormalig militair, moslim en getrouwd met een Egyptische vrouw werd opgepakt nadat een analyse van vingerafdrukken hem eruit had gehaald. Het bleek echter dat deze vingerafdrukken helemaal niet zo duidelijk waren en dat hij één van de meer dan 20 mogelijke matches was. De zaak tegen hem werd opgebouwd op basis van deze vingerafdrukken aangevuld met biografische informatie: zijn militaire achtergrond, religie, geen geldig paspoort maakten van hem een geloofwaardig risico. Hij werd pas vrijgelaten nadat de Spaanse autoriteiten iemand anders arresteerden ook al wist de FBI al eerder dat de Spaanse autoriteiten aangaven dat Brandon geen verdachte was voor hen.
De volgende casus, die van Suaad, laat precies zien hoe moeilijk dit is voor burgers zelf: het aantonen wie je bent en dat je niet gevaarlijk bent. Ook laat die casus zien dat er vanuit Nederland ook wordt meegewerkt aan het signaleren en staande houden van mensen uit andere landen. En dat deze surveillance niet alleen een zaak is van overheidsinstanties.
“Ik ben Suaad niet, zeiden ze.” Een reconstructie*
Suaad (niet haar volledige naam) is een Canadees burger geboren in Somalië. In mei 2009, na een bezoek aan haar fragiele moeder in Kenia, wilde ze terug naar Canada. Terwijl ze aan boord wilde gaan van het KLM toestel, werd ze ondervraagd door een KLM functionaris. Hij vertelde dat ze niet aan boord mocht omdat haar lippen in werkelijkheid niet overeenkwamen met die op haar foto op haar paspoort en ze was dan ook niet de rechtmatige eigenaar van dat paspoort. Volgens Suaad stelde dat KLM functionaris: “He could make me miss my flight.”
Ze werd die avond vastgehouden op het Jomo Kenyatta International Airport in Kenia. De volgende ochtend sprak ze met functionarissen van de Canadian High Commission in Nairobi die het paspoort van Suaad in beslag namen. Suaad probeerde deze functionarissen te overtuigen door haar reisdocumenten te laten zien, haar rijbewijs, haar Canadese burgerschap, haar verzekeringsbewijs, een brief van haar werkgever, een ontvangstbewijs van de stomerij, VISA kaart. Maar ze geloofden haar niet: “Again, they told me I was not Suaad.”
Hier zien we al hoe moeilijk het kan zijn te bewijzen wie je bent. We denken vaak dat dat gaat om het hebben van de juiste papieren. Dat is ook zo, maar het is niet voldoende. Ook de MIO (Migration Integrity Officer) accepteerde haar documenten niet als bewijs en ze werd door de Keniaanse autoriteiten aangeklaagd vanwege het gebruik van een vals paspoort, zich voordoen als Canadese en illegaal verblijf in Kenia. De Canadese autoriteiten droegen haar paspoort over aan de Keniaanse autoriteiten.
Na vier dagen vastgehouden te zijn op de luchthaven werd ze op borgtocht vrij gelaten en kreeg ze twee weken om haar identiteit aan te tonen. Vervolgens werd ze door de Keniaanse autoriteiten vastgezet en ze kon mogelijk worden uitgezet naar…Somalië. De Canadese minister van Buitenlandse Zaken, inmiddels op de hoogte van de kwestie, liet weten dat er geen bewijs was dat Suaad echt Canadees was en dat Canadezen foto’s in hun paspoorten hebben waar ze ook daadwerkelijk op lijken. Inmiddels had Suaad al haar vingerafdrukken afgestaan, hadden haar werkgever en haar collega’s al bevestigd dat ze was wie ze stelde dat ze was en dat ze geoorloofd op vakantie was. De Canadese autoriteiten hielden echter vol en stelden dat Suaad een ‘sister act’ deed: ze deed alsof ze één van haar zussen was. Zij moest haar identiteit en burgerschap bewijzen en daar had ze niet aan voldaan. En ook daar zien we een soortgelijke achteloze maar tegelijkertijd ook stellige reactie (na een verzoek van Keniaanse autoriteiten aan de Canadese overheid om een verklaring af te leggen over hun bevindingen) als die we bij Argos zagen: “Het staat haar vrij om de Canadese staat aan te klagen…voor verwaarlozing, vooroordelen, etc….maar het Keniaanse hof heeft geen gezag over onze grenzen.” En: “Het is aan haar om haar identiteit en burgerschap te bewijzen, en ze heeft het niet bewezen.”
Naast de achteloosheid over het lot van Suaad zien we hier de omkering van de bewijslast en een zekere territoriumdrift in de uitdrukking: ‘onze grenzen.’ Hoewel de Canadese overheid net als andere overheden juist paspoorten verstrekt zodat we kunnen we bewijzen wie we zijn, blijkt dat hier niet voldoende te zijn. Een lot dat, zo blijkt uit tal van onderzoek, vooral mensen treft die gezien worden als niet of minder wit dan bijvoorbeeld witte Canadese burgers. Uiteindelijk eiste Suaad een DNA test zodat het afgenomen DNA vergeleken kon worden met dat van haar zoon. Die test bewees volgens autoriteiten wel haar identiteit en alle aanklachten vervielen. Nadat ze een vlucht naar Canada boekte via Amsterdam, arriveerde ze uiteindelijk drie maanden later thuis. De DNA test was niet uniek: dit gebeurde al vaker in het geval van asielzoekers in Canada, in het bijzonder wanneer men afkomstig was uit Oost Afrika. Op deze manier worden uiterlijke kenmerken, DNA en nationaliteit en burgerschap met elkaar verweven: de constructie van ‘ras’ voltrekt zich als het ware voor onze ogen.
Maar naast alle testen, protocollen en formulieren, is het ook belangrijk om even terug te gaan naar het begin hier. De foto van Suaad in haar paspoort leek niet op haar werkelijke gezicht, aldus de KLM functionaris. Maar dat gebeurt natuurlijk meer mensen (ondergetekende is een uitstekend voorbeeld). Niettemin, daar begon het. En het begon dus in feite met de discretionaire bevoegdheid van een KLM functionaris. Het roept vragen op over willekeur, maar ook over het afleggen van verantwoording. Dat een functionaris deze beslissing neemt is binnen diens bevoegdheid, of dat op terechte gronden gebeurt is niet voorzien in de regels. In de praktijk lijkt het erop dat haar lippen, haar kleur en haar naam niet overeenkwamen met wie ze claimde te zijn. Volgens deze functionaris die klaarblijkelijk een idee in zijn/haar hoofd had over hoe iemand met een Canadees paspoort en van Somalische afkomst er uit diende te zien. Haar lichaam werd daardoor als het ware gezien als risico, maar niet als verdacht in strafrechtelijke zin want dan zou de overheid degene zijn die moet aantonen wat ze stelt.
Surveillance over grenzen heen: ‘geloofwaardige risico’s’
De casus van Suaad en die van het programma Argos laten goed zien wat moslims en anderen kunnen mee maken als ze de landsgrenzen over gaan. Deze verhalen staan niet op zichzelf. Integendeel, er zijn er inmiddels zoveel dat er een genre aan verhalen en analyses is ontstaan onder de naam ‘flying while Muslim‘. De rol van verschillende instanties, discretionaire bevoegdheden, hoe burgerschap en behoren wordt ingevuld op basis van stereotypen over hoe iemand er echt uit zou moeten zien of op basis van risico. In geen gevallen hoeft er geen sprake te zijn van een concrete beschuldiging, het aantonen van risico’s of twijfels is voldoende. Dit zorgt er mede voor dat burgers zelf ook niet goed weten waar ze nu van beschuldigd worden, laat staan dus hoe en waar ze zich moeten verweren. Als dat al kan want ook lang niet alle instanties weten precies wat de beschuldiging is. Die is er ook niet per se want het gaat, zoals eerder in de bankencasus en de toeslagenaffaire, om personen die vanwege hun uiterlijk, religie, biografie, en toevallige zaken een geloofwaardig risico geacht worden.
Hierbij gaat erom dat een persoon gezien kan worden (hetzij via de gegevens in een systeem, hetzij letterlijk in persoon of een combinatie) waarmee tegelijkertijd allerlei betekenissen worden opgeroepen als in wie de persoon mogelijkerwijze echt is of echt niet is hetgeen wordt vertaald in een risico-inschatting. Het is een combinatie van ‘waar rook is, is vuur’, ‘guilt by association’ en stereotypering zonder dat de persoon in kwestie dat weet en die naar boven komt op het moment dat de persoon reist. Met het idee dat iemand een geloofwaardig risico is, verandert de blik op deze persoon. Immers, als je een ongeloofwaardig risico bent dan is het logisch dat je papierwerk grotendeels in orde is, maar je foto iets afwijkt nietwaar? We veranderen immers allemaal en je foto is een momentopname. Maar als je een geloofwaardig risico bent, dan is zo’n lichtjes afwijkende foto ineens een indicator van iets sinisters.
De voorbeelden laten ook goed zijn dat iemand aanmerken als geloofwaardig risico enorme consequenties heeft voor de persoon in kwestie op professioneel en persoonlijk gebied, op het emotioneel gebied en op diens juridische positie. Het ageren tegen dit soort risico-inschattingen is lastig. Niet alleen vanwege het schier ondoordringbare bureaucratische doolhof, maar ook omdat je dus eigenlijk aan mensen vraagt zich te onthullen als een geloofwaardig risico. Voorzitter Adil en Kanfoudi van Muslim Rights Watch Nederland (MRWN) stelt het helder in de uitzending van Argos:
‘De mensen die zich bij ons melden zijn bang en vaak heel terughoudend. Als je bent aangemerkt als gevaar voor de staatsveiligheid, loop je daar niet mee te koop’, aldus el Kanfoudi. ‘Op het moment dat het bekend wordt in de familie, op het werk of in de plaatselijke moskee dan denkt men al snel: waar rook is, is vuur.’
Deze zaken kunnen dus leiden tot een isolement en zelfs een versterking van je problemen. Immers, neem de zaak van Suaad, als haar werkgever de handen van haar had afgetrokken, zou ze nog dieper in de problemen gekomen zijn. In het geval van MRWN komt daar ook nog bij dat wanneer je als organisatie dit soort zaken opneemt, je ook nog eens als risico kunt worden aangemerkt. Daarover meer in een latere blog in deze serie. Ondanks deze problemen is het toch belangrijk dat mensen zich melden als deze problemen zich voordoen. De vorige afleveringen leverden enkele meldingen op van mensen bij mij die ik zal verwerken in latere blogs: je gegevens worden geanonimiseerd en vertrouwelijk behandeld en opgeslagen op een afgeschermde plek. Je kunt je ook melden bij het meldpunt van MRWN: HIER.
* De zaken van Brandon en van Suaad zijn terug te vinden in het boek van Simone Browne Dark matters: On the surveillance of blackness (Duke University Press, 2015). De reconstructie hier is gebaseerd op die door Browne en de duiding sluit aan bij die van Browne. De term ‘geloofwaardig risico’ ontleen ik aan Browne’s ‘credible enemy’ (afkomstig van Franklin, Ursula. The real world of technology. House of Anansi, 1999).