Maaltijden met zin – Over Iftars, Omstreden Oecumene en Vervreemding
Als antropoloog kom ik graag bij de mensen thuis. De maand Ramadan is dan voor mij ook een hoogtij maand. Dat merkte ik vooral tijdens de lockdown enkele jaren geleden die een deel van de viering van het vasten door moslims platlegde: wat nu te doen met al die tijd nu ik niet naar die iftars kan? Zo’n iftar, de maaltijd waarmee het vasten verbroken wordt, kent zo’n vier vormen (althans die waarvoor ik uitgenodigd word): de huiselijke iftar waarvoor ik door een familie wordt uitgenodigd en die meestal lang van tevoren vast staat, de hey-zin-ff-langs-te-komen-iftar waarbij ik op het laatst moment uitgenodigd wordt, de bedrijven- en instellingen iftar van allerlei instanties die in het kader van diversiteit en inclusie ook wel eens wat willen doen en de publieke iftar. Het is de laatste waar ik het over wil hebben.
Wanneer eten en religieuze rituelen een publieke zaak worden
Een publieke iftar is, en ik volg collega Thijl Sunier hier, “…is een welhaast oecumenische bijeenkomst met landelijke allure die in meerdere opzichten veel gelijkenis toont met de nieuwjaarsrecepties van bedrijven, organisaties en overheden.” Dat is mijns inziens nog niet zo slecht ingevuld: het gaat erom elkaar te zien en gezien te worden, de hiërarchie wordt meestal duidelijk benadrukt (met ereplaatsen voor sprekers, voorzitters, ministers en andere bobo’s). Meestal een bijzondere mengeling van formeel en informeel, stijfjes en gemoedelijk, dialoog en toespraken, ingetogenheid en uitbundigheid.
Ten dele hebben de publieke iftars wat weg van multiculturele festivals die zich enerzijds richten op specifieke of meerdere minderheidsgroepen en anderzijds zich richten op een presentatie van die minderheidsgroepen naar grotere, witte, publiek meestal via voedsel, specifieke aankleding en ambiance. Bij de kleinere publieke iftars gaat het vaak om een presentatie van islamitische organisaties naar de eigen buurt of gemeente, bij de grotere naar de landelijke politiek, bestuurders en ambtenaren. Het gros van het publiek dat geen moslim is, heeft natuurlijk niet gevast: toch een significant onderscheid in tijden van vasten.
De kleine publieke iftars in Nederland gaan terug naar ergens in de jaren ’80 en begin jaren ’90. Interessant is een artikel uit De Volkskrant in 1995 waarin vermeld wordt dat alle ISN (diyanet) moskeeën een iftar organiseren voor de buren voor de saamhorigheid en het onderlinge begrip te versterken. Tegelijkertijd geeft het stuk aan dat de ISN ervoor wil zorgen dat de buren zo min mogelijk gestoord worden tijdens de maand Ramadan (ook al viel de vasten toen in de winter dus zo veel late overlast zal er niet zijn geweest, maar goed misschien tijdens de nachtgebeden?).
De her-ritualisering van burgerschap en geloof
Sunier ziet publieke iftars, de nationale iftars, als rituelen of wellicht adequater gesteld ritualiseringen van de verbindingen met de maatschappelijke omgeving. Onder het mom van goed burgerschap zou ik daaraan willen toevoegen. Met deze publieke iftars, en dat is ook wat Sunier laat zien in zijn werk over de nationale iftar, presenteren Nederlandse moslims zich niet alleen áán de samenleving maar laten ze ook zien dat ze onderdeel zijn ván de samenleving. Omgekeerd, de mensen die geen moslim zijn uit de buurt, de ambtenaren, bestuurders en politici, vertegenwoordigers van andere maatschappelijke organisaties (en in het bijzonder ook van joodse, hindoeïstische en christelijke organisaties), erkennen beide aspecten van de iftar: ze zien de inspanning en erkennen een plek van moslims in deze samenleving. Dit betekent wel dat deze publieke iftars toch wel iets anders zijn dan de besloten iftars in moskeeën of bij mensen thuis. In al deze gevallen gaat het om een gezamenlijk ritueel, maar de gezamenlijkheid is een andere en dat vraagt om een andere ritualisering ervan.
De publieke iftar wordt meestal geleid door één of twee avondvoorzitters (bij één van de iftars was dit een oud-student van mij die het zeer kundig en krachtig leidde) met een openingswoord van iemand van de organiserende organisatie en soms met een Koranrecitatie daaraan voorafgaand (ik heb dit jaar echt een paar hele mooie recitaties gehoord!). Daarbij zijn emancipatie, integratie en discriminatie tegen moslims vaak belangrijke onderwerpen zonder dat er nou echt scherp wordt uitgehaald (behalve naar radicaal-rechts). Dan volgen soms vertegenwoordigers van andere organisaties en soms een islam-kwis (het grootste moslim land ter wereld tussen 1923 en 1945?), vervolgens een politicus die meestal de moslims prijst dan wel tot de orde roept (maar in ieder geval moeten moslims iets doen), maar ook hier zonder echt scherp te worden. Dit laatste is ook lastig: velen voelen dit niet als de juiste plek om een duidelijke politieke boodschap neer te zetten, deels omdat men vreest voor gedoe en sterk negatieve reacties van buitenaf, deels uit angst om de sfeer te verpesten. Tegelijkertijd is er vanuit een deel van het publiek juist wel de verwachting dat er duidelijke politieke uitspraken worden gedaan: naar extremisten, over Palestina, over racisme en discriminatie. Want wat betekent vasten in een tijd van een mogelijk op handen zijnde genocide?
Op een gegeven moment klinkt dan de oproep tot gebed en wordt de vasten verbroken. De tafels zijn inmiddels gedekt en meestal liggen er dadels en staan er karaffen met water en is de soep opgediend (ik heb één keer een publieke iftar gehad zonder soep, volgens mij was daar niemand blij mee, ik ook niet). Tegen die tijd is het aan de tafels ook zeer geanimeerd: de aanwezigen, soms bekenden maar lang niet altijd, zijn dan gezamenlijk aan het eten en aan converseren door de verschillende gangen heen. Soms volgen er dan nog wat korte toespraken maar dat heb ik eigenlijk de laatste jaren niet meer gezien.
Erkenning, controle en mobilisatie: de iftar als praktijk van burgerschap
De publieke iftars zijn ritualiseringen van goed burgerschap door middel van religiositeit en religieuze identiteit, waarbij vaak verbinding, saamhorigheid en een erkenning van de plaats van moslims centraal staan. Maar hier wringt het ook. Nou zouden we kunnen stellen dat de relatie tussen overheid en religie in het algemeen bestaat uit twee aspecten: erkenning en controle. Deze zijn niet per se tegenstrijdig, maar gaan juist vaak samen. Het deelnemen van de minister aan itarbijeenkomsten is te zien als een vorm van erkenning voor moslims: zij zijn deel van de samenleving. Het is echter ook te zien als controle: immers de minister gaat echt niet naar alle iftars, maar alleen naar de iftars van die organisaties die politiek en bestuurlijk niet te omstreden zijn.
Maar uit de houding van de moslimorganisaties zien we nog iets terug in de relatie van religie en overheid: mobilisatie. De moslimorganisaties moeten iets doen: zij moeten laten zien dat ze goede burgers zijn en mogen dat doen via een moslimidentiteit die niet al te politiek is (samen eten is altijd een goede in deze). Naast controle en erkenning gaat dit dus samen met mobilisatie. Dat brengt twee uitdagingen met zich mee voor moslims (waarbij de eerste ook deels geldt voor de overheid). Ten eerste, deze mobilisatie van moslims die de juiste intentie moeten uitstralen, maakt ze ook meer kwetsbaar. Immers, we weten uit de studie van racisme dat juist degenen die zichtbaar zijn als moslim, dat die mogelijk doelwit worden van agressie.
Tegelijkertijd kan ook de overheid hier op kritiek rekenen, met name uit de hoek van radicaal- en extreemrechts die iedere vorm van samen zijn tussen overheid en moslims graag, en onterecht, neerzetten als een schending van de scheiding kerk-staat of van de neutraliteit van de overheid. Ten tweede, het is een onverbindende verplichting die wordt aangegaan vanuit de overheid. Sterker nog, vandaag praat de minister over verbinding en morgen staat u gewoon nog op een of andere signaleringslijst of moet u weer extra informatie aan de banken geven omdat uw achternaam als ‘red flag’ geldt.
Het ambivalente karakter van de publieke iftar
Deze uiteenzetting richt zich vooral op het ambivalente karakter van de publieke iftar: enerzijds vanuit de overheid bezien is het vorm van erkenning en anderzijds een vorm van controle. Enerzijds worden moslims gedwongen zich te laten zien als moslim en anderzijds vindt er ook een vorm van problematisering plaats vanwege hun geloof en identiteit. Enerzijds willen organisaties van moslims zich van de beste kant laten zien en anderzijds wil men zich gedeisd houden. Enerzijds wil men graag zelf participeren en wordt dit ook van verwacht en anderzijds kunnen zowel overheid als moslimorganisaties onder vuur komen te liggen vanwege die participatie. Enerzijds willen moslimorganisaties graag die erkenning, maar anderzijds omdat deze erkenning mede gebeurt op voorwaarden van buitenstaanders is hier ook sprake van enige vervreemding.