NRC – Boekbesprekingen
Toe maar, de NRC pakt uit vandaag met drie boekbesprekingen die betrekking hebben op de islamitische tradities. Het gaat om de boeken van Hans Jansen (De historische Mohammed. De Mekkaanse verhalen), Nasr Abu Zayd (Rethinking the Qur’ân. Towards a Humanistic Hermeneutics) en de vertaling van Remke Kruk van Ibn Tufayls Hayy ibn Yaqzan
Crusoe meets Tarzan
Door: Michiel Leezenberg
Arabisch 13de eeuws meesterwerk opnieuw vertaald
Opgevoed door een gazelle is de Arabische Havy op zijn zevende wees. Dat laat onverlet dat hij wetenschap en religie doortastend weet te doorgronden. Hoe een verhaal zowel rationalistische mystiek als een nietactivistisch alternatief biedt voor de politieke islam.
Ibn Tufayl: Hayy ibn Yaqzan. Een filosofische allegorie uit Moors Spanje. Uit het Arabisch vertaald door Remke Kruk. Bulaaq, 150 blz. € 17,50 Wie nog op zoek is naar een passend geschenk voor onder de kerstboom, heeft nu een buitenkansje: een nieuwe Nederlandse vertaling van een klein meesterwerk uit de middeleeuwse islamitische wereld. De filosofische roman Hayy Ibn Yaqzan van de twaalfde-eeuwse auteur Ibn Tufayl is een van de minder bekende klassiekers uit de wereldliteratuur; toch is hij al in 1672 in het Nederlands vertaald, vermoedelijk door iemand uit de kring rond Spinoza. Deze kring heeft zich opmerkelijk intensief met islamitische teksten en thema’s beziggehouden: zo heeft hij ook de eerste Nederlandse vertaling van de koran gemaakt.
Ibn Tufayls verhaal betoogt dus dat de menselijke rede op eigen kracht tot kennis kan komen van de natuur, de kosmos en zelfs het goddelijke. In deze opvatting zijn wetenschappelijke rede, religieuze openbaring en mystiek inzicht niet met elkaar in strijd: ze vullen elkaar wederzijds aan. Hayys ware geloof is herkenbaar islamitisch, zij het in een filosofische en mystieke gedaante.
Maar Hayy ibn Yaqzan is allerminst een staaltje islamitische reli-propaganda.
Integendeel: het heeft juist een opmerkelijke filosofische en zelfs politieke, portee. Op zijn vijftigste ontmoet Hayy namelijk voor het eerst een ander mens, Asal genaamd. Het kost hem weinig tijd en moeite om diens taal te leren, en om hem daarin van zijn religieuze waarheden te overtuigen. Samen reizen ze vervolgens naar Asals geboorteland omtot de bevolking aldaar te prediken; maar deze poging tot missiewerk mislukt jammerlijk. De lokale bevolking is gewend aan wetsgebonden, niet-mystieke vormen van religie, en is door zijn gebrekkige scholing en onderontwikkelde intellectuele vermogens niet in staat om de redelijke waarheden te bevatten.
Uiteindelijk zien Hayy en Asal maar af van hun pogingen om de mensheid te overtuigen, en trekken ze zich terug op Hayys eiland.
Wetenschap, filosofie en mystiek blijken dus niets voor de gewone man. Ibn Tufayl zou waarschijnlijk weinig op hebben gehad met hedendaagse pogingen de filosofie te populariseren voor een groter publiek. Dat valt beter te begrijpen als je zijn persoonlijke achtergronden bekijkt. Hij was namelijk hofarts en huisfilosoof van de Almohaden, de dynastie die in deze periode heerste over al-Andaloes, ofwel islamitisch of (om in Decembertermen te blijven) Moors Spanje. Het was ook Ibn Tufayl die de nog jonge Averroës aan het Almohadenhof introduceerde. Als hofdenker zou Averroës het gedachtegoed van Aristoteles zuiveren van latere mystieke neoplatoonse toevoegingen, – een rationalistisch project dat ook voor het Europa van de late Middeleeuwen van nauwelijks te overschatten cultuurhistorisch belang is gebleken. In de islamitische wereld daarentegen heeft dit openlijk elitaire project minder navolgers gehad; maar recentelijk is onder moslimdenkers de belangstelling voor Ibn Tufayl en Averroës opnieuw opgeleefd.
En dan:
Er zit poëzie in de koran
Door: Richard van Leeuwen
Te grote nadruk op de regels heeft de openbaring van het heilige boek overwoekerd
Nasr Abû Zayd: Rethinking the Qur’ân. Towards a Humanistic Hermeneutics . Humanistics University Press, 63 blz. € 9,50 Een van de centrale vragen in het hervormingsdenken in de islam betreft de status van de geopenbaarde tekst, de koran. Geen moslim twijfelt eraan dat de koran de openbaring bevat waarop het geloof is gebaseerd, en dat de tekst door God is geïnspireerd, maar in hoeverre heeft de tekst een goddelijk, en daarmee eeuwig, karakter? Deze vraag vormde de aanleiding voor een van de eerste grote theologische disputen in de islam, toen in de negende eeuw de school van de Moe’tazilieten verkondigde dat de koran ‘geschapen’ is, dat wil zeggen dat de tekst waarin de openbaring is vastgelegd niet tot het goddelijke, eeuwige domein behoort, maar tot het aardse, menselijke domein. Het gevolg van deze opvatting is natuurlijk dat de tekst wordt opengesteld voor interpretatie door middel van het menselijke verstand: als de koran tot het aardse domein behoort, kunnen de betekenissen met behulp van de menselijke rede worden afgeleid. De tegenstanders van de Moe’tazilieten hielden vol dat de koran goddelijk en eeuwig was.
In Rethinking the Qur’ân werkt Abû Zayd dit verder uit. Een van zijn uitgangspunten is het dynamische karakter van de openbaring. De koran is niet neergezonden als een keurig afgewerkte tekst waarin de definitieve betekenis van de openbaring is vastgelegd, maar moet worden gezien als een afspiegeling van een jarenlange dialoog tussen God en de profeet Mohammed, die een ontwikkeling heeft doorgemaakt en die uiteindelijk een ‘literaire’ vorm heeft gekregen om de boodschap voor mensen toegankelijk te maken. Die dynamiek maakt ook een dynamisch interpretatieproces mogelijk, terwijl pogingen om de betekenis van de tekst te fixeren tot manipulatie en misbruik leiden.
Abû Zayd meent dan ook dat een interpretatie van de koran alleen mogelijk is als men de historische aspecten van de tekst zelf en van de context van het interpretatieproces bestudeert. Alleen door middel van een historische situering van de tekst kan een schifting worden gemaakt tussen verzen die een historisch bepaalde draagwijdte hebben en verzen met een universele, altijd geldige betekenis. Die schifting is weer van belang voor het formuleren van wetten en voorschriften binnen de sjarie’a. Het proces van wetsformulering op basis van de openbaring is immers mensenwerk, waarbij de historische omstandigheden steeds in acht moeten worden genomen. Alleen door middel van een voortdurend proces van herinterpretatie in het licht van veranderende omstandigheden kan de eeuwige boodschap van de koran recht worden gedaan.
Terwijl Abû Zayd zelf juist op het misbruiken van het geloof door islamitische politieke groeperingen wijst, om zo de weg te openen voor een democratische, humanistische hermeneutiek.
Abû Zayd is echter niet optimistisch over de mogelijkheden van een doorbraak in het korandebat. Hij heeft aan den lijve ondervonden hoe groot het verzet tegen nieuwe opvattingen is en de actuele politieke situatie is niet bevorderlijk voor hervormingen. Volgens hem zal het ‘imperiale en koloniale project’ van de Verenigde Staten in het Midden- Oosten bijdragen tot een stagnatie in het islamitische denken en de moslims dwingen de hermeneutiek van de islam om te vormen tot een ideologie van verzet. Opnieuw zijn religieuze opvattingen verstrengeld met politiek en zullen hervormingsgezinde denkers zich niet los kunnen maken van de politieke context waarin zij hun ideeën moeten ontwikkelen en uitdragen.
En tot slot:
Ontmaskerde openbaring
Door: Wim Raven
Het standaardverhaal over de vroege islam is naar het rijk der fabelen verwezen
Hans Jansen: De historische Mohammed.
De Mekkaanse verhalen. De Arbeiderpers, 234 blz. € 17,95.
De historische Mohammed heeft in Europa zijn ups en downs gekend. Negentiende- eeuwse geleerden, te beginnen met Ernest Renan, waren er vast van overtuigd dat Mohammed een goed gedocumenteerde historische figuur was, in tegenstelling tot Jezus en Mozes.
Met De historische Mohammed heeft ook Nederland een kritisch en up-to-date boek over het begin van de islam, en zelfs één dat ook een algemeen publiek kan lezen. Een biografie van de profeet is het uiteraard niet; dat kan niet meer.
Een groot deel van het boek draait om de oudste verhalen over Mohammeds Mekkaanse periode, namelijk die van Ibn Ishaak, die ruim een eeuw na de profeet leefde. Jansen blijft hier dicht bij de tekst en verwijst maar zelden naar de nieuwste oriëntalistiek. Dat is ook niet nodig: door de verhalen kritisch te lezen laat hij de lezer zelf ontdekken dat zij veelal niet als historische bron te gebruiken zijn. Ze bieden geen geschiedenis, maar heilsgeschiedenis of geloofsleer.
Zo gaan bijvoorbeeld de teksten over de eerste bekeerlingen, kort na de eerste openbaring. Waartoe hebben die zich eigenlijk bekeerd? De koran moest nog geopenbaard worden, de islamitische rituelen en de wet bestonden nog niet; er was nog geen islam.
Vervolgens bespreekt Jansen de kleine groep vroege bekeerlingen, niet uit het gezichtspunt van de oriëntalistiek, maar van de godsdienstsociologie.
De verhouding tussen koran en de biografie van de profeet komt eveneens aan de orde. De verhalen over de omstandigheden of de aanleiding tot de openbaring van een koranpassage blijken meestal pogingen te zijn om die passage uit te leggen. Eerst is er het koranvers, daarna wordt er een verhaal omheen gemaakt. Zulke verhalen zijn natuurlijk evenmin voor geschiedschrijving te gebruiken. Zo wordt het beroemde verhaal over de eerste openbaring door een verschijning van Gabriël op de berg Hira ontmaskerd als uitlegging van precies die soera die Gabriël daar bij zich gehad zou hebben Ook hier hoefde Jansen niet hyperkritisch te zijn: inzicht in hoe literatuur werkt was eigenlijk al genoeg. Achteraf is het merkwaardig dat zulke inzichten niet vroeger op teksten over Mohammed werden toegepast.
Op enkele plaatsen wordt de lezer rechtstreeks met de nieuwste wetenschappelijk publicaties geconfronteerd, bijvoorbeeld met een interpretatie van soera 97 door Chr. Luxenberg. Volgens deze slaan de woorden: ‘Wij hebben hem nedergezonden in de nacht van de beslissing …’ niet op de openbaring van de koran, zoals moslims geloven, maar op de geboorte van Jezus. De hele soera zou over het kerstfeest handelen, inclusief de ‘Ere zij God’ zingende engelen!
Zoals Jansen zelf al aangeeft: dat hoeft niet te kloppen, maar dat zo’n hypothese niet langer wordt ingeslikt en voor een algemeen publiek wordt besproken is een belangrijke doorbraak.
Hij stelt zich op als een ervaren docent die in glashelder Nederlands uitlegt hoe het zit. De historische Mohammed is een moedig, belangrijk en om zijn toegankelijkheid uniek boek.
Gelukkig verschijnt volgend jaar het tweede deel, over Mohammeds jaren in Medina.
Dus als u nog een goede tijdbesteding voor de Kerst zoekt en geen zin heeft om hier de hele tijd rond te hangen, dan weet u nu waar u aan mag beginnen.
Volledige recensies
Crusoe meets Tarzan
Michiel Leezenberg
Arabisch 13de eeuws meesterwerk opnieuw vertaald
Opgevoed door een gazelle is de Arabische Havy op zijn zevende wees. Dat laat onverlet dat hij wetenschap en religie doortastend weet te doorgronden. Hoe een verhaal zowel rationalistische mystiek als een nietactivistisch alternatief biedt voor de politieke islam.
Ibn Tufayl: Hayy ibn Yaqzan. Een filosofische allegorie uit Moors Spanje. Uit het Arabisch vertaald door Remke Kruk. Bulaaq, 150 blz. € 17,50 Wie nog op zoek is naar een passend geschenk voor onder de kerstboom, heeft nu een buitenkansje: een nieuwe Nederlandse vertaling van een klein meesterwerk uit de middeleeuwse islamitische wereld. De filosofische roman Hayy Ibn Yaqzan van de twaalfde-eeuwse auteur Ibn Tufayl is een van de minder bekende klassiekers uit de wereldliteratuur; toch is hij al in 1672 in het Nederlands vertaald, vermoedelijk door iemand uit de kring rond Spinoza. Deze kring heeft zich opmerkelijk intensief met islamitische teksten en thema’s beziggehouden: zo heeft hij ook de eerste Nederlandse vertaling van de koran gemaakt.
Het zou de moeite waard zijn deze onverwachte dimensie van de Verlichting in Nederland eens nader uit te zoeken.
Ook Hayy ibn Yaqzan gaat over een soort verlichting, namelijk de wetenschappelijke en spirituele inzichten die de mens op eigen houtje kan bereiken.
Het verhaal vertoont overeenkomsten met Daniel Defoe’s Robinson Crusoe; maar Robinsons prestaties verbleken naast die van Hayy, zijn middeleeuwse Arabische lotgenoot. Die krijgt het namelijk voor elkaar om volledig op eigen kracht, zonder enige scholing of training, het geheel van de middeleeuwse natuurwetenschappen, theologie en filosofie en zelfs de waarheden van de islamitische mystiek te ontdekken. Hayy is als pasgeboren baby aangespoeld op een onbewoond eiland, en wordt opgevoed door een gazelle. Wanneer die op zijn zevende jaar overlijdt, snijdt hij haar open om te zien of hij haar weer gezond kan maken. Op deze vroegrijpe anatomische experimenten volgen ontdekkingen op diverse andere gebieden van kennis. Achtereenvolgens bereikt hij inzichten in onder meer anatomie, biologie, sterrenkunde en aristotelische filosofie. Daarop voortbouwend oefent hij zich in het bereiken van mystieke inzichten; in de mystieke aanschouwing van God verliest hij uiteindelijk het idee van zijn Ik als aparte essentie.
Ibn Tufayls verhaal betoogt dus dat de menselijke rede op eigen kracht tot kennis kan komen van de natuur, de kosmos en zelfs het goddelijke. In deze opvatting zijn wetenschappelijke rede, religieuze openbaring en mystiek inzicht niet met elkaar in strijd: ze vullen elkaar wederzijds aan. Hayys ware geloof is herkenbaar islamitisch, zij het in een filosofische en mystieke gedaante.
Maar Hayy ibn Yaqzan is allerminst een staaltje islamitische reli-propaganda.
Integendeel: het heeft juist een opmerkelijke filosofische en zelfs politieke, portee. Op zijn vijftigste ontmoet Hayy namelijk voor het eerst een ander mens, Asal genaamd. Het kost hem weinig tijd en moeite om diens taal te leren, en om hem daarin van zijn religieuze waarheden te overtuigen. Samen reizen ze vervolgens naar Asals geboorteland omtot de bevolking aldaar te prediken; maar deze poging tot missiewerk mislukt jammerlijk. De lokale bevolking is gewend aan wetsgebonden, niet-mystieke vormen van religie, en is door zijn gebrekkige scholing en onderontwikkelde intellectuele vermogens niet in staat om de redelijke waarheden te bevatten.
Uiteindelijk zien Hayy en Asal maar af van hun pogingen om de mensheid te overtuigen, en trekken ze zich terug op Hayys eiland.
Wetenschap, filosofie en mystiek blijken dus niets voor de gewone man. Ibn Tufayl zou waarschijnlijk weinig op hebben gehad met hedendaagse pogingen de filosofie te populariseren voor een groter publiek. Dat valt beter te begrijpen als je zijn persoonlijke achtergronden bekijkt. Hij was namelijk hofarts en huisfilosoof van de Almohaden, de dynastie die in deze periode heerste over al-Andaloes, ofwel islamitisch of (om in Decembertermen te blijven) Moors Spanje. Het was ook Ibn Tufayl die de nog jonge Averroës aan het Almohadenhof introduceerde. Als hofdenker zou Averroës het gedachtegoed van Aristoteles zuiveren van latere mystieke neoplatoonse toevoegingen, – een rationalistisch project dat ook voor het Europa van de late Middeleeuwen van nauwelijks te overschatten cultuurhistorisch belang is gebleken. In de islamitische wereld daarentegen heeft dit openlijk elitaire project minder navolgers gehad; maar recentelijk is onder moslimdenkers de belangstelling voor Ibn Tufayl en Averroës opnieuw opgeleefd.
Hayy ibn Yaqzan biedt zodoende niet alleen een rationalistisch, mystiek en niet-activistisch alternatief voor de hedendaagse politieke islam, maar ook een mooi verhaal. Je kunt het vandaag de dag op verschillende manieren lezen.
Is het een vroeg-islamitisch betoog dat religie in de privé-sfeer thuishoort, of is het juist een elitair pleidooi om filosofie en andere wetenschappen niet aan een groter publiek prijs te geven? Is Hayy ibn Yaqzan een politieke thriller, een middeleeuwse Bildungsroman of een islamitisch- Arabische versie van De wereld van Sofie? Ibn Tufayl geeft zelf in zijn slotwoord al aan dat hij zijn geheimen heeft verhuld met een dunne sluier, ‘die gemakkelijk uiteen te scheuren is voor degene voor wie deze geheimen bestemd zijn.’ Kortom: ideale literatuur van bezinning voor tijdens de donkere dagen rond kerstmis.
Vloermozaïek in Khirbat al-Mafjar, Palestina, tweede helft 8ste eeuw Uit ‘Islam’, Könemann
Er zit poëzie in de koran
RICHARD VAN LEEUWEN
Te grote nadruk op de regels heeft de openbaring van het heilige boek overwoekerd
Nasr Abû Zayd: Rethinking the Qur’ân. Towards a Humanistic Hermeneutics . Humanistics University Press, 63 blz. € 9,50 Een van de centrale vragen in het hervormingsdenken in de islam betreft de status van de geopenbaarde tekst, de koran. Geen moslim twijfelt eraan dat de koran de openbaring bevat waarop het geloof is gebaseerd, en dat de tekst door God is geïnspireerd, maar in hoeverre heeft de tekst een goddelijk, en daarmee eeuwig, karakter? Deze vraag vormde de aanleiding voor een van de eerste grote theologische disputen in de islam, toen in de negende eeuw de school van de Moe’tazilieten verkondigde dat de koran ‘geschapen’ is, dat wil zeggen dat de tekst waarin de openbaring is vastgelegd niet tot het goddelijke, eeuwige domein behoort, maar tot het aardse, menselijke domein. Het gevolg van deze opvatting is natuurlijk dat de tekst wordt opengesteld voor interpretatie door middel van het menselijke verstand: als de koran tot het aardse domein behoort, kunnen de betekenissen met behulp van de menselijke rede worden afgeleid. De tegenstanders van de Moe’tazilieten hielden vol dat de koran goddelijk en eeuwig was.
De Moe’tazilieten delfden in de loop van de tiende eeuw het onderspit en de strenge tekstopvatting werd tot orthodoxie verheven. De discussie verdween naar de achtergrond, maar daarmee was de kwestie nog niet afgedaan. Een van de denkers die de theorie van de Moe’tazilieten over de geschapenheid van de koran weer nieuw leven willen inblazen, is Nasr Abû Zayd, die tien jaar geleden uit Egypte moest vluchten vanwege zijn religieus-wetenschappelijke ideeën en sindsdien in Nederland woont. Volgens hem is de orthodoxe opvatting ontwikkeld door een gevestigde orde van schriftgeleerden die in de loop der tijd een coalitie is aangegaan met politieke machthebbers, om een gemeenschappelijk belang te verdedigen, het vastleggen van een onveranderlijke canonieke betekenis van de openbaring.
Dit theologisch-politieke bolwerk is de grootste hindernis voor vernieuwing en hervorming.
In Rethinking the Qur’ân werkt Abû Zayd dit verder uit. Een van zijn uitgangspunten is het dynamische karakter van de openbaring. De koran is niet neergezonden als een keurig afgewerkte tekst waarin de definitieve betekenis van de openbaring is vastgelegd, maar moet worden gezien als een afspiegeling van een jarenlange dialoog tussen God en de profeet Mohammed, die een ontwikkeling heeft doorgemaakt en die uiteindelijk een ‘literaire’ vorm heeft gekregen om de boodschap voor mensen toegankelijk te maken. Die dynamiek maakt ook een dynamisch interpretatieproces mogelijk, terwijl pogingen om de betekenis van de tekst te fixeren tot manipulatie en misbruik leiden.
Het belangrijkste argument om de ruimte voor koranexegese in te perken was dat het imposante systeem van de islamitische wet op een degelijk fundament moest steunen. Volgens Abû Zayd heeft de nadruk op de juridische component in de tekst de ware aard van de openbaring aan het oog onttrokken.
Een dynamische opvatting van de openbaring plaatst de koran onontkoombaar in de menselijke geschiedenis.
Abû Zayd meent dan ook dat een interpretatie van de koran alleen mogelijk is als men de historische aspecten van de tekst zelf en van de context van het interpretatieproces bestudeert. Alleen door middel van een historische situering van de tekst kan een schifting worden gemaakt tussen verzen die een historisch bepaalde draagwijdte hebben en verzen met een universele, altijd geldige betekenis. Die schifting is weer van belang voor het formuleren van wetten en voorschriften binnen de sjarie’a. Het proces van wetsformulering op basis van de openbaring is immers mensenwerk, waarbij de historische omstandigheden steeds in acht moeten worden genomen. Alleen door middel van een voortdurend proces van herinterpretatie in het licht van veranderende omstandigheden kan de eeuwige boodschap van de koran recht worden gedaan.
Bij een gefixeerde, dogmatische interpretatie verliest de openbaring zijn vitaliteit en relevantie.
Veel tegenstanders van Abû Zayd zullen oprecht vrezen dat zijn wetenschappelijke theorieën een bedreiging vormen voor het geloof en het gezag van de bronnen van de islam kunnen ondermijnen.
Terwijl Abû Zayd zelf juist op het misbruiken van het geloof door islamitische politieke groeperingen wijst, om zo de weg te openen voor een democratische, humanistische hermeneutiek.
Daarmee plaatst hij zichzelf in de traditie van verlichte denkers in de islam, die begon bij de Moe’tazilieten.
Abû Zayd is echter niet optimistisch over de mogelijkheden van een doorbraak in het korandebat. Hij heeft aan den lijve ondervonden hoe groot het verzet tegen nieuwe opvattingen is en de actuele politieke situatie is niet bevorderlijk voor hervormingen. Volgens hem zal het ‘imperiale en koloniale project’ van de Verenigde Staten in het Midden- Oosten bijdragen tot een stagnatie in het islamitische denken en de moslims dwingen de hermeneutiek van de islam om te vormen tot een ideologie van verzet. Opnieuw zijn religieuze opvattingen verstrengeld met politiek en zullen hervormingsgezinde denkers zich niet los kunnen maken van de politieke context waarin zij hun ideeën moeten ontwikkelen en uitdragen.
Nasr Abû Zayd Foto Jacqueline Dubbink
Ontmaskerde openbaring
Het standaardverhaal over de vroege islam is naar het rijk der fabelen verwezen
Hans Jansen: De historische Mohammed.
De Mekkaanse verhalen. De Arbeiderpers, 234 blz. € 17,95.
De historische Mohammed heeft in Europa zijn ups en downs gekend. Negentiende- eeuwse geleerden, te beginnen met Ernest Renan, waren er vast van overtuigd dat Mohammed een goed gedocumenteerde historische figuur was, in tegenstelling tot Jezus en Mozes.
Omstreeks 1900 ging er even een golf van scepsis door Europa, maar na de Eerste Wereldoorlog gingen oriëntalisten er als voorheen vanuit dat er een wetenschappelijke biografie van Mohammed mogelijk was. Die werd in de jaren vijftig uiteindelijk geschreven door Montgomery Watt, en in 1961 op een populairder niveau door Maxime Rodinson nog eens overgedaan (Nederlandse vertaling: Mohammed, 1982).
In de jaren zeventig kwam er een tegenbeweging op gang. Niet alleen het leven van de profeet, de hele vroege islamitische geschiedenis, maar ook het ontstaan en de eenheid van de koran worden sindsdien toenemend in twijfel getrokken. Dat gebeurde aanvankelijk in moeilijk toegankelijke wetenschappelijke publicaties, waaraan weinig ruchtbaarheid werd gegeven. Het was immers een tijd van politieke correctheid, en niemand wilde moslims verdriet doen. Na 9 september 2001 is de stemming echter omgeslagen; in Nederland nog eens te meer na de moord op Theo van Gogh. In Duitsland, Frankrijk en Amerika gaan nu de sluizen der wetenschap open en verschijnt het ene boek na het andere waarin het standaardverhaal over de vroege Islam onderuit wordt gehaald.
Met De historische Mohammed heeft ook Nederland een kritisch en up-to-date boek over het begin van de islam, en zelfs één dat ook een algemeen publiek kan lezen. Een biografie van de profeet is het uiteraard niet; dat kan niet meer.
Een groot deel van het boek draait om de oudste verhalen over Mohammeds Mekkaanse periode, namelijk die van Ibn Ishaak, die ruim een eeuw na de profeet leefde. Jansen blijft hier dicht bij de tekst en verwijst maar zelden naar de nieuwste oriëntalistiek. Dat is ook niet nodig: door de verhalen kritisch te lezen laat hij de lezer zelf ontdekken dat zij veelal niet als historische bron te gebruiken zijn. Ze bieden geen geschiedenis, maar heilsgeschiedenis of geloofsleer.
Zo gaan bijvoorbeeld de teksten over de eerste bekeerlingen, kort na de eerste openbaring. Waartoe hebben die zich eigenlijk bekeerd? De koran moest nog geopenbaard worden, de islamitische rituelen en de wet bestonden nog niet; er was nog geen islam.
Voor de geschiedschrijving zijn zulke teksten dus niet bruikbaar. Gezond verstand is voldoende voor deze gedachtegang.
Vervolgens bespreekt Jansen de kleine groep vroege bekeerlingen, niet uit het gezichtspunt van de oriëntalistiek, maar van de godsdienstsociologie.
Hij stelt nuchter vast dat de meesten familie van elkaar waren en dat de eerste grote opgave was, bekeerlingen buiten de incrowd te maken. Maar gelukkig was er een buitenstaander met een groot sociaal talent, Abu Bakr, die de taak op zich nam. Hier lijken we iets van geschiedenis in handen te hebben.
De verhouding tussen koran en de biografie van de profeet komt eveneens aan de orde. De verhalen over de omstandigheden of de aanleiding tot de openbaring van een koranpassage blijken meestal pogingen te zijn om die passage uit te leggen. Eerst is er het koranvers, daarna wordt er een verhaal omheen gemaakt. Zulke verhalen zijn natuurlijk evenmin voor geschiedschrijving te gebruiken. Zo wordt het beroemde verhaal over de eerste openbaring door een verschijning van Gabriël op de berg Hira ontmaskerd als uitlegging van precies die soera die Gabriël daar bij zich gehad zou hebben Ook hier hoefde Jansen niet hyperkritisch te zijn: inzicht in hoe literatuur werkt was eigenlijk al genoeg. Achteraf is het merkwaardig dat zulke inzichten niet vroeger op teksten over Mohammed werden toegepast.
Op enkele plaatsen wordt de lezer rechtstreeks met de nieuwste wetenschappelijk publicaties geconfronteerd, bijvoorbeeld met een interpretatie van soera 97 door Chr. Luxenberg. Volgens deze slaan de woorden: ‘Wij hebben hem nedergezonden in de nacht van de beslissing …’ niet op de openbaring van de koran, zoals moslims geloven, maar op de geboorte van Jezus. De hele soera zou over het kerstfeest handelen, inclusief de ‘Ere zij God’ zingende engelen!
Zoals Jansen zelf al aangeeft: dat hoeft niet te kloppen, maar dat zo’n hypothese niet langer wordt ingeslikt en voor een algemeen publiek wordt besproken is een belangrijke doorbraak.
Van de boze toonwaarop Jansen in de media soms over moslims heeft gesproken, is in dit boek niets meer te merken.
Integendeel. Hij stelt zich op als een ervaren docent die in glashelder Nederlands uitlegt hoe het zit. De historische Mohammed is een moedig, belangrijk en om zijn toegankelijkheid uniek boek.
Gelukkig verschijnt volgend jaar het tweede deel, over Mohammeds jaren in Medina.
WIM RAVEN
Een islamitische inscriptie Uit ‘Islam’, Könemann