Een religieuze wind blaast door het huis
Ik denk niet dat er iemand is die serieus denkt dat Donner de Shari’a wil invoeren. Hij spreekt over een puur hypothetische zaak, maar stipt wel een belangrijk principe aan. Als je moslims als volwaardig accepteert, accepteer je dus ook dat er moslims zijn die op basis van hun geloofsovertuiging zich in het publieke en politieke debat mengen net zo goed als er christenen zijn of hindoes of atheisten die dat doen. Mensen die het daar niet mee eens zijn, melden zich maar in datzelfde debat. De opvatting dat religie niet in het publieke debat hoort is een seculiere norm die wordt opgelegd aan mensen, maar wel één die net zoveel rechtsgeldigheid heeft als de opvatting dat er religie er wel in thuis hoort.
Cohen is volgens mij al enige tijd tot die ontdekking gekomen. In Trouw zegt hij
Het zou kunnen duiden op een tekort aan moraal en zingeving binnen de nauwe parameters van de pragmatische politiek, het eenzijdige economische paradigma, en het dogma van het welbegrepen eigenbelang. Dat tekort wordt niet opgeheven door onze welvaart. Die maakt niet tevreden of gelukkig. We lijken soms wel een beetje op verwende kinderen, die alles wat hen omringt maar heel gewoon vinden en klagen als het tegenzit. Die verwendheid leidt tot zelfgenoegzaamheid, en daarmee verliezen we ons vermogen om te strijden voor de zaken waar we voor staan. Hoe het tij te keren?
Kan het zijn dat er sprake is van een moreel tekort dat niet wordt aangevuld vanuit een hernieuwde bezinning op de bronnen van de sociaal-democratie – die slechts weinigen nog kennen? Er is weinig discussie in onze partij over de vraag welke betekenis aan belangrijke sociaal-democratische begrippen als solidariteit, gelijkheid, gerechtigheid, naastenliefde en verantwoordelijkheid in deze postmoderne tijd gegeven moet worden.
Daarom is het niet vreemd dat er naar de religies wordt gekeken. Die hebben door de eeuwen heen de behoefte aan zingeving van de mensheid gevoed.
[…]
Dat kan ons een spiegel voorhouden, het kan ook een appèl uitoefenen op mensen die de existentiële leegte van de seculiere samenleving willen ontstijgen. Wat dat laatste betreft: de werkelijke dynamische kracht van religie kan alleen maar worden begrepen als we inzien dat religies aan hun gelovigen een perspectief bieden op een rechtvaardige of rechtvaardigere samenleving. Wanneer samenlevingen dat perspectief niet op andere wijze meer kunnen bieden, ligt het voor de hand dat religies terrein winnen. En wat de spiegel betreft: zijn wij bereid om kritisch naar onze eigen samenleving te kijken en zijn wij bereid om die kritiekpunten werkelijk ter discussie te stellen? Ik denk dat wij deze vraag, in de beste traditie van onze beweging, volmondig met ‘ja’ zouden moeten beantwoorden. De zoektocht naar een rechtvaardige samenleving zou juist het punt kunnen zijn waarop gelovigen en seculieren elkaar de hand kunnen reiken.
Nou zou ik niet durven beweren dat een seculier perspectief nogal ‘leeg’ is, die behoefte aan zingeving is er en de behoefte aan een rechtvaardige samenleving ook. Een deel van het verlangen van sommige moslims naar de Shari’a is ook daartoe te herleiden. Een samenleving die voldoet aan de wil van Allah moet wel een rechtvaardige samenleving zijn en een samenleving die echte vrijheid kent. Nou zal daar best een en ander op af te dingen zijn en Cohen pleit dan ook terecht voor de ruimte om van elkaar te verschillen en voor de vrijheid om het persoonlijke leven naar eigen, al dan niet religieuze, inzichten gestalte te geven.
Probleem natuurlijk voor de seculieren onder ons, is dat religie een absolute claim heeft op de Waarheid. Er is maar één waarheid en die is ook nog eens universeel geldig. Dat lijkt moeilijk te verenigen met Cohen’s pleidooi voor pluralisme. Een andere kijk op religie die volgens mij meer in de buurt komt met wat Cohen bedoelt, kan wel leiden tot een kwadratuur van de cirkel. Religie zelf wordt dan een spiegel of zoals Ganzevoort het beter verwoord:
Het gaat bij religie niet om een andere werkelijkheid, die als letterlijk kan worden benaderd. Het gaat om de werkelijkheid waarin we leven, die anders zou kunnen zijn. De religieuze beleving gaat er van uit dat de concrete werkelijkheid niet per definitie zo is, als ze is. Een religieuze benadering van de werkelijkheid is daarmee open voor herdefinitie, herinterpretatie, reframing van de bestaande situatie, wat Streib omschrijft als semantische innovatie. Hij verbindt dit met de ‘breuk’ in de pastoraatstheorie van Thurneysen, die hij herdefinieert als ‘Kontextdifferenz’ . Daarmee bedoelt hij dat het gaat om een uitnodiging het narratief-biografische proces voort te zetten en te vernieuwen, en niet af te sluiten. ‘Denn nicht der Erzählfluß des / der KlientIn und nicht die intensive Beschäftigung mit der eigenen Geschichte und den eigenen Konflikten soll unterbrochen worden, sondern inmitten des Erzählens aus der Erinnerung an Geschichten , die einen anderen, einen religiösen Kontext ins Spiel bringen, soll eine neue Erzählvariante “erfunden” werden.’
Als religie zo kan worden beschreven, dan betekent dat dat juist het fragmentarische en meerstemmige van het leven een religieuze betekenis kan hebben. Het naast elkaar van verschillende fragmenten of stemmen betekent dan namelijk dat het perspectief van waaruit ik op een bepaald moment mijn leven en de wereld bezie niet noodzakelijkerwijs het enige is. It could be otherwise. In plaats van het oplossen van de fragmenten in een nieuw religieus totaalsysteem, of het terugtrekken in een religieus fragment los van de andere, komt het er dan op aan precies in de kloven en tegenstellingen de openheid en transcendentie te vinden. Het feit dat het anders zou kunnen zijn, overstijgt, transcendeert het perspectief van dit ene moment.
Een mooi voorbeeld daarvan is het artikel van Barbara Oomen in de Volkskrant.
Toch lijken de belangrijkste lessen van de conflictstudie geen rol te spelen in de benadering van wat nog te vaak wordt gezien als een clash of civilizations.
Wat zijn die lessen? Een: héél goed luisteren. Naar de waanzinnige haat tegen het Westen die klinkt in sommige huizen in Pakistan, Egypte of – inderdaad – Ede. De belediging proberen te zien in een ontbloot been, een serie als Sex and the City (ook te zien in de sloppenwijken van Jakarta en Bombay), een spotprent van Mohammed. Niet om meteen een sluier om te doen en porno te verbannen uit de samenleving, maar om stemmen te horen die niet alleen roepen om fundamentalisme – maar ook om hervorming en emancipatie. Het WRR-rapport over de interpretatie van de sharia in landen als Marokko, Afghanistan en Nigeria staat er vol van.
Wie goed luistert, begrijpt ook de rol die, naast geloofsfanatisme en de sharia, armoede en uitsluiting spelen bij de groeiende populariteit van extremisme. De armoede die een glimmende wolkenkrabber tot object van haat maakt, maar ook de uitsluiting die je voelt als je voor de zoveelste keer na een sollicitatie niet op gesprek mag komen, of als mensen naar hun tas grijpen wanneer ze je zien.
Les twee van de conflictologen: probeer je eigen positie duidelijk te maken. Voor het totale demasqué van de Nederlandse tolerantie lijkt alleen onverschilligheid in de plaats gekomen. Toch dwingt juist het huidige tijdsgewricht tot onderzoek naar onze grondwaarden. Onze: niet alleen van de blanke middenklassers, maar van het hele scala van oudgedienden met al hun uiteenlopende achtergronden en godsdiensten tot en met net genaturaliseerde Nederlanders.
Wat is er nog over van de open volksaard die Huizinga in 1934 roemde: ‘Wij hebben al de vensters van ons huis openstaan en laten er de zeewind en de landwind vrij door blazen’? Zo’n zelfonderzoek naar onze multiculturele identiteit en de grondwaarden die daarbij horen, had ook prima gekund in het kader van de Europese Grondwet, maar verzandde daar in een abstracte papierberg.
Inderdaad dat betekent dus ook je verdiepen in het perspectief van de radicaal, of je verdiepen in diegene die pleit voor een theocratische samenleving. De vraag ‘wat bedoelt hij/zij nou eigenlijk?’ is fundamenteel en voor mij een belangrijke drijfveer in onderzoek in doen. Voor wie verder wil gaan in deze ‘cursus’ kan het artikel van Ahmet Olgun over de voormalige radicaal Mustafa Zanzan lezen.
Een beetje gefrustreerd en uitgekeken op de pleziertjes klopte Zanzan op een dag aan bij de Marokkaanse buurtmoskee. Hij wilde, zoals hij dat zegt, zichzelf ontdekken. Wie en wat was hij nou? Hij voelde zich geen Marokkaan, ook al was hij geboren in de Rif. Een Nederlander al helemaal niet, ook al was hij hier opgegroeid.
In de buurtmoskee kwam hij in aanraking met de orthodoxe beweging ‘Tebligh’, de meest actieve zieltjeswinners onder de moslims. Hij liet al snel zijn baard verwilderen en droeg ‘islamitische’ djelleba, net als de profeet en zijn vrienden. Thuis gaf hij zijn schoonzus geen hand meer. TV en muziek verbood hij. De islam gaf hem – nummer vijf van de zes kinderen – macht en zeggenschap.
Pas veel later zou hij beseffen dat hij de nodige kennis miste om de ‘feiten’ van de Tebligh op waarde in te schatten. „Wat ze zeggen is slechts één interpretatie. Ik had geen idee dat er nog andere vormen van islam bestonden.â€
Later sloot hij zich aan bij de salafisten van de beruchte Al Fourqaan-moskee in Eindhoven. Hier werd Zanzan gepolitiseerd, hij ging zich vereenzelvigen met „het leed dat de moslim overal†wordt aangedaan. Uit solidariteit met de Taliban in Afghanistan stak hij zich in hun kleding.
De politieke en spirituele drijfveren van Zanzan zijn interessant omdat ze ook iets zeggen over zijn positie in Nederland en de positie van Nederland in de wereld (in Uruzgan om maar eens wat te noemen). Deze politieke en spirituele drijfveren blijven voortdurend buiten beschouwing in allerlei publicaties over radicalisering waarin vooral wordt gekeken naar externe factoren zoals armoede en discriminatie. Jongeren die radicaliseren hebben echter hun eigen motieven, wensen en behoeften en mede op basis daarvan creeeren ze hun islam. Dat kan een zeer totalitaire, ondemocratische en intolerante vorm zijn, maar ook één waarin meerstemmigheid voorop staat. Mustafa is daarbij niet de enige; er zijn er meer die hetzelfde pad hebben afgelegd waaronder ook jongeren die voorheen in kringen van de Hofstadgroep verkeerden. Ze mogen dan wel radicaal zijn of niet meer, hun politieke kritiek op de situatie in het Midden-Oosten, Afghanistan of Nederland kan ons wel degelijk een spiegel voorhouden en verdient (of ze dit nu op religieuze basis doen of niet) een plek.