Terreur, macht en privacy
In de strijd tegen terreur lijkt veel geoorloofd. In van de bijzondere regelingen die de overheid kan treffen is de Sanctieregeling. In deze regeling worden kort gezegd alle financiën bevroren van vermeende terroristen. Zie de volledige Europese lijst hier. Dit kan gaan om mensen die veroordeeld zijn, zoals de leden van het Hofstadnetwerk of organisaties zoals Al Aqsa. Dit hoeft echter niet. Eén van de meest opmerkelijke zaken is die van Murat Öfkeli en Yahya El Mamy Sakho.
In februari 2007 heeft de DNB een circulaire verspreid die ook op internet terug te vinden is mbt tot de sanctieregeling 2007. In deze regeling staat het volgende te lezen:
In verband met de uitvoering van de Sanctieregelgeving en de bestrijding van terrorisme en terrorismefinanciering vraagt de De Nederlandsche Bank NV (DNB) aandacht voor de inwerkingtreding van de regeling van 21 februari 2007, nr. DJZ/BR/0185-07, houdende beperkende maatregelen tegen enkele aan Al Qa’ida gelieerde personen met het oog op
de strijd tegen het terrorisme (Sanctieregeling terrorisme 2007).
[…]
Financiële instellingen zijn verplicht alle middelen die toebehoren aan de personen vermeld in de bijlage van de Sanctieregeling terrorisme 2007 per direct te bevriezen (deze regeling is per 25 februari 2007 in werking getreden). Daarnaast is het verboden financiële diensten te verrichten voor of ten behoeve van deze personen en rechtstreeks dan wel middellijk middelen ter beschikking te stellen aan deze personen.
In de bijlage bij de Sanctieregeling 2007 zijn de volgende personen genoemd met gegevens erbij:
- Yahya El Mamy Sakho, alias Abu Hanan, alias Yahya, geboren op 1 juli 1974 te Nouakchott (Mauretanië), paspoortnummer: M0198035;
- Murat Öfkeli, alias Abu Jarrah, alias Ibrahim, geboren op 28 juni 1970 te Gaziantep (Turkije), paspoortnummer: NF 9064256.
Beide heren waren destijds in the picture vanwege de zogenaamde tirana-zaak; een zaak waarin zes mensen werden opgepakt op verdenking van ronseling en/of plannen om te vechten in de gewelddadige jihad in Iraq. Öfkeli is ook daadwerkelijk opgepakt, maar Sakho niet. Deze man is vrij snel uitgezet naar Mauretanië. Beide heren zijn geen onbekenden; er zouden links zijn naar diverse terreurzaken en groepen en in juni 2003 werden beiden samen met 10 anderen vrijgesproken in een zaak waarin ze werden verdacht van het ronselen van mensen om te gaan vechten in Tsjetsjenië, Kashmir en Afghanistan.
Opmerkelijk genoeg was er geen enkele strafrechtelijke verdenking tegen Sakho. Wel tegen Öfkeli, maar net als de meesten werd hij vrijgesproken in deze zaak. Dit betekent dus dat twee mensen tegen wie wellicht enige verdenking bestaat, maar geen enkel hard bewijs op een sanctie-regeling zijn geplaatst met openbaar making van hun persoonlijke gegevens. In een reactie op mijn vragen hierover stelt het ministerie van Buitenlandse Zaken, op wiens gezag (met Financiën) de regeling wordt ingesteld:
Een strafrechtelijke veroordeling is geen noodzakelijke voorwaarde voor listing.
Zie ook GS 931/2001 (Pb L344):
The list in the Annex shall be drawn up on the basis of precise information or material in the relevant file which indicates that a decision has been taken by a competent authority
in respect of the persons, groups and entities concerned, irrespective of whether it concerns the instigation of investigations or prosecution for a terrorist act, an attempt to perpetrate, participate in or facilitate such an act based on serious and credible evidence or clues, or condemnation for such deeds.
Persons, groups and entities identified by the Security Council of the United Nations as being related to terrorism and against whom it has ordered sanctions may be included in the list.
For the purposes of this paragraph ‘competent authority’ shall mean a judicial authority, or, where judicial authorities have no competence in the area covered by this paragraph, an equivalent competent authority in that area.Een voorafgaande kennisgeving van het voornemen tot listing zou de effectiviteit van de maatregel ondergraven. Op 23 dec. 2007 trad de Sanctieregeling 2007-II in werking. Een besluit tot listing op grond van deze regeling is vatbaar voor bezwaar en beroep op de bestuursrechter en hoger beroep op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen eerdere listingen kon uitsluitend bij de civiele rechter in rechte worden opgekomen. Zie bv de Al Aqsa zaak die op www.rechtspraak.nl gepubliceerd is (LJN AF8506 en LJN AF9389. Kennisneming is ook interessant voor de wijze waarop de rechter omgaat met vertrouwelijke informatie.
Mensen kunnen dus tegenwoordig bezwaar indienen bij de RvS, alleen hoe dien je een bezwaar tegen een beslissing in die gegrond is op vertrouwelijke informatie? Of informatie die zo mager is dat iemand niet eens gearresteerd kan worden? Waar tegen ga je dan in bezwaar?
En kan de informatie zomaar gepubliceerd worden? De DNB legt de verantwoordelijkheid daarvoor bij BuZa en financiën; zij voert slechts uit. Volgens BuZa is privacy hier niet in het geding, maar het blijft onduidelijk hoe dan de afweging is gemaakt. Het College Bescherming Persoonsgegevens stelt naar aanleiding van vragen hierover van mij het volgende:
Namen en paspoortnummers zijn persoonsgegevens. Persoonsgegevens mogen slechts verwerkt (het verstrekken aan derden en publiceren op internet is ook een vorm van verwerken) worden indien daarvoor een van de grondslagen aanwezig is, zoals genoemd in artikel 8, sub a t/m f, Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Verder geldt het principe van de doelbinding: persoonsgegevens worden niet verder verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen (artikel 9, lid 1, Wbp). Meer informatie hierover vindt u in het informatieblad ‘Verstrekken van persoonsgegevens’. Dit informatieblad kunt u raadplegen op de internetsite van het CBP (www.cbpweb.nl) onder het kopje ‘Nieuws en publicaties/publicaties/informatiebladen‘.
Daarnaast kent de Wbp een strikt regime voor het verwerken (waaronder verzamelen en verspreiden) van bijzondere gegevens, zoals strafrechtelijke gegevens en gezondheidsgegevens. Verwerking van bijzondere gegevens is in beginsel verboden op grond van artikel 16 Wbp, behoudens de artikelen 17 tot en met 23 Wbp genoemde uitzonderingen.
Voor strafrechtelijke gegevens zijn de artikelen 22 en 23 Wbp van belang. Het begrip strafrechtelijke gegevens heeft betrekking op zowel veroordelingen als op min of meer gegronde verdenkingen. Het begrip omvat mede gegevens omtrent de toepassing van het formele strafrecht, bijvoorbeeld het gegeven dat jegens iemand proces-verbaal is opgemaakt wegens een bepaald vergrijp. Artikel 22 Wbp geeft de voorwaarden aan wanneer het wel is toegestaan om dergelijke gegevens te verwerken.
Indien artikel 22 Wbp geen grond voor verwerking van strafrechtelijke persoonsgegevens biedt, kan mogelijk een beroep worden gedaan op artikel 23 Wbp. Artikel 23 Wbp bevat enige uitzonderingen op het verbod om strafrechtelijke gegevens te verwerken.
De verantwoordelijke moet bovenstaande in acht nemen bij het nemen van de beslissing om de persoonsgegevens wel of niet te verstrekken (en te publiceren).
Meer specifieke informatie over het publiceren van persoonsgegevens op internet kunt u vinden in de ‘CBP richtsnoeren voor het publiceren van persoonsgegevens op internet‘.
De opsteller en verzender van de circulaire (de Nederlandse Bank) zal dus op basis van voorgaande regels afweging moeten hebben gemaakt waarop de beslissing om de persoonsgegevens op de wijze waarop zij ze publiekelijk heeft gemaakt, gebaseerd is.De overheid heeft te allen tijde een juridische basis nodig voor de verstrekking en publicatie van persoonsgegevens zoals de Wbp voorschrijft. De overheid behoort voorstellen voor wetgeving waarin de verwerking van persoonsgegevens een rol speelt, aan het CBP ter advisering voor te leggen. Hierbij kan het voorkomen dat het CBP ook advies geeft over wetsvoorstellen met betrekking tot terrorisme en radicalisering. Een voorbeeld is het wetgevingsadvies van 22 december 2004 over het conceptwetsvoorstel bijzondere bevoegdheden tot opsporing van terroristische misdrijven.
Het CBP ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende onderzoeken of een bepaalde gegevensverwerking conform de wet is. In dit geval echter heeft het CBP naar aanleiding van de Sanctieregeling terrorismebestrijding 2007 geen klachten van betrokkenen heeft ontvangen, en het CBP stelt ook andere prioriteiten te hebben.
Deze juridische onderbouwing is volgens het ministerie van Buitenlandse Zaken het volgende:
e Sanctieregeling terrorisme 2007 strekt tot uitvoering van Resolutie 1373 van de Veiligheidsraad van 28 september 2001. In Resolutie 1373 is onder andere vastgelegd dat alle staten moeten overgaan tot het bevriezen van tegoeden en andere financiële of economische middelen van personen die terroristische daden plegen, pogen te plegen dan wel daaraan deelnemen of de uitvoering ervan vergemakkelijken. Tevens moeten de lidstaten maatregelen nemen om te beletten dat financiële of economische middelen aan die personen ter beschikking worden gesteld of dat aan hen financiële of aanverwante diensten worden verleend. Tot toepassing van deze maatregelen kan worden overgegaan indien er voldoende aanwijzingen zijn dat betrokkenen gerekend kunnen worden tot de kring van personen en organisaties, bedoeld in Resolutie 1373 van de Veiligheidsraad van 28 september 2001 of Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van de Europese Unie van 27 december 2001 (2001/930/GBVB) inzake terrorismebestrijding. Voor de toepassing van maatregelen als vervat in de Sanctieregeling terrorisme 2007 is niet vereist dat betrokkenen strafrechtelijk veroordeeld zijn i.v.m. terroristische daden. De maatregelen zijn gericht op het voorkomen van de aanwending van financiële middelen voor terroristische daden.
Dat zal allemaal best, maar dit betekent wel dat de overheid zich verregaande bevoegdheden heeft toegekend en zonder ook maar enige strafrechtelijke verdenking (laat staan veroordeling) mensen als terrorist kan brandmerken. Het gaat hier om een verschuiving van een strafrechtelijke aanpak naar een bestuursrechtelijke aanpak. Daarnaast past een dergelijke omgang ook in een ontwikkeling waarin, in veel bredere zin, de overheid voortdurend de privacy van de burger uitholt; iets waar bijvoorbeeld weblog Sargasso al aandacht heeft besteed, zowel in relatie tot terrorisme als in bredere zin. Daarnaast zijn ook de strafrechtelijke processen tegen terreurverdachten soms al schimmig genoeg zoals met name de gang van zaken rondom Soumaya S. laat zien.
Nu zal er best enig nut zijn in het aanpakken van de financiën van vermeende terroristen, maar er zijn toch ook vraagtekens bij te plaatsen zoals Ibrahim Ward enige tijd geleden al deed. Hij wijst erop dat het aanpakken van de financiën uitgaat van een verouderd organisatiemodel en dat het wegnemen van geld nog niet de politieke frustraties teniet doen die aan terreur ten grondslag zouden liggen. Je kunt je ook afvragen of het simpelweg blokkeren van iemands tegoeden, verder speurwerk naar de ins and outs van een netwerk niet in de weg zit. Of het blokkeren van de tegoeden inmiddels niet een doel is geworden in plaats van een middel. Er zijn zaken bekend die daar op lijken. Zoals die van Al Barakaat en The Holy Land Foundation. In het eerste geval werd onvoldoende bewijst gevonden dat Al Barakaat ook maar iets met terreur te maken had en in het tweede geval werd het een ‘mistrial’. Die eerste zaak laat ook goed zien hoe moeilijk het is om bezwaar aan te tekenen tegen deze regeling, aangezien het gaat om bewijzen die verdachten niet mogen zien. Ook in het geval van Al Barakaat gaat het, net als bij Sakho, om een zaak waarbij geen verdenkingen tegen terrorisme zijn ingebracht in een strafzaak. De discussie zal nog wel even doorgaan, maar intussen blijf ik me toch echt verbazen over het feit dat de Nederlandse overheid mensen tot terrorist kan bestempelen zonder enige strafrechtelijke grond. Maar dat zal dan wel aan mijn grenzeloze naïeviteit liggen.
Inmiddels is Öfkeli in Syrië omgekomen tijdens de jihad. Was gewoon een terrorist en is dat altijd gebleven. Hiep hiep hoera dat-ie dood is! Hopelijk wacht elke Nederlandse jihadi in Syrië hetzelfde lot. En sterven allen die hun ‘zaak’ steunen, aan een ernstige ziekte. Dahaag