Egypte: En hoe nu verder?
Guest Author: Gert Borg
Wanneer je een stuk schrijft over de huidige ontwikkelingen in het Midden-Oosten – of bijvoorbeeld in Egypte – is het langzamerhand belangrijk geworden om begin- en eindtijd van het schrijfproces in de kantlijn te noteren, want zo snel gaan de ontwikkelingen. Het is nu 14 februari 14.06 u.
Vorige week vrijdag is na vasthoudende en gedisciplineerde demonstraties in Cairo – en na tegendemonstraties met een provocatieve achtergrond en bloedige gevolgen – het voorlopige resultaat bereikt: president Mubarak is afgetreden. Het afgelopen weekend is er gefeest en teruggekeken, maar inmiddels is het Midan Tahrir betrekkelijk verzetsloos ontruimd door het leger en is een aantal maatregelen aangekondigd dat binnen een half jaar moet leiden tot een betere situatie in Egypte, want zo lang heeft het leger besloten aan de macht te blijven:
- Het parlement is ontbonden
- De bestaande regering blijft aan als een soort interim kabinet
- De Grondwet is opgeschort
- Een civiel college, bestaande uit meerdere vertegenwoordigers, waaronder rechters, buigt zich over een nieuwe Grondwet
Natuurlijk wil ik niet de pret bederven, maar ik vertrouw het niet helemaal. Toen ik in 2006 terugging naar Nederland na mijn laatste baan in Cairo was er een CD/cassette op de markt met een titel die me altijd bijgebleven is: itkhada’nâ, we’ve been fooled. Om een of andere reden heb ik hier altijd de situatie in herkend van de Egyptische bevolking.
Na een lange onderbreking is het 23 februari geworden. De bal rolt gewoon verder, maar ik pak de draad maar weer op bij Egypte. Gedurende de crisis van de afgelopen weken heeft het leger zich van zijn beste kant laten zien: baby’s in de armen, wonden deppen, zich laten zoenen door jan en alleman, een sfeerbeeld dat te zien is op dit filmpje (eigenlijk een tearjerker)
[youtube:http://www.youtube.com/watch?v=Fgw_zfLLvh8]
Inmiddels is een nieuw kabinet benoemd en (hopla) ik ken ineens twee echte ministers: Zahi Hawass (de archeoloog met hoed) was al een tijdje Minister van Oudheden en Guda Abd al-Khaleq (een heel aardige econoom van Cairo University), minister van Sociale Zaken. Toch blijft de leiding op dit moment in handen van het leger en ik heb daar om twee redenen bedenkingen:
- Er zijn de afgelopen weken scherpschutters ingezet; volgens mij beschikt alleen het leger daarover en niet de oproerpolitie of de geheime dienst
- Verschillende hoge officieren hebben grote financiële belangen in Egyptische bedrijven; mij is niet duidelijk wat hun belang is om niet terug te keren naar de status quo
Het belang van de Moslimbroederschap als factor voor de toekomst van Egypte wordt door steeds meer deskundigen gereduceerd. Dat lijkt me juist. Daarnaast komen er “oude” partijen naar voren, die door velen waren afgedaan als bejaardensoos: al-Tagammu’, en al-Wafd, bijvoorbeeld, en al-Wasat. Het zal mij benieuwen of deze partijen in staat zijn enige aantrekkingskracht uit te oefenen op de jongere generatie, die de opstand van de laatste weken gedragen heeft. Zonder deze generatie beginnen ze niet veel en het is dan ook niet ondenkbaar dat bewegingen als “6 April” en Kifaya zichzelf zullen om-organiseren tot politieke partijen. In dat kader wil ik een interessante documentaire noemen die is gemaakt en uitgezonden door al-Jazeera in de rubriek People & Power: Egypt: Seed of Change
[youtube:http://www.youtube.com/watch?v=QrNz0dZgqN8]
Uit die documentaire valt op te maken, dat de bewering als zouden deze bewegingen geen leiders hebben niet helemaal opgaat: Ahmad Maher die optreedt als voorman van “6 April” lijkt me zeker iemand die in een komend kabinet zitting zou moeten krijgen.
De verhalen die ik uit Egypte hoor, stemmen nog steeds niet tot grote vreugde: er zijn op vele plaatsen nog road blocks en er worden nog steeds mensen (in ieder geval ook buitenlanders) opgepakt voor ondervraging. Aan de andere kant: leer mij de Egyptenaren kennen, want ik vermoed, dat iedereen zo snel mogelijk weer aan de alledaagse beslommeringen wil, maar dan liefst zonder inmenging van de politie en zonder omkoping. We wachten af en ik houd contact met kennissen en vrienden die de situatie van dichtbij volgen.
Jemen & Libië
Jemen is al een tijdje een dominosteen die maar niet om wil vallen. Ik weet ook niet of dat omvallen wel zo wenselijk is, hoewel er natuurlijk een alternatief moet komen voor Ali Abdallah Saleh. Zodra in Jemen de centrale overheid wegvalt is het gevaar groot, dat het land uiteen valt in stammen. In Nederland zijn we niet erg vertrouwd met het verschijnsel “tribale cultuur” en dat maakt een discussie hierover lastig. Een voorbeeld is de sociale structuur in Afghanistan, een land dat niet alleen is opgedeeld in stammen en gebieden waar stammen heersen, maar ook in verschillende talen . Dit soort verticale structuren verdraagt zich slecht met een begrip van democratie dat een zekere horizontale gelaagdheid van sociale en financiële belangen veronderstelt. Verandering (ook drastisch) van binnenuit lijkt me dan meer een aangewezen weg.
Hetzelfde (een tribale structuur) is van toepassing op Libië dat nu in brand staat, maar dan iets minder acuut. Het belangrijkste verschil met Jemen is, dat alle Libiërs in gelijke mate belang hebben bij de olie-export waarop het land drijft en bij de infrastructuur die daarvoor nodig is en blijft. In feite heeft Qaddafi-junior (Sayf al-Islam) dat heel treffend toegelicht in zijn toespraak van eergisteren, hoewel ik denk, dat dat niet de bedoeling was. De toespraak van Mu’ammar al-Qaddafi moet tot in eeuwigheid worden bewaard als een treurig relict van domheid, zelfoverschatting en hersenloos gebral. Voor dat soort dingen geldt: fijn dat die er ook nog zijn, desnoods als afschrikwekkend voorbeeld. Intussen wordt de situatie in Libië zeer bedreigend voor de lokale bevolking en voor de expats die proberen weg te komen. Van de afloop valt niets te zeggen, uiteraard, maar de berichten die binnenkomen beloven niet veel goeds. We weten pas meer als de journalisten, die nu het land binnenkomen, hun waarnemingen kunnen doorgeven via de media.
25 Februari: Libië is een slachtpartij. Vooral in de omgeving van Tripoli wordt nog zwaar gevochten en er bestaat ongerustheid over het mogelijk inzetten van mosterdgas, hoewel het bewind de technische mogelijkheden ontbeert om dit gas “adequaat” te verspreiden. Het lijkt erop. Dat Qaddafi en de zijnen voor niets terugschrikken.
28 februari: In iets meer dan anderhalve maand tijd is de Arabische wereld ingrijpend veranderd. Natuurlijk is het interessant om te achterhalen hoe dat kon gebeuren. Maar minstens zo interessant is om te vragen waarom niemand dat voorzien had: deze veranderingen troffen de internationale regeringsleiders als een donderslag bij heldere hemel. Daardoor konden ze niet op de ontwikkelingen anticiperen, en het is goed mogelijk, dat de grote mogendheden veel invloed in het gebied hebben verloren.
Blinde vlekken
Wie hadden dat moeten voorzien? Politici en diplomaten op de eerste plaats, en dan vooral die, die er hun beroep van maken om internationale ontwikkelingen te voorzien. Wie nog meer? Nu wordt het gevoelig: sinds twee of drie decennia wordt het kennisgebied “Midden-Oosten” overvloedig bevolkt door sociale wetenschappers van diverse pluimage. De grootste gemene deler onder beide beroepsgroepen – politici en sociale wetenschappers – is gebrek aan kennis van de Arabische taal en de Arabische cultuur en geschiedenis. Waar ze wel goed in zijn is het herkennen en benoemen van sociale structuren. En daar ligt precies de zwakte van die beroepsgroepen: de structuren worden herkend naar en geïnterpreteerd als westerse patronen en modellen, terwijl het juist voor de Arabische wereld en andere stukken in de wereld van het grootste belang is, om aan dat soort patronen en structuren niet vast te zitten. Dat vergt een open, onbevangen blik, gebaseerd op inlevingsvermogen in de mensen om wie het gaat. En als ik die al ooit ergens heb aantroffen, dan was dat bij mensen van mijn eigen vak: Arabisten.
Een goed voorbeeld is de inschatting van het belang van “volksbewegingen” zoals in Egypte Kifaya en 6 April. Die inschatting pakt verkeerd uit, omdat deze groepen niet netjes geformeerd zijn langs grenzen van partijen en vakbonden met programma’s, zoals men graag wil, maar omdat ze hun legitimatie halen “van de straat”. In totalitaire staten met een decennia-lange geschiedenis van onderdrukking is een andere structuur ook niet mogelijk. Maar het heeft mij verbaasd hoe men ziende blind en horende doof heeft kunnen zijn voor wat er “op straat” gebeurt.
Dit stukje was nodig als inleiding op de toekomstige situatie in Libië. Al-Qaddâfî (om er dan maar eens een correcte spelling tegenaan te gooien) en de zijnen zullen hun macht verliezen en ze zullen blij mogen zijn als ze als martelaren het hazenpad kunnen kiezen. Maar wat dan? Wat in Jemen ook een rol speelt – maar wat in de media nog niet echt was doorgedrongen – is het feit, dat ook Libië gestructureerd is volgens lijnen van stammen. Nu wordt daar veelvuldig over geschreven. Zo’n tribale structuur en democratie verdragen elkaar slecht, dus dat wordt niks en gaat leiden tot een hoop frustratie. Er is wel een oplossing denkbaar, maar die zou juist gebaseerd moeten zijn op die tribale structuur en op het begrip “eer” (sharaf) dat daarmee samenhangt.
Ik wil hopen, dat het in een land als Libië lukt om een kleine centrale overheid op te zetten, die verantwoordelijk is voor de heffing van gelijke belastingen, een beperkt defensie-apparaat, een kleine instantie voor interne veiligheid en voor de buitenlandse politiek. Vervolgens kunnen gebieden als infrastructuur, onderwijs, sociale zaken etc. als “ministeries” worden toegekend aan verschillende stammen, die niet alleen de macht hebben over die deelgebieden, maar ook de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid, beide te controleren door een democratisch gekozen parlement. In zo’n structuur is een weg vol potholes of een gesprongen waterleiding een inbreuk op je eergevoel. Als een dergelijk experiment de tijd zou krijgen en zou slagen, dan zie ik het donker in voor de kleptocratische heersers in de rest van Afrika.
Gert Borg is universitair docent Islam en Arabisch aan de Radboud Universiteit Nijmegen en voormalig directeur van het Nederlands-Vlaamse Instituut in Caïro