“Hier verdrinken we Algerijnen” – Het Parijse bloedbad van 17 oktober 1961
Hoeveel mensen hebben het niet gedaan? Een tochtje langs de Seine in Parijs. Alleen, met je geliefde, met je partner en kinderen, met vrienden. Wanneer je dat doet geniet dan vooral van alle pracht en praal en deze mooie rivier, maar vergeet niet dat de Seine voor velen een grimmig graf is. Vandaag 55 jaar geleden vond het bloedbad van Parijs plaats. De Franse politie viel een demonstratie aan van ongeveer 30.000 pro FLN (de Algerijnse onafhankelijkheidspartij die in een bloedige strijd met het Franse gezag verwikkeld was) demonstranten. Ze demonstreerden tegen een avondklok die alleen voor ‘Algerijnen’ gold en die was ingesteld na een serie van aanslagen door het FLN.
De demonstratie
De demonstratie was vreedzaam en vond plaats op de Place de la République, Quartier Latin en de Champs Elysées. Er waren veel kinderen bij en veel mensen hadden expres goede kleding aangetrokken om een nette, fatsoenlijke indruk te maken. De demonstratie vond plaats in Parijs omdat, zo was het idee, er Parijzenaars, buitenlanders en journalisten zouden zijn die aandacht aan de zaak zouden geven maar ook ooggetuigen zouden zijn als de politie te hard zou ingrijpen.
Het politieingrijpen
En de politie greep hard in. Talloze demonstranten werden gearresteerd en twee nachten vastgehouden in de Palais des Sports waar in de oorlog Joden werden vastgehouden voordat ze op transport naar de concentratiekampen gingen. Velen werden doodgeschoten en doodgeslagen. Klokkeluiders bij de Franse politie spreken over hoe Algerijnen werden gedood door het slaan met geweren en houwelen en hoe demonstranten in het nauw werden gedreven bij de Neuilly brug waar een mitrailleur opgesteld was door de politie, vervolgens werden geslagen en in de Seine werden gegooid. Gemartelde demonstranten werden eveneens door de politie in de Seine gegooid.
De politie, onder leiding van Maurice Papon (later veroordeeld wegens misdaden tegen de menselijkheid vanwege zijn verantwoordelijkheid in de deportatie van 1560 Joden) ging niet alleen op jacht naar mensen van wie men wist dat ze Algerijns waren, maar iedereen met een donkere huid kon het slachtoffer worden: de beleidscategorie Français Musulman d’Algérie werd niet (alleen) bepaalde door formeel burgerschap, maar ook door uiterlijk. Claude Lanzmann schrijft in zijn boek ‘The Patagonian Hate’:
the CRS riot police had lain in wait for [Algerian protesters] at the entrances to métro stations after a peaceful demonstration in favor of Algerian independence that had included women and children; some were beaten to death with truncheons, others dragged off in police vans and thrown into the Seine.
De lichamen van de mensen in de Seine zouden nog wekenlang zijn aangespoeld. 37 jaar na het bloedbad gaf de Franse regering toe dat er 40 doden waren gevallen (na aanvankelijk te spreken over 2 doden veroorzaakt doordat de demonstranten het vuur geopend zouden hebben) en in 2001 werd de gebeurtenis officieel erkend door het Parijse stadhuis. Historicus Jean-Luc Einaudi stelt in La Bataille de Paris dat er 200 Algerijnen werden gedood, terwijl Jean-Paul Brunet het heeft over 31-50 Algerijnen. David Assouline spreekt over een lijst van 70 doden in de politie archieven en Thibaud stelt op basis van het werk van Einaudi tot 300 te komen. In de meeste rapporten wordt nu een aantal tot 200 doden aangehouden.
Aflevering – Oktober 1961: 200 doden in Parijs – Andere Tijden
Khaled Benaïssa wandelde op dat zelfde moment aan de hand van zijn oom naar de Pont de Neuilly. “Ineens merkte ik dat mijn oom en ik helemaal vooraan in de stoet stonden. En toen zag voor mij heel veel politie en ordetroepen. Midden op de brug stond een mitrailleur opgesteld. Ik hoorde schoten en ben toen in paniek weggehold. Ik zocht dekking. Ik holde zo hard dat ik niet oplette en opeens struikelde ik over iets zachts. Ik viel voorover en toen vielen er ineens allerlei mensen op me. Ik was gevallen over doden die aan de kant van de weg lagen. Door het gewicht van anderen die boven op mij waren gevallen, was ik bang dat ik zou doodgaan door verstikking of door de druk.
Na een tijdje, dat voor mij een eeuwigheid leek, werd ik tussen de lijken aan mijn voeten weggetrokken. Het was mijn oom die mij aan mijn nieuwe schoenen herkend had. Samen zijn we toen hollend weggevlucht. We hoorden de hele tijd schoten en zochten voortdurend dekking achter een boom of in een portiek. Ik was heel erg bang van al het lawaai. Iedere keer als ik een sirene hoorde, schrok ik. Mijn oom was ook bang, geloof ik. Pas uren later kwamen we veilig en wel terug in Nanterre. Gelukkig kwamen mijn vader en mijn broers toen ook thuis.”
De doofpot van kolonialisme en raciale verhoudingen
De onduidelijkheid over het aantal doden laat zien hoe het bloedbad in de doofpot is gestopt door de Franse autoriteiten. Het bloedbad vond plaats in de context van de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd. In 1961 was De Gaulle begonnen met onderhandelingen met Algerijnse vertegenwoordigers terwijl Franse militairen de Organisatie Het Geheime Leger (OAS) hadden opgericht. Vaak beschouwd als paramilitaire organisatie, maar we zouden ook kunnen stellen terroristische organisatie die zich toelegde op het vermoorden van Algerijnse voorvechters van de onafhankelijkheid en hun sympathisanten. Omgekeerd pleegde ook de FLN aanslagen op doelen in Frankrijk.
Het bloedbad kan niet alleen in de context van de dekolonisatie gezien worden, maar ook in die van ‘rassenconflicten’ die in de tijd overal de kop op staken: het Sharpeville bloedbad in Zuid-Afrika in 1960, de Britse debatten over migratie na de rellen in 1958 en de rellen in 1961 in Middlesborough, en de rellen tegen Italianen en Spanjaarden in Twente.
Gepolitiseerde herinneringen
Helaas heeft er nooit een gerechtelijk onderzoek plaatsgevonden en krijgen de Algerijnen soms de schuld van het bloedbad vanwege terrorisme en interne ruzies. Papon moest wel voor het gerecht verschijnen maar ‘alleen’ voor misdaden tegen de menselijkheid gedurende de Tweede Wereldoorlog. De Algerijnen daarentegen leven nog steeds in de banlieus van Parijs en worden nog af en toe onderworpen aan de wetten van 1961 zoals met de avondklok tijdens de rellen van 2005. Er is veel werkeloosheid onder hen en de vooruitzichten zijn niet goed.
Het lange stilzwijgen over dit bloedbad wordt langzaam maar zeker doorbroken, maar niet vanzelfsprekend. Op de Pont Saint-Michel hangt een gedenkplaat aan de kant van het vierde arrondissement. “A la mémoire des nombreux Algériens tués lors de la sanglante répression de la manifestation pacifique le 17 octobre 1961.” (Ter herinnering aan de vele Algerijnen gedood tijdens de bloedige onderdrukking van de vreedzame demonstratie van 17 oktober 1961.) Aan de andere kant, het vijfde arrondissement, wilde de lokale deelraad geen herdenkingsteken. Op 18 januari 1962 werd Algerije onafhankelijk, maar of de Algerijnen in Frankrijk vrij zijn valt te betwijfelen.
Zie de uitzending van Andere Tijden.
Martijn,
Ik wil deze misdaad van de Franse regering en politie geenszins verdedigen, maar inhakend op de afsluitende zin van je betoog vind ik dat je als Algerijn nu vrij en onafhankelijk kunt zijn in Algerije, want daar ging de strijd om, en kruip je als trotse Algerijn niet lafhartig terug in de schoot van je voormalige koloniale onderdrukkers.