Salafisme als beschuldiging – Wahhabi Salafisme, AIVD/ NCTV en ‘persoon 1’
Wahhabi Salafisme, oftewel hoe de overheid macht uitoefent en het verhaal van Persoon1
Recent kwam de AIVD met een nieuwe term om potentiële toekomstige risico’s voor de rechtsstaat te duiden: wahhabi salafisme. Deze term is de zoveelste variant op ‘onacceptabele islam’ en collega’s hebben de nodige, terechte, kritiek op de inhoud van de uitleg gegeven. Maar we kunnen de kritiek nog verder nemen. Aan de hand van de casus van Persoon 1 wordt uitgelegd wat de AIVD met de term doet, hoe dit een vorm van machtsuitoefening is en wat de mogelijke consequenties daarvan zijn.
Aangenaam, wahhabi salafisme
2: Mag ik je iets vragen?
M: Ga je gang
2: Ok. Ik had een gesprek met politie en nog iemand die zich niet bekend maakte. Ze vroegen mij ‘Ben je salafist’? Ik zeg nee. ‘Maar je bent wel vrienden met X en Y, op facebook?’ ‘Ontkennen dat ze salafist zijn, is natuurlijk wel typisch salafistisch.’ Denk je dat ik in de problemen kan komen nu ze denken dat ik salafist ben?
3: Hoi Martijn, salam aleikum, sorry dat ik je zo laat bel, maar we hebben we een probleem.
M: Aleikum salam [3], niet erg, ik was nog aan het werk. Vertel.
3: Ik kreeg een telefoontje net, om 11 uur, van de gemeente. De NCTV heeft de burgemeester gebeld en die heeft [naam ambtenaar] gebeld en die belde mij. Waarom we een salafist uitgenodigd hebben. En of [organisatie] daarvan wist en wat ze zouden zeggen. Misschien kunnen we het niet door laten gaan morgen. Of wat denk jij?
Twee fragmenten uit twee gesprekken met verschillende personen. Eén maakte zich zorgen dat hij wordt aangemerkt als salafist en de ander staat onder druk dat hij een spreker heeft uitgenodigd die wordt gezien als salafistische aanjager. Het gaat hier niet zozeer om wat een salafist nu is, maar om wat anderen, vertegenwoordigers van de overheid, denken dat een salafist is en doet. Het idee dat een salafist typisch ontkent dat hij een salafist is, vergroot de druk.
De term salafisme is sinds 2002 onderdeel van het overheidsapparaat en steevast in relatie tot risico’s op geweld en zogeheten anti-integratieve tendensen. Om de discussie over salafisme genuanceerder aan te gaan, introduceerde de AIVD recent de term wahhabi-salafisme. Volgens de AIVD wordt wahhabi-salafisme “gekenmerkt door het doel om in zoveel mogelijke aspecten van het leven het voorbeeld van de vrome voorgangers te volgen en de islam en de praktijk van moslims te zuiveren van ongeoorloofde toevoegingen.” Collega’s Maurits Berger en Joas Wagemakers geven terechte scherpe inhoudelijke kritiek op de term, maar volgens mij kunnen we (mede door die kritiek overigens) ook nog een stap verder gaan.
De term is de zoveelste in een rij met politieke islam, radicale islam, salafisme en jihadisme. Allemaal geven ze een dreiging aan voor de rechtsstaat vanuit islamitische hoek. Althans dat is de stelling van de AIVD. Maar het gebruik van de termen is nooit neutraal: het gaat gepaard met een zekere machtsuitoefening waardoor en waarmee de overheid een onderscheid maakt tussen goede en slechte burgers. Dit zien we als een kijkje nemen in de geschiedenis van de afgelopen 30 jaar en de gevolgen daarvan blijken uit het verhaal van Persoon 1 die volgens de rechter op onzorgvuldige en niet onderbouwde wijze werd aangemerkt als ‘politiek-salafistische aanjager (ja die term waren we nog even vergeten).
Help, de Russen politieke islam komt eraan!
In de jaren negentig van de vorige eeuw kwam de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD, voorloper van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, AIVD) met rapporten waarin gewaarschuwd werd tegen politieke islam. Daar was nogal wat kritiek op. Zo werd bijvoorbeeld het eenzijdige karakter van de dreigingsanalyse gehekeld: er was wel aandacht voor dreiging vanuit migrantengroepen en moslims, maar geen aandacht voor de dreiging en het geweld tegen hen (waar kennen we dat toch van?). Minder vaak opgemerkt, maar wel van belang: deze focus van de BVD betekende een verbreding van het werkveld van de dienst. Het ging niet alleen meer om het tegengaan van spionage en politiek geweld, maar ook om sociale cohesie en integratie.
De verandering in onderzoeksobjecten van de BVD stond niet op zichzelf. Vanaf begin jaren negentig werden er over het hele politieke spectrum vraagtekens gezet bij de wenselijkheid van etnische en religieuze diversiteit en de mate waarin deze gerealiseerd zou moeten worden. De sociale cohesie van een samenleving zou bedreigd worden door ‘mensen met een andere cultuur,’ aangezien culturele verschillen garant zouden staan voor conflicten.
De overlap en koppeling tussen veiligheidsaanpak en integratie (waarin het idee van gevaar al aanwezig was) wordt na 2001 nagenoeg volledig als de AIVD het idee lanceert dat er onder moslims sprake is van radicalisering. Gaandeweg ontstaat er een beleid dat zich weliswaar in theorie niet richt op alle moslims, maar in de praktijk wel degelijk alleen of voornamelijk moslims op het oog heeft; dit onder het label ‘radicale islam’, of onder de noemer van het salafisme.[i]
Classificeren: homogeniseren en differentiëren
Wat doet de AIVD met een term als wahhabi salafisme? Dat is op het eerste gezicht vrij simpel zoals de AIVD zelf stelt in een notitie over deze term. De AIVD onderzoekt “in hoeverre is een persoon of organisatie een gevaar voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde.” Met andere woorden, de term is bedoeld om een gevaar voor de democratische rechtsorde te classificeren. Het gaat daarbij zowel om homogenisering als differentiatie: een label geeft een homogeniserende aanduiding voor de mensen die het zou betreffen en maakt tegelijkertijd onderscheid tussen degenen die wel en die niet in de categorie vallen. In ieder geval is categorisering altijd een reductie van de complexe en grillige realiteit naar een label dat ogenschijnlijk eenduidig is en zich richt op wat de overeenkomsten in een groep zouden zijn.
Tegelijkertijd probeert de AIVD een onderscheid te maken tussen een fenomeen dat gevaarlijk is en fenomenen die niet of minder gevaarlijk zouden zijn, maar wel aanverwant zouden zijn. Zo maakt de AIVD geen onderscheid tussen wahhabi salafisme en, zeg, christelijk rechts, maar tussen wahhabi salafisme en de soennitische islam als geheel. Volgens de AIVD spitst dit verschil toe op a) “De uitleg van het centraal islamitisch concept tawhid(monotheïsme) aan de hand van de werken van Mohamed Ibn Abd al-Wahhab en zijn nazaten; b) Het praktiseren van al-wala’ wa-l-bara’(loyaliteit en afkeer) beschouwen als fundamenteel voor het moslim-zijn.”
Hiermee maakt de AIVD duidelijk dat het niet alle moslims over één kam scheert. Maar wel over drie dus: soennitische islam, wahhabi salafisme en andere islam. En tegelijkertijd toch ook wel weer over één kam: want ja allemaal islam. Met name omdat de manier van classificeren een voorbeeld is van wat we politieke theologie noemen: De overheid bepaalt wat een goede burger is, mede door het antwoord op de vraag of hij zij een correcte theologische leer volgt. De verschillen in opvatting zitten vooral over het antwoord op de vraag wat die correcte theologische leer is en waar de grenzen liggen. Het is natuurlijk een interessant om te zien dat een seculiere overheid zich zo nadrukkelijk met theologische definities bezighoudt.
De racialisering van gevaar
En het is belangrijk dat het gaat om een overheidsinstelling en zeker wanneer die zoveel macht heeft die voor gewone burgers oncontroleerbaar is. Wanneer de AIVD categoriseert is dat serieuzer dan wanneer uw buurman dat doet: het machtsverschil is groot. In dit geval gebeurt dat dan ook nog eens met een term die gevaar aanduidt. Als er geen gevaar te duchten valt, houdt de AIVD zich er niet mee bezig immers. En het idee dat er gevaar dreigt, zorgt ook voor exceptionele maatregelen die anders niet mogelijk zijn (denk aan voorzieningen als afluisteren, surveillance of de Terroristen Afdeling van de gevangenissen in Vught en Rotterdam). En het gaat overigens niet alleen om de AIVD. Ook de NCTV hanteert de term salafist (nog geen wahhabi salafist overigens).
De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) schreef in 2008 over salafisme onder de kop ‘Van woestijnislam naar globale islam’. [ii] Een klassiek oriëntalistische invulling die niet alleen duidelijk maakt dat salafisme van elders zou zijn, maar ook problematisch en gegroeid naar een mondiale dreiging. Ook hier is de classificatie bedoeld om onderscheid te maken met de hele islam, maar het wordt ook benadrukt dat het wel degelijk gaat om iets islamitisch. De term salafisme is daarmee één term in een hele lange rij van termen die moeten aanduiden dat we in beleidsmatig opzicht iets zouden moeten met (sommige) moslims vanwege (een variant op) islam: mediterrane moslims, politieke islam, islamisten, jihadisten, meestal in relatie tot veiligheid en sociale cohesie. De term salafisme maakt daarmee deel uit van een serie van zich voortdurend herhalende problematiseringen van moslims in termen van veiligheid: de racialisering van gevaar zoals ik dat elders heb genoemd.
Persoon 1: labelling en de surveillance van moslims
Alsof dit al niet problematisch genoeg is, moeten we ook vaststellen dat door die theologische insteek niet het handelen van mensen centraal staat, maar hun geloofsvoorstellingen. Maar hoe weet je nou wat voor geloofsvoorstellingen iemand heeft? Dan komen we toch deels uit op het interpreteren van iemands afkomst, taal, uiterlijk, enzovoorts. En wat voor linke soep dat is, zien we in een interview met Kasim Tekin in de Volkskrant. Tekin werd tijdens de Cornelius Haga – NCTV/AIVD – Amsterdam affaire door de NCTV bestempeld als politiek-salafistische aanjager. En voor de goede orde, de rechtbank zei hierover:
“De analyse over persoon 1, bevat een onvoldoende feitelijke en kenbare onderbouwing voor de conclusie dat persoon 1 antidemocratisch en anti-integratief gedachtengoed uitdraagt.”
Dat zijn geen geringe aantijgingen. Ook op andere momenten ervaarde Tekin aan den lijve de classificatie van salafisme en islam als mogelijk gevaar:
“‘Natuurlijk. Maar weet je waarop ze gingen letten? Of iemand ineens vaker ging bidden. Of ging meedoen aan de ramadan. Dat zijn gewone dingen die gewone moslims overal ter wereld doen. En die worden dan opeens in een gevaarlijk hoekje geduwd. Dat is zorgwekkend. Vooral bij jongeren die op zoek zijn naar hun eigen identiteit.’”
En:
“‘Ik liep stage op een middelbare school. Na een van de lessen bleek ik 22 oproepen van mijn moeder te hebben gemist. Ik belde haar, ze was hysterisch. Er was politie aan de deur geweest om te vragen waarom al haar zonen met de islam bezig waren. Dat is toch wat? Mijn ouders hebben vijf zonen met een goede opleiding. Best een succesverhaal. Maar ja, ze zijn alle vijf bezig met de islam, dus krijgen mijn ouders geen complimenten, maar politie aan de deur.’”
In Tekin’s geval werd hij, waarschijnlijk, in verband gebracht met salafisme door zijn contacten met een Almeerse organisatie (die bezwaarlijk als salafistisch kan worden aangemerkt), zijn eerdere contact met een buitenlandse prediker en zijn vermeende bemiddeling om hem naar Nederland te halen. En waarschijnlijk ook door een post op Geenstijl (want leer mij de analyses van de NCTV/AIVD kennen).
De connectie die wordt gemaakt door AIVD/NCTV tussen een theologische visie op islam en gevaar en individuen, leidt er toe dat individuen zich continu moeten verdedigen zonder dat eigenlijk duidelijk is waartegen. In het geval van Persoon 1 werd hij een salafistische aanjager genoemd: iemand die anderen actief aanzet tot polariserend, onverdraagzaam en antidemocratisch handelen.
Met name daar zien we ook een opmerkelijk verschil met radicaal- en extreemrechts. Waar Wilders mag meepraten over hoe hij in het Dreigingsbeeld van de NCTV verschijnt, zal hij nergens worden aangemerkt als een radicaal-rechtse aanjager (terwijl dat precies wel de kwestie was). Er zijn, naast Tekin, nog andere zaken op dit terrein. Zo werd in Arnhem de aanduiding salafist gebruikt om een imam te weren en probeerde Muslim Rights Watch Nederland (MRWN) zich tevergeefs te weren tegen de aanduiding als politiek-salafistisch aanjager in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN). Niet tevergeefs omdat MRWN inderdaad salafistisch zou zijn, maar omdat de rechter geen bevoegdheid de DTN inhoudelijk te toetsen.
Tot slot: salafist als stempel
Wanneer de overheid een burger tot probleem bestempelt, is dat een vorm van machtsoefening met grote consequenties zoals we gezien hebben in het toeslagenschandaal waarin tal van ouders werden aangemerkt als fraudeur. Een dergelijk label werkt als een negatief stempel en verandert de houding van de overheid naar de burger. En niet alleen de houding van de overheid, maar ook die van media en academici die met die termen in de hand burgers gaan bevragen.
Maar met die termen zoals fraudeur of zoals salafist in de wijze waarop de overheid dat gebruikt, is het geen neutrale wijze bevragen meer (zelfs niet als dat je intentie is). Het leidt tot een voortdurende interpellatie van moslims en hun organisaties in brede zin (want ja, hoe weet je nou wat iemands theologisch gedachtegoed is?) als een risico voor een fundamentele bedreiging in de toekomst. De aanduiding salafist is geen neutrale beschrijving, maar een beschuldiging. De aanduiding werkt als een vorm van surveillance en verhoor waarbij iemand moet aantonen onschuldig te zijn:
“Ik hoef me daar niet voor te verantwoorden, potverdorie. Snapt u dat het te ver gaat?’”
Verwijzingen
[i] N. Fadil & M. de Koning ‘Turning “Radicalization” into science: ambivalent translations into the Dutch speaking academic field’, in: N. Fadil, M. de Koning & F. Ragazzi (eds.), Radicalization in Belgium and the Netherlands. Critical perspectives on violence and security, London: IB Tauris 2019; M. de Koning, C. Becker & I. Roex, Islamic militant activism in Belgium, Germany and the Netherlands – ‘Islands in a sea of disbelief’, London: Palgrave 2020.
[ii] Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb), Salafisme in Nederland. Een voorbijgaand fenomeen of een blijvende factor van belang? (2008), p. 3. https://www.politieacademie.nl/kennisenonderzoek/kennis/mediatheek/PDF/68871.pdf, geraadpleegd op 21 mei 2021 (met dank aan L.)