Islamofobie serie deel 1 – Wat is islamofobie?
Islamofobie is een woord dat inmiddels stevig verankerd is in het publieke debat, maar vaak ook onderwerp van misverstand en controverse. Is het een vorm van anti-religieuze intolerantie? Een irrationele angst? Of is het een woord dat slechts bedoeld is om kritiek op islam tegen te gaan? Of gaat het om iets diepers – iets structureels? In de komende maanden zal ik in een serie blogposts ingaan op het onderwerp islamofobie en bespreken hoe islamofobie niet zomaar een probleem is van persoonlijke vooroordelen, maar een maatschappelijk en politiek fenomeen dat nauw verweven is met racisme.Deze blogpost is een introductie daarop om een genuanceerd en kritisch begrip van islamofobie te ontwikkelen – niet als een los incident of ‘angst voor de islam’, maar als een structurele vorm van raciale uitsluiting.
Islamofobie: racisme en racialisering
Islamofobie kan begrepen als een moderne, geopolitiek ingebedde vorm van racisme. Cruciaal daarbij is het begrip racialisering: het proces waarbij mensen niet alleen anders worden gemaakt, maar als wezenlijk anders worden geconstrueerd – als een categorie buiten de norm.
In het geval van islamofobie betekent dit dat moslims worden geracialiseerd als collectief dat fundamenteel ‘onverenigbaar’ is met de liberale, seculiere, westerse samenleving. Moslims worden zo niet enkel beoordeeld op hun religieuze praktijken, maar op een dieper niveau uitgesloten als buitenstaanders in het maatschappelijke project. Denk aan hoe moslims als groep verdacht worden gemaakt – bijvoorbeeld door een constante link met terrorisme of het beeld van de ‘onvrije moslima’. Dit proces is geen toeval, maar een voortzetting van Middeleeuwse en koloniale logica, waarin de islam al eeuwenlang werd voorgesteld als een obstakel voor beschaving, rationaliteit en vooruitgang. Islamofobie is daarmee een manier waarop het Westen zichzelf blijft bevestigen als superieur, en de islam als per definitie afwijkend.
Religio-seculier racisme
Om islamofobie te begrijpen in de hedendaagse context moeten we dus die lange geschiedenis meenemen, maar voor nu moeten we ook kijken naar de seculiere context en het seculiere zelfbeeld van Europa. Europese samenlevingen presenteren zichzelf vaak als neutraal, rationeel en bevrijd van religieuze dogma’s. Maar, deze zogenaamde neutraliteit is in feite historisch gevormd binnen een christelijk-seculier paradigma dat bepaalt wat als normaal en aanvaardbaar geldt.
In deze context wordt religie – en in het bijzonder de islam – vaak geassocieerd met irrationaliteit, achterlijkheid of zelfs gevaar. Islamitische identiteit wordt niet alleen als ‘anders’ gezien, maar als iets dat onverenigbaar is met ‘onze’ waarden. Daarmee ontstaat religio-seculier racisme: de behandeling van vermeende religieuze verschillen alsof het om onveranderlijke, aangeboren eigenschappen gaat – een vorm van racialisering via religie. Maar ook hier komt het belang van de historische context weer terug. Ook de historische uitsluiting van Joden in Europa ging gepaard met een racialisering van toegeschreven religieuze kenmerken. In beide gevallen wordt religie gebruikt als een dekmantel voor en legitimering van een dieper liggende sociale hiërarchie.
Normalisering
In mijn eigen onderzoek concentreer ik me onder andere op hoe islamofobie verweven is met overheidsbeleid. Het gaat hierbij deels om een proces waarin islamofobie een beleidsinstrument wordt en een normalisering van islamofobie, waarin moslims systematisch worden neergezet als een afwijking van de norm – een afwijking die beheerst, bijgestuurd of ‘geïntegreerd’ moet worden.
In integratiebeleid zien we dit terug in de eisen dat moslims ‘afstand nemen’ van bepaalde geloofsopvattingen of culturele gebruiken, alsof hun religie per definitie problematisch is. Burgerschap wordt in dat kader voorwaardelijk gemaakt: je hoort er pas echt bij als je je aanpast aan de dominante normen.
In het antiradicaliseringsbeleid wordt dit nog explicieter: moslims worden vaak preventief behandeld als risico’s, waarbij alledaagse religieuze praktijken – zoals bidden, vasten, of het bezoeken van een moskee – door de lens van veiligheid worden bekeken. Dit leidt tot een situatie waarin moslims voortdurend zich moeten verantwoorden, of hun loyaliteit moeten bewijzen. Dit beleid maakt islamofobie niet alleen acceptabel, maar zelfs functioneel: het wordt onderdeel van hoe de staat orde handhaaft, waardoor uitsluiting geïnstitutionaliseerd wordt.
Witte suprematie en gevaar
Nu zouden we kunnen stellen dat er in beleid of in publiek debat nergens expliciet wordt gesproken over ‘ras’. Dat klopt, deels. In de hedendaagse samenleving, waarin expliciet raciale termen vaak taboe zijn, verplaatst racisme zich naar het domein van cultuur, religie en waarden. Maar de structuur – wie wordt uitgesloten, wie als bedreiging wordt gezien – blijft in stand.
Islamofobie werkt precies volgens die logica. Moslims worden niet uitgesloten omdat ze een bepaald ras zouden hebben, maar omdat hun cultuur of religie ‘niet past’. Toch is deze culturele uitsluiting in feite raciale uitsluiting in vermomming: het reproduceert hiërarchieën, grenzen en verdachtmakingen die sterk lijken op klassieke vormen van racisme. Het gecompliceerde daarbij is dat racisme zonder ‘ras’ in feite zichzelf ontkent: moslims zijn geen ras, dus is het ook geen racisme. Of “We hebben geen probleem met moslims, maar met extremisten.” Of: “Iedereen is welkom, zolang ze zich aanpassen.” Maar aanpassing is nooit neutraal – het betekent inschikken in een idee over de dominante cultuur die zichzelf niet ter discussie stelt en impliciet of expliciet zichzelf als wit-christelijk voorstelt.
Islamofobie als structureel fenomeen
Islamofobie staat dus niet los van bredere maatschappelijke structuren. Het gaat niet alleen om wat mensen denken of zeggen, maar om hoe samenlevingen zijn ingericht, welke normen als vanzelfsprekend gelden, en welke groepen structureel worden uitgesloten. Hedendaagse islamofobie is geen ‘nieuw’ probleem, maar een moderne voortzetting van historische processen van racialisering, uitsluiting en macht.
Het seculiere zelfbeeld van Europa, de logica van antiradicaliseringsbeleid, en de framing van cultuur als risico dragen allemaal bij aan een wereld waarin moslims als ‘de ander’ blijven fungeren – vaak zonder dat het zo wordt benoemd.
Tot slot: wat vraagt dit van ons?
Als we islamofobie werkelijk willen begrijpen – en bestrijden – dan moeten we bereid zijn om dieper te kijken dan het oppervlak. Niet alleen naar hatelijke uitingen of incidenten, maar naar de systemen en structuren die uitsluiting mogelijk maken en in stand houden.
Dat betekent ook dat we onszelf en onze samenleving durven bevragen:
- Wat beschouwen we als normaal, en wie valt daarbuiten?
- Waarom zien we religieuze expressie bij sommige groepen als problematisch en bij andere als privézaak?
- Wat zien we eigenlijk als religie en wat niet?
- Hoe kunnen we werkelijk inclusief denken, voorbij de illusie van neutrale waarden?
Islamofobie begrijpen is geen academische oefening. Het is een stap naar meer rechtvaardigheid.