NRC Handelsblad – Houd de doos van Pandora gesloten
Een opinie-artikel in NRC van Joep de Hart: Houd de doos van Pandora gesloten
Niet helemaal wat ik bij dit onderwerp zou willen betogen, maar wel de moeite waard om er kennis van te nemen.
Bij rouw of rampspoed ontstaat een stand-by saamhorigheid
Steeds vaker zijn we in staat tot spontane uitbarstingen van collectieve emoties. Dit is persoonlijker dan veel oudere vormen van verbondenheid maar kan ook gevaarlijk zijn, meent Joep de Hart.
Sinds enkele jaren weten we zeker dat ook de nuchtere Nederlanders in staat zijn tot spontane uitbarstingen van collectieve emoties. Zowel bij de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh als bij de dood van ‘levenspop’ zanger André Hazes voltrokken zich taferelen die tot voor kort alleen bekend waren uit de buitenlandse berichtgeving: de begrafenis van Giuseppe Verdi in 1901 bijvoorbeeld, met een kwart miljoen toeschouwers langs de straten van Milaan, waaruit het Va, pensiero, sull’ ali dorate opsteeg.
Die van Edith Piaf op Père Lachaise voor meer dan 40.000 Parijzenaars (1963) of die van prinses Diana met honderdduizenden langs de Londense route (1997).
Bij dergelijke gebeurtenissen springen vooral de sterke collectieve emoties in het oog, veel meer dan de massale toeloop. Dit laatste was namelijk – ook in Nederland – al eerder vertoond. Bijvoorbeeld bij de begrafenis van Domela Nieuwenhuis op 22 november 1919. Of bij die van Hendrik Lorentz, op 10 januari 1928 te Haarlem, die meer dan honderdduizend mensen op de been bracht.
Wat veranderd lijkt, is de ongeremdheid waarmee emoties bij zulke gelegenheden worden geuit, het plengen van ‘publieke tranen’ en de ongemaskeerde wijze waarop die door de media worden doorgegeven. Aan het begin van de vorige eeuw plachten kranten nauwelijks citaten van toeschouwers op te nemen, terwijl de tegenwoordige berichtgeving daarmee juist overvloedig wordt gelardeerd. Bovendien kijkt niemand er tegenwoordig meer van op dat mensen zich gedragen, of door emoties bevangen zijn, alsof men zelf een dierbare heeft verloren terwijl men de overledene nog nooit heeft ontmoet.
Een andere verandering lijkt de gemêleerdheid van het hedendaagse publiek.
De officieel geregisseerde orde van de samenkomst verwijst meestal naar duidelijk omschreven geledingen van de bevolking (de overheid, het bondsbestuur, de platenmaatschappij, de kring van familie en vrienden, de collega’s, de achterban etc.).
Maar verder worden de aanwezigen veelal gekenmerkt door een tamelijk diffuse sociale samenstelling. Waar vroeger de belangstellenden tenminste nog dezelfde zuil als gemeenschappelijk kenmerk hadden – de zee van rode vlaggen bij de begrafenis van Domela Nieuwenhuis – is nu veelal sprake van een dwarsdoorsnede van de bevolking, aangetrokken door de berichtgeving in de media en de emoties van het moment. De enige constante lijkt hier de hang naar idolen. Sint Pim, Sint Theo en Sint André: elk heeft zijn eigen devote gemeente, heilig officium en schare van uitverkorenen. Zoals de genoemde reïncarnaties van het messianisme duidelijk maken, is in het moderne Nederland de behoefte aan gidsen en helden allerminst verdwenen. Hetzelfde geldt voor de behoefte aan saamhorigheid en het gezamenlijk doorleven van moderne rituelen.
Sterker nog: gezien de snelheid en massaliteit waarmee deze gebeurtenissen zich voltrekken, lijkt er sprake van een soort stand-by-saamhorigheid die bij ingrijpende gebeurtenissen kan worden gemobiliseerd.
In de hedendaagse entertainmentcultuur kan elke geboorte, elk huwelijk en elke begrafenis aanleiding vormen tot een mediaspektakel en wordt ook van politici, bedrijfsleiders, wetenschappers, sportlieden en leden van het koningshuis verwacht dat ze zich gedragen als celebrities.
Beelden in de media fungeren als referentiekader en voorbeeld. Zoals de bloemenzee, kaartjes en waxinelichtjes voor de Stockholmse bioscoop waar Olof Palme werd doodgeschoten (1986) terugkeren in Parijs en Londen na het auto-ongeluk van prinses Diana (1997), om vervolgens ook het trottoir te bedekken bij het Palazzo di Pietro (2002), voor Huize Hazes in De Ronde Venen (2004) en van de Linnaeusstraat in Amsterdam-Oost waar Van Gogh vermoord werd (2004).
Van de massale herdenking van Hazes werd met verbazing melding gemaakt in binnenlandse en buitenlandse media; blijkbaar spoorde zij niet met het nationale stereotype van nuchtere zelfbeheersing en sociale gereserveerdheid. De Standaard sprak van ,,een nieuw bewijs van een onderaards Nederlands emotiereservoir zo groot als de gasbel van Slochteren.’’ ,,Dat zie je niet elke dag in Nederland’’, vond de Zwitserse televisie en de correspondente van BBC World vermoedde ,,een nieuwe trend”. Wat bezielde al die samendrommende mensen? Zei het iets over hoe deze samenleving met idolen omgaat en hoe moderne Nederlanders ingrijpende gebeurtenissen beleven? Was de Nederlander definitief uit het emotionele korset gebroken dat vanaf de jaren zestig alsmaar meer was gaan knellen? Bleek hier de emancipatie van de volkscultuur dan wel de vulgarisering van de elite? Of beleefden we de postmoderne variant van de dank-, vasten- en bededagen die ooit door de overheden werden gestimuleerd om rampspoed te verwerken, sociale ontbinding te pareren en saamhorigheidsgevoelens tot stand te brengen? De herhaalde grootschalige manifestatie van emoties in de afgelopen jaren werd in verband gebracht met ‘het verlangen naar gemeenschap’.
Uit de toekomstenquête die werd besproken in het Sociaal en Cultureel Rapport van 2004 blijkt dat het verlangen naar een veilige, vertrouwde en onderling solidaire gemeenschap levendig aanwezig is onder de bevolking. Gemeenschapszin behoort (naast veiligheid en leefbaarheid) tot de onderwerpen die domineren in de zorgen en hoopvolle verwachtingen over de toekomst van Nederland.
Die behoefte manifesteert zich ook op andere wijzen. Geschaard rond het Nederlands voetbalelftal bijvoorbeeld, wordt de rivaliteit die het clubvoetbal typeert tijdelijk vervangen door een nationale verbroedering die in de loop der jaren steeds expressiever is geworden. Met allemaal een oranje muts op het hoofd en een oranje bolletje op de autoantenne en met voetbalgraffiti en oranje verf op de gevels, voelt men zich samen één, al is het maar voor de duur van het toernooi. Naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede (13 mei 2000) heeft Kees Schuyt geconstateerd dat dergelijke catastrofes een prikkel vormen voor interculturele verbroedering, onderlinge solidariteit en daadwerkelijke informele hulpverlening (de Volkskrant, 24 nov. 2000).
Op momenten dat het nodig is, blijkt de saamhorigheid er ook te zijn. Na verloop van tijd plegen zulke gemeenschapsgevoelens wel weer weg te ebben, maar een dergelijke stand-by-saamhorigheid is op zichzelf een waardevol gegeven.
Zij beperkt zich niet tot kunstmatig geënsceneerde sensationele momenten, zoals de oranje straten ten tijde van een internationaal voetbaltoernooi, de plotselinge toename van het sociale verkeer bij de dood van bekende personen (Fortuyn, Hazes) of geïnstitutionaliseerde herdenkingen en festijnen (bevrijdingsdag, Koninginnedag, carnaval, Sinterklaas, Sail Amsterdam, de Elfstedentocht), maar is ook waarneembaar bij rampen (zoals in de Bijlmer, in Enschede en Volendam) of bij massale inzamelingsacties voor de slachtoffers van de tsunami.
Een historische vergelijking van massale reacties op ingrijpende gebeurtenissen levert enkele interessante conclusies op.
Om te beginnen lijken volkse sentimenten gedemocratiseerd geraakt en geeft een steeds gemêleerder gezelschap zich hieraan over. Historische vergelijkingen suggereren ook dat het ongeremd uiten van emoties in de publieke ruimte is toegenomen.
Een andere conclusie is dat de behoefte aan helden en idolen niet is verdwenen en dat die idolen steeds minder vaak opvallen door uitzonderlijke eigenschappen maar door de media gecreëerde ‘persoonlijkheden’ zijn. De media zijn sowieso een steeds belangrijkere rol gaan spelen. Dat geldt voor zowel de registratie als de regie van gebeurtenissen die gepaard gaan met collectieve emoties. Het aantal kanalen waarlangs zulke gevoelsuitbarstingen worden geuit is sterk gegroeid (denk aan internet of sms-verkeer).
Bovendien ging dit alles verder gepaard met een verminderde controle door maatschappelijke en culturele elites; het ontbreken van ‘his masters voice’.
Juist dit laatste gegeven zou een punt van zorg moeten vormen voor diezelfde elites. In een tijd van individualisering en vervluchtiging van sociale relaties blijken Nederlanders meer dan ooit in staat tot spontane uitbarstingen van collectieve emoties. Er lijkt sprake van een soort stand-by-saamhorigheid die bij ingrijpende gebeurtenissen in korte tijd en vooral massaal gemobiliseerd kan worden. Ze is spontaner en persoonlijker dan veel oudere vormen van verbondenheid, maar ook vaker ingegeven door de emoties van het moment.
In geval van rampspoed of nationale rouw is een dergelijke stand-by-saamhorigheid een groot goed. Maar er is ook een schaduwzijde. In een tijdsgewricht waarin het vertrouwen in de regering een historisch dieptepunt heeft bereikt, burgers zich onzeker voelen over de toekomst en de roep om krachtig en visionair leiderschap aanzwelt, kunnen enkele ingrijpende gebeurtenissen een ware doos van Pandora doen openen en krachten oproepen die nog nauwelijks te beheersen zullen zijn. Voorbeelden hiervan zijn voldoende aanwezig in ons recente verleden: van nationale rouw en rampen tot (dreiging van) terroristische aanslagen en politieke moorden. De beelden van brandende moskeeën en bekladde islamitische scholen na de moord op Theo van Gogh zijn immers pas een jaar oud. Wanneer dergelijke ingrijpende gebeurtenissen zich in een verkiezingstijd voordoen, dan is het haast onvermijdelijk dat zij ook politieke gevolgen zullen hebben. Mede dankzij het actieve optreden van de Amsterdamse burgemeester Cohen – o.a. gezamenlijke mediaverklaring met islamitische vertegenwoordigers – bleven de maatschappelijke gevolgen van de moord destijds relatief beperkt. Het is echter de vraag of een dergelijk optreden ook een volgende keer voldoende zal zijn om de doos van Pandora gesloten te houden.
Joep de Hart is verbonden aan het Sociaal en Cultureel Planbureau. Dit artikel vat enkele conclusies samen uit de publicatie ‘Voorbeelden & nabeelden – historische vergelijkingen naar aanleiding van de dood van Fortuyn en Hazes’, die gisteren is uitgekomen bij het SCP.