Blogtournee Arabieren kijken: Oriëntalisme en gewone mensen
Inleiding: Hassnae Bouazza en orientalisme
Eén van de meest voorkomende fenomenen in dit land en andere Europese landen is orientalisme. Toch wordt er maar zelden over gesproken. Eén van de weinigen die dit recent op televisie deed was Hassnae Bouazza bij Pauw en Witteman, nadat journalist Bart Schut Marokkanen in Nederland verweet een ‘racismeprobleem’ te hebben; iets wat hij wist omdat ze dat in Marokko ook hebben. Bouazza stelde de racistische denktrant van dat artikel aan de kaak in een debatje bij Pauw en Witteman en stelde onder meer dat Bart Schut zich in zijn verdediging op orientalistische beelden beriep (vanaf 5.35):
Nu zal niemand ontkennen dat iedere vorm van samenleven eigen in- en uitsluitingsmechanismen kent en dat daar racisme een fundamentele rol bij speelt. Zo ook als het gaat om ideeën over één van de meest tot de verbeelding sprekende regio’s in de wereld: het Midden-Oosten. In populair taalgebruik bestaat een sterk beeld van wat voor mensen daar leven: islamitisch, onderdrukte maar ook verleidelijke vrouwen, zand, achtergebleven, corrupt, ondemocratisch, gewelddadig, irrationeel, mysterieus, statisch en intolerant zijn maar een paar van de termen die velen meteen te binnen schieten. Dat deze blik op het Midden-Oosten generaliserend, onjuist en onethisch is, zal voor velen vanzelfsprekend zijn, maar toch doen we het vaak. Soms bewust, soms onbewust.
Eén van de belangrijkste intellectuelen van de 20e eeuw, Edward Said, was één van de eersten die een dergelijke blik aan de kaak stelde in zijn beroemde boek Orientalism uit 1977. Said betoogt hier dat er een patroon zit in de wijze waarop het Westen zich een beeld vormt van het Oosten. In deze kijk op het Midden-Oosten wordt het Oosten tot object gereduceerd en meer precies een object dat achterlijk is en door het Westen geholpen moet worden, in bedwang moet worden gehouden en bevrijd moet worden. Een beeld dat, zo laat Said zien, nauw samenhangt met kolonialisme en imperialisme en ideeën over de superiorieit van het Westen.
[youtube:http://www.youtube.com/watch?v=xwCOSkXR_Cw]
Om orientalisme te kunnen zien en uiteen te kunnen rafelen, moet je natuurlijk wel weten hoe het er daarginder daadwerkelijk aan toe gaat. Eén van de manieren om dit te doen, is te kijken naar het alledaagse leven van mensen en op welke wijze bijvoorbeeld kleding, seksualiteit, populaire cultuur, moraal en religie een rol spelen. Eerder deed Joris Luyendijk dit voor wat betreft cultuur en politiek in zijn boek Het zijn net mensen en de meest recente aanwinst in dit ‘genre’ is ‘Arabieren Kijken’ waarin Hassnae Bouazza de lezer meeneemt op een soms ontroerende, soms hilarische en vaak verbazingwekkende tour door het Midden-Oosten. ‘Arabieren kijken’ is daarbij een mooie titel die niet alleen verwijst naar wat Arabieren zoal op televisie kijken, maar ook naar onze blik op Arabieren.
De analyse van cultuur na televisie
Said heeft de nodige kritiek gekregen op zijn stelling. Hij baseert zijn argumenten voornamelijk op Frankrijk en Engeland, met hun lange koloniale geschiedenis, en negeert bijvoorbeeld de Duitse invloed op de orientalistiek. En waar hij aandacht vraagt voor de diversiteit en complexiteit van het Oosten, behandelt hij het Westen als min of meer homogeen. Zijn argumenten zijn wel de opmaat geweest voor een kritische reflectie onder onderzoekers over hun werk over het Oosten en in die reflectie is Said’s stelling ook voortdurend verfijnd. Onze blik op het Midden-Oosten heeft dan ook niet alleen te maken met kolonialisme, maar ook met de opkomst van natie-staten en nationalisme, veranderingen in de universitaire werelden en de opkomst van allerlei media zoals kranten, radio, televisie en internet.
Bouazza kiest voor een heel specifieke manier om een portret te maken van de Arabische wereld: wat verschijnt er zoal op televisie? Ik heb recensenten gezien die zich afvragen wat daar de waarde van is, maar volgens mij is het een voltreffer. In de laatste 50-60 jaar zijn het juist technologische ontwikkelingen geweest die het onderscheid tussen het Oosten en het Westen onder druk zetten. In een beroemd essay The Interpretation of Culture(s) After Television stelde antropologe Lila Abu-Lughod dat de alomtegenwoordigheid van televisie in het dagelijks leven van mensen dit medium bij uitstek geschikt maakt voor een rijke etnografie van dat dagelijks leven. In dat essay beschrijft Abu-Lughod hoe vrouwen zich identificeren met de beslommeringen die in tal van tv-programma’s zoals soaps te zien zijn en zich tegelijkertijd ook realiseren dat die soaps gaan over een andere wereld dan die van hen. Zoals Hassnae Bouazza heel goed laat zien, doorbreekt televisie grenzen, schept het nieuwe grenzen en bevestigt het oude en nieuwe grenzen. Televisie zorgt ervoor dat nieuwe repertoires, debatten en praktijken het dagelijks leven van mensen binnenkomen die aanvankelijk ver van hun bed waren: Cairo, Alexandrië, Hollywood, Mumbai en Tokio. Daarbij wordt televisie op de ene plaats geproduceerd en op diverse andere plekken geconsumeerd op diverse manieren. Cultuur, en meer in het bijzonder noties als ‘Westerse’ of ‘Oosterse’ cultuur zijn dan niet langer relevant als verklaring voor het gedrag van mensen, maar zijn juist fenomenen die verklaard moeten worden.
Seksualiteit
Een belangrijk thema in het boek van Hassnae is seksualiteit. Seksualiteit speelt een belangrijke rol in oriëntalistische beeldvorming over het Midden-Oosten en islam. In zijn werk Desiring Arabs laat wetenschapper Joseph Massad, een student van Edward Said, zien hoe opvattingen over homoseksualiteit onder Arabische auteurs veranderd zijn. Tot zo rond 1800 kende de Arabisch-islamitische wereld geen eenduidige indeling in homoseksualiteit en heteroseksualiteit: de poëzie kent tal van loftuitingen over liefde tussen mannen en het werd zowel oogluikend toegelaten als streng bestraft. Massad toont aan dat deze vage grenzen veranderden door de invloed van, toen, nieuwe en Westerse noties over seksuele identiteit en normaliteit. Deze waren onder andere gebaseerd op een medische en psychologische notie van homo- en heteroseksualiteit. Volgens Massad is hier sprake van seksueel kolonialisme doordat Arabieren deze noties zo goed als geheel hebben over genomen. Het gevolg daarvan is, althans volgens Massad, dat het stimuleren van rechten van homo’s ertoe heeft geleid dat voorheen getolereerde seksuele levensstijlen nu worden verbonden met imperialisme, decadentie en verloedering. Dat lijkt tegenstrijdig met zijn idee dat Arabieren die nieuwe noties over homoseksualiteit juist vrijwillig hebben overgenomen. In een bespreking van Massads werk, toont Michiel Leezenberg zich hier heel kritisch over:
Toch is Massads analyse in laatste instantie te eenzijdig: hij stelt namelijk Arabieren teveel voor als de passieve partner in het contact met westerlingen, en reproduceert daarmee zelf de oriëntalistische mythe dat de niet-westerse wereld na eeuwen van culturele sluimer en stagnatie werd gewekt door het Westen. De mythe dat de geschiedenis van de moderniserende Arabische wereld slechts bestaat uit een reeks reacties op westerse ideeën en ontwikkelingen gaat echter voorbij aan de interne dynamiek van die Arabische wereld. Centraal daarin staat de vorming van moderne natiestaten, die hun bevolking omvormden tot moderne burgers met een eenduidig gedefinieerde en strikt gereguleerde nationale, religieuze, en seksuele identiteit. Dit kwam pas na WO II goed op gang: in Marokko bestond tot in de jaren zestig een verregaande tolerantie van homoseksuele contacten. Reve en de Beat Generation konden daarover meepraten.
Hassnae laat niet alleen de verdeeldheid onder mensen in het Midden-Oosten over homoseksualiteit zien en hoe homoseksualiteit onderdeel is van de samenlevingen en toch weer niet, maar ook hoe Arabieren zelf bijdragen aan het courant worden van een moderne constructie van homoseksualiteit. Juist doordat religieuze voorlieden zich voortdurend daar tegen keren krijgt een dergelijke constructie een vanzelfsprekendheid en raakt het nauw verbonden met gesloten noties van nationale en religieuze identiteit.
Stereotypen
In haar boek stelt Hassnae het volgende:
Arabier en en moslims leer je kennen door plaats te nemen op hun bank en aan hun keukentafel. Niet via boeken of artikelen die de regio en de mensen als een monolithisch blok beschrijven en die je in je comfortabele oordelen bevestigen. De realiteit is altijd gelaagder en complexer . Ook de Arabische.
We kunnen zonder meer stellen dat Hassnae, mede ook door een mooie, scherpe en af en toe ontroerende schrijfstijl, erin slaagt om die complexiteit en gelaagdheid te laten zien. Juist doordat ze focust op het alledaagse en op haar eigen ervaringen. Toch wist Volkskrant journalist Muller in een bespreking het volgende te melden over het idee dat mensen doen wat ze zelf willen:
Zou het? Vrijwel haar hele boek wijst onbedoeld anders uit.
Hoe vrijgevochten en zelfstandig je ook denkt te zijn, de traditie is onbarmhartig. Ook voor de vrijgevochten schrijfster. Dat blijkt uit het roerende verhaal over de dood en begrafenis van haar vader. Als hij op zijn verzoek in Marokko wordt begraven, mag zij er niet bij zijn. Ze is immers vrouw. Bouazza is eerst radeloos en dan woedend. Al snel merkt ze echter dat de meeste vrouwen haar verontwaardiging niet delen en die traditie als iets vanzelfsprekends zien. ‘Ik projecteerde mijn eigen ongenoegen op alle moslimvrouwen.’ Misschien geldt die projectie wel de hele Arabische wereld.
Nu zou je kunnen stellen ‘dan heb je het dus gewoon niet begrepen’. En dat denk ik ook, maar ik vrees dat dat onbegrip vele mensen geldt. Achter dit onbegrip zit een oriëntalistische oppositie tussen vrijheid en traditie. Wij, in het Westen, hebben onze tradities achter ons gelaten en daar tegenover staat het Midden-Oosten dat nog steeds tradities heeft en waar mensen dus onvrij zijn. Opnieuw een schijnstelling die we ook vaak tegenkomen als het gaat om religie. Er zit echter een wereld aan nuances tussen absolute vrijheid (die niet bestaat) en absolute dwang. Mensen kunnen zich conformeren, proberen tradities zich eigen te maken, enzovoorts. En omdat ze dat doen onder wisselende omstandigheden is het resultaat overal anders. Daarbij is het goed mogelijk om vrij te zijn door je te onderwerpen aan wat je ziet als traditie. Vergelijk het met een topsporter die zich zich jarenlang in het zweet werkt met rigide trainingsschema’s met maar één doel: goud. Hij of zij kiest er zelf voor omdat het doel telt en als het lukt is de zelfverwezenlijking compleet.
Maar hier zit een nog wat ander dilemma dat niet alleen typisch is voor het soort boeken als Arabieren Kijken, maar ook voor onderzoekers die zich met islam en het Midden-Oosten bezighouden. In het artikel The Humanity Game: Art, Islam, and the War on Terror, stelt antropologe Jessica Winegar dat bepaalde culturele evenementen, die bedoeld zijn om stereotypen over islam en het Midden-Oosten te ontkrachten, uiteindelijk helemaal niet zo ver verwijderd zijn van de retoriek en negatieve stereotypen van de clash of civilizations. Dat geldt ook voor Hassnae’s boek. Uiteindelijk zijn de thema’s die ze behandelt precies die thema’s die in het publieke debat teren op het dramatisch uitvergroten van kleine verschillen en gebeurtenissen. Dat betekent dat, onbedoeld, juist die thema’s nog eens stollen tot zogenaamde belangrijke kenmerken van ‘het’ Midden-Oosten en ‘de’ Arabieren. Tevens laat ook Hassnae’s boek een specifiek beeld van de menselijkheid zien: moslims zijn gewone mensen die van vrijheid houden, die te maken hebben met tradities en religie en zich er tegelijkertijd wel en niet aan houden, maar er zijn ook ‘zeloten’. Alsof de laatste categorie op de een of andere manier uitgesloten is van ons idee van (mede-)menselijkheid. Ze laat wel, terecht, de intolerante oppositie van salafisten tegen kunst en literatuur zien, maar heeft weinig oog voor de kunstvormen van salafisten zelf. Natuurlijk, velen zullen dat geen kunst noemen, maar dat laat vooral zien dat de definitie van kunst deels bepaald wordt door politieke oordelen. Wat haar voorkeur heeft, moge duidelijk zijn. En ook dat van vele lezers volgens wie de ogen geopend zijn en volgens wie eindelijk iemand een genuanceerd beeld laat zien van het Midden-Oosten.
De vraag is dan opnieuw, en tot haar verdienste stelt Hassnae die vraag ook voortdurend, projecteren we hier niet onze eigen voorkeuren voor een gewenste wereld op het Midden-Oosten en op dit boek? En laten we ons niet teveel leiden door onze eigen voorkeuren van mede-medemenselijkheid? Ik schrijf met nadruk ‘we’ omdat dit net zo goed geldt voor wetenschappers die in meer toegankelijk en in wetenschappelijk werk zich bezighouden met het ‘ontkrachten’ van stereotypen. Bereiken we eigenlijk wel ons doel? En meer nog, doen we het eigenlijk wel ooit goed? Nee dus, maar het is wel goed om kritisch daarover te reflecteren en de dilemma’s te laten zien. Hier zit dan wel weer de waarde van het persoonlijke verhaal van Hassnae; ze laat namelijk helder zien waar ze staat. Het mooie van Hassnae’s boek is dan ook dat het prikkelt tot nadenken juist door de afwisseling van persoonlijke verhalen en haar inkijkjes in media, seksualiteit, kunst en cultuur.
Geschreven in het kader van de Blogtour Arabieren kijken. Gisteren bij Boekenbijlage. Morgen bij Carolien Geurtsen.
Erg helder geschreven met enkele bruikbare leestips voor verdere bestudering van dit intrigerende onderwerp. Dank daarvoor.
Twee beweringen in dit artikel zijn slordig, erg slordig.
Oriëntalisme en oriëntalistiek hebben niets met elkaar te maken. En indien al, dan op een heel ingewikkelde manier.
Verder is het mij volledig ontgaan dat “wij” in het westen “onze tradities achter ons gelaten” zouden hebben.
Ha die Gert!
1) Daar verschillen we van mening denk ik. Alle geesteswetenschappen hebben met orientalisme te maken; en inderdaad op een ingewikkelde manier.
2) Wat betreft de tradities: zo is mijn opmerking ook bedoeld. Natuurlijk hebben wij tradities, alleen als je de discussies leest over over religie en MO zou je bijna(!) denken van niet.
Leuk dat je het leest, bedankt!
Haha, gelukkig is racisme in Nederland niet taboe
1. Ook de Finoegristiek en de Sumerologie zijn geesteswetenschappen. Niet waarschijnlijk dat de beoefenaren daarvan last hebben van Oriëntalisme. Of je moet het zo definiëren dat iedereen er last van heeft (gehad) net zoals iedereen ooit gedacht heeft dat de wereld plat was.
Verder lijkt het me een universeel verschijnsel, dat volkeren generaliserende meningen over elkaar hebben. Zo kan ik wel wat voorbeelden noemen van Occidentalisme bij Arabieren die ik ontmoet heb. Volgens mij is Saïds boek gewoon heel veel lucht met een geurtje beschuldigingsbehoefte. Iets wat je veel aantreft bij Arabieren van zijn generatie. En gespeend van elke vorm van humor of relativering.
2. Dit antwoord begrijp ik niet.
Groet,
Gert