Politiek & Herinnering: De schaduw van de Dodenherdenking
Het is bijna Dodenherdenking. Dat levert zoals altijd weer de nodige opinies op over hoe en wie we zouden moeten herdenken. Ook dit jaar weer. Dat laat zien hoe levendig is, maar de monopolisering van de herdenkingen levert ook problemen op hoewel herdenken waarschijnlijk nooit helemaal zonder politiek kan.
Herdenkingsrelativisme
In 2011 schreef Nausicaa Marbe:
Nee tegen het herdenkingsrelativisme – Archief – VK
Het was ze gelukt de Tweede Wereldoorlog eruit te poetsen. ‘Op 4 mei herdenken we de slachtoffers van oorlogsgeweld’, heette het. Welke oorlog, welke slachtoffers precies? Is het ons werkelijk om het even? Laten we het toe dat van de herdenking een stamppot wordt gemaakt, gesaust met de hoop dat iedereen zich in alles herkent?
In 2012:
‘Herdenken: Anything goes, als het woord ‘oorlog’ maar valt’ – Nausicaa Marbe – VK
Al een tijd promoot het comité herdenkingsrelativisme, vanuit de bedoeling álle Nederlanders die sinds de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog door toedoen van militaire operaties stierven tegelijkertijd te herdenken. Een slecht idee. Elke oorlog heeft een uniek karakter, dat ook de rouw tekent. In een bulkherdenking verdwijnt het specifieke dat de nabestaanden recht doet. Wie algemeen herdenkt, nivelleert alle herinneringen. Hét recept voor afstomping.
Treurig ook dat de Tweede Wereldoorlog verdwenen is uit de reclamespotjes van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. De gebeurtenis die nog steeds een ijkpunt vormt voor het denken over goed en kwaad in Europa, die de politieke en culturele ontwikkeling van ons continent tot vandaag beïnvloedt, wordt in de spotjes – toch de etalage van het comité – niet genoemd.
En, het heeft blijkbaar niet veel geholpen, dit jaar schreef ze:
Telegraaf – Angst voor herdenken van de Holocaust
Er moet een einde komen aan hun relativistische, oppervlakkige herdenkingscultuur. Een cultuur die het historisch perspectief waarin slachtoffers vallen niet eert en pijnlijke feiten omzeilt in plaats van onderwerp van debat maakt.
Hoe is het te verklaren dat het woord ’Joden’ vrijwel verdween uit de publiciteit en de introductieteksten op de site van het Comité? In de daar gepresenteerde visie was WO II een gebeurtenis die miljoenen het leven kostte, ’onder hen Joden, Sinti, Roma en andere groepen’.
Onder hen? Alsof er bij een willekeurige razzia toevallig ook Joden uit een woning geplukt zijn. Alsof de Endlösung, zoals door Hitler beraamd en uitgevoerd, voor alle burgers gold, ’onder hen’ ook Joden. Het lijkt erop dat het Comité 4 en 5 mei in zijn herdenkingsintroductie de Jodenvervolging minder gewicht wil geven. Alsof het ontkent dat de ideologie achter de Holocaust, het beleid en de uitvoering ervan historisch uitzonderlijk waren en tot vandaag wereldwijd gevolgen hebben. Alsof het bang is dat dit besef afleidt van andere genocides. Dit grenst aan geschiedvervalsing. Wat voor propaganda wordt hier gevoerd?
Dubieus en ontoelaatbaar. Temeer omdat het Comité in zijn jaarthema de nadruk legt op ’diversiteit van oorlogsslachtoffers’. Nog meer afleiding van de Holocaust?
Marbe staat niet alleen. In Elsevier schreef Rik Kuethe een soortgelijk pleidooi en eerder pleitten ook al Joodse organisaties, de Raad van Kerken en het contactorgaan Moslim en Overheid ervoor om 4 mei alleen nog maar te reserveren voor slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Als we dan even kijken op de site van het 4en5mei comité dan lezen we in het memorandum:
Nationaal Comité 4 en 5 mei – Wie herdenken we?
Tijdens de Nationale Herdenking herdenken wij allen – burgers en militairen- die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, en daarna in oorlogssituaties en bij vredesoperaties.”
De Tweede Wereldoorlog wordt dus wel degelijk genoemd (hoewel niet exclusief) en de term ‘vermoord’ is in 2010 toegevoegd om tegemoet te komen aan de wens van de Joodse gemeenschap om het “unieke karakter van de Sjoa expliciet te benoemen.” Dat is wat mager overigens, maar het lijkt me dat de poging tot systematische uitroeiing van het Joodse volk toch niet helemaal uit het collectieve geheugen is verdwenen en uit dat van het 4 en 5 mei comité evenmin. Het beeld is toch erg sterk van een hulpeloze, onderdrukte slachtoffers die massaal werden afgeslacht. En men werd natuurlijk ook massaal afgeslacht.
[http://www.youtube.com/watch?v=3wu5PAtj5Ds]
Wie herdenken we niet?
Herdenken en herinneren zijn gevoelige zaken. Zo wilde men in Schaijk, gemeente Landerd (NBr), een gedenksteen onthullen ter nagedachtenis aan een Duitse piloot. Na protest van Federatief Joods Nederland gaat dat niet door. Dat de Duitsers niet herdacht worden is wellicht nog begrijpelijk. Wat mij opvalt in het memorandum over de herdenking is dat verkrachting niet apart genoemd wordt. In iedere oorlog is verkrachting zowel een wapen als een exces. Japanse troepen hebben zich er massaal schuldig aan gemaakt (Nanking) en de Duitsers vrijwel overal in de door hun bezette gebieden. Nu wordt dat nog wel eens genoemd, maar wat te denken voor de golf aan seksueel geweld (inclusief verkrachting) door de Russische troepen in Oost-Europa, de Fransen (inclusief de Marokkaans-Franse soldaten) in Italië en de Engelse en Amerikaanse troepen in Frankrijk. Er zouden door de Amerikanen naar schatting 14.000 gevallen van verkrachting gepleegd zijn in Frankrijk, Duitsland en Engeland, waarvan 3.500 in Frankrijk. Zeker gaat het om 400 seksuele misdaden zoals blijkt uit de dossiers van de Amerikanen. Die soldaten werden overigens wel gestraft (soms), maar daarbij kregen zwarte soldaten zwaardere straffen dan de witte. En dat zijn de gevallen in Frankrijk, het lijkt me onwaarschijnlijk dat de Amerikaanse soldaten ineens stopten met seksueel geweld toen ze de Belgische en Nederlandse grens overgingen dus misschien is het de moeite waard om hier eens onderzoek naar te doen? Dat zou het verhaal van de ‘bevrijdingskinderen‘ van vrouwen die ‘verliefd’ waren ook nog wel eens in een ander daglicht kunnen zetten.
Een ander geval betreft niet alleen wie ‘we’ niet herdenken als wel waar de herdenking niet mee geassocieerd mag worden. Bijvoorbeeld het lot van de Palestijnen. Zie de aankondiging van een bijeenkomst in de Hilversumse Al Amal moskee:
[youtube:http://www.youtube.com/watch?v=_UXtUl92FE4]De joodse bezetting van Palestina is een van de meest laffe en moordlustige holocausten op aarde. Honderdduizenden doden, miljoenen vluchtelingen en een apartheidsbeleid voor de resterende bewoners.
Op 4 mei herdenken wij de slachtoffers. Wees erbij! Opdat we niet vergeten…..!
en:
4 MEI DODENHERDENKING.
Zij die door oorlog, bezetting en etnische zuivering zijn omgekomen, verdienen een plek in onze herinnering.
Dat leidde tot de nodige commotie:
[youtube:http://www.youtube.com/watch?v=lptL9XvhX2M]Opvallend, zowel in de aankondiging als in het telegraaf item is het gebruik van ‘wij’ en ‘zij’. Zowel Marbe’s kritiek op het 4 en 5 mei comité als het verwijt naar Platform Bewust Moslim, die de bijeenkomst in Hilversum zou organiseren, is dat zij de geschiedenis geweld aandoen. In eerste geval zou het unieke karakter van de Jodenvervolging naar de achtergrond verdwijnen en in het tweede geval zou het een affront zijn tegen datzelfde unieke karakter door juist op op 4 mei de etnische zuivering van de Palestijnen te herdenken en dan ook nog met de toe-eigening van de term holocaust. Nu kunnen we inderdaad stellen dat het historisch gezien bepaald niet accuraat is om de etnische zuivering van de Palestijnen te vergelijken met de Sjoa.
Niettemin is er natuurlijk wel een link tussen beiden. Na de verschrikkingen van de Sjoa kregen de Joden een eigen land en de zionisten versloegen hun vijanden en creeerden zo een staat die het thuisland van de Joden kon zijn waar ze beschermd zouden zijn tegen vervolgingen. Dat ging echter wel ten koste van de Palestijnen. Het Palestijnse mandaatgebied was geen leeg land zonder een volk voor een volk zonder land, maar een gebied waar Joden en Arabieren al eeuwen woonden.
[youtube:http://www.youtube.com/watch?&v=V-Qo3zfjwts]
De Palestijnen werden verdreven en hun land werd bezet. De Palestijnse herinnering aan de etnische zuivering (Nakba – De Catastrophe) is dan ook een zeer levende herinnering ook al, of mede doordat, Israël de herdenking ervan actief tegenwerkt.
[youtube:http://www.youtube.com/watch?&v=0sXbWvAnm2w]
Het gaat er daarbij ook om, en dat vinden we ook terug in de aankondiging van Bewust Moslim, dat in de ogen van veel Palestijnen, de herinnering aan de Sjoa gebruikt werd en wordt om de stichting van de staat Israël en de voortdurende bezetting van Palestina te legitimeren. Een bezetting die zodanig werkt dat sommigen over Israël spreken als een apartheid staat. Ook onder Israëliërs is kritiek hoe de Sjoa gebruikt wordt om volgzame burgers te creeëren en een militaristische houding in hen te voeden en waarbij de staat en politici een racistische en intolerante houding hebben ten opzichte van de Palestijnen.
In deze laatste gebeurtenis zit eigenlijk nog wat anders. Het gaat er niet alleen wie herdacht wordt en wie er wel of niet geassocieerd mogen worden met de herdenking, maar ook wie dat bepaalt. Uiteindelijk gaat de conferentie over de schaduwholocaust wel gewoon door en kon de overheid het ook niet verbieden, maar men heeft toch genoeg druk uitgeoefend om de moskee te doen beslissen dat de bijeenkomst daar in ieder geval niet doorgaat. Het CIDI roept instanties op geen podium te bieden voor dit ‘krenkend symposium‘, maar anderen pleiten er juist voor dat de vrijheid van meningsuiting ook voor ‘abjecte figuren en meningen‘ geldt. Een ander wijst er juist op dat de herdenking heel selectief de slachtoffers die gemaakt zijn door Nederlanders negeert en dat de commotie over Hilversum ook binnen dat licht bezien moet worden.
Wellicht speelt in de commotie over Hilversum ook mee dat het om moslims gaat. In ieder geval ligt de invloed van religie op de herdenking ook gevoelig. De Dodenherdenking vindt dit jaar plaats op 4 mei, maar omdat dat een zondag is willen sommige orthodoxe christenen dat niet vanwege de zondagrust. Zij herdenken daarom op 3 mei hetgeen ook op de nodige kritiek kan rekenen:
Sommige gemeenten in Nederland verplaatsen de Dodenherdenking naar 3 mei, wanneer deze op een zondag valt.
Dit gebeurt zonder steekhoudende argumenten daarvoor. En al helemaal niet in dialoog met de belanghebbenden en plaatselijke bevolking.
Het rekening houden met (ik schat) christelijke gevoeligheden is voor sommige mensen een probleem in ieder geval in relatie tot de datum van de Dodenherdenking. Waar voor de één de zondagsrust heilig is, is voor de ander die datum heilig geworden.
Herdenken: Herinneringen & Nationalisme
En uiteindelijk gaat het hier om. Het doel van herdenken en herinneren in moderne natie-staten heeft weinig te maken met historische accuratesse en nog veel minder met het verbeelden van alle morele en politieke verwikkelingen. In tegendeel, de definitie van de geschiedenis is juist onderdeel van de hele strijd om een sterke ‘wij’ categorie te scheppen. Het gaat om het scheppen van solidariteit, verbondenheid en om te definiëren wie bij ‘we’ hoort en wie bij ‘zij’. De geschiedenis wordt daarbij politiek ingezet om hedendaags beleid te verdedigen. Het gaat bij herdenken en herinneren immers niet alleen om terugkijken naar het verleden, maar ook om rechtvaardigheid, wraak en macht lang nadat de kanonnen zwegen. De symbolen van de herdenking raken dan ook vermengd met ideeën over nationale identiteit, grenzen tussen groepen en insluiting en uitsluiting.
Wat er dan ook nagenoeg bij iedere herdenking gebeurt is een poging om mensen in te sluiten en uit te sluiten van herdenkingen en pogingen door sommige groepen om de definitie en uitvoering van de herdenking te monopoliseren. Je kunt je afvragen of dergelijke geïnstitutionaliseerde herdenkingen wel tegemoet komen aan de huidige jonge en toekomstige generaties om een gevoel van verbondenheid en identiteit te scheppen die rekening houdt met hun werkelijkheden, hoop en angsten voor de toekomst. Dat heeft het 4 en 5 mei comité goed begrepen, maar hun beslissingen stuiten dus overduidelijk op verzet en grenzen.
De vermenging van politiek en herinnering heeft ook een risico in zich. Want waar herdenken enerzijds bedoeld is om ergens mee in het reine komen, is het ook bedoeld om de herinneringen levend te houden: een wereld van vernietiging, geweld, haat en angst. Dat zien we vooral terug in het Hilversumse geval. De commentaren op tal van internetsites over moslims waren weer eens niet mals en de islamofobe PVV (die vooral als supporter van Israël optreedt, maar veel minder van Joden) stelde dan ook gelijk kamervragen. Dat de bijeenkomst in Al Amal niet doorgaat (althans niet in die moskee dus), is precies het argument maken dat veel mensen toch al hebben: dat de Sjoa gebruikt wordt om de Palestijnen met hun gerechtvaardigde grieven monddood te maken. Dat het Platform Bewust Moslim de herdenking (en dan wordt dus de nationale herdenking bedoeld) ‘tart’ en dat men ‘provoceert‘ zorgt er daarbij ook voor dat die grieven van de Palestijnen niet meer gehoord worden, maar dat het alleen gaat om ‘moslims die weer eens iets slechts zouden doen’; iets waar de organisatie ook wel mede debet aan is door een term als ‘schaduwholocaust’ te gebruiken en de herdenking op 4 mei te houden. Dit laatste is ook waarom Noureddine Steenvoorden op Wijblijvenhier pleit voor terughoudendheid mede omdat de relatie tussen moslims en joden hiervoor nog te fragiel zou zijn.
Vrijheid voor alternatieve verhalen
Hoewel herdenken waarschijnlijk nooit helemaal zonder politiek kan (sterker nog, misschien krijgt het zijn waarde wel mede door de politieke conflicten aangezien die iedereen weer eens laten bezinnen waar het nu eigenlijk over gaat), kun je je toch wel afvragen waarom het niet helemaal vrij gelaten kan worden. Er zijn nu eenmaal meerdere vormen van herdenken. En waarom zou je zelf niet speciaal de vrouwen die in de Tweede Wereldoorlog verkracht zijn willen herdenken? Of de slachtoffers van de Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië? Of de gesneuvelde Syriëgangers? Of andere slachtoffers van de oorlog in Syrië? Een bijzondere sympathieke vind ik bijvoorbeeld de verhalen van verzet en andere dimensies die van de Joodse slachtoffers eigenlijk meer mensen maken dan het wat eendimensionale beeld van een hulpeloze, naamloze massa. Ook dat zou je kunnen zien als een vorm van herdenken; één die tegen het heersende beeld ingaat. Ook het herdenken van oorlogsslachtoffers na de Tweede Wereldoorlog slaat wel degelijk terug op de Tweede Wereldoorlog; was het motto immers niet ‘Dit nooit meer‘? De latere genocides en bezettingen (onder andere de bezetting van Palestina) zijn ook te zien als levende herinneringen aan (het falen van) de boodschap Dit nooit meer. Er is niet één verhaal van de Tweede Wereldoorlog; er zijn er talloze. En die zouden best meer naar de voorgrond mogen komen om ervoor te zorgen dat de monopolisering van de Dodenherdenking niet leidt tot het verstommen van alternatieve verhalen die een meer diverse, en soms kritische en opstandige versie van collectieve herinneringen laten horen.
Wildeman, Martijn, echt? 😉
Goed om stil te staan bij herdenken en herinneren. In het Amsterdams 4 5 mei comité proberen we mee te nemen dat herdenken en herinneren vele bronnen en vele vormen heeft. De discussie over provocaties, vervolging en ijkpunten u i t e r a a r d ook.
Zelf heb ik het fascinerend gevonden dat in 1970 “op buitengewoon hardhandige wijze” homo’s met hun krans uit de nationale kranslegging op de Dam werden gedonderd door mariniers omdat ze “het niet moesten wagen over de ruggen van oorlogslachtoffers en verzetsstrijders hun nagedachtenis te besmeuren”, aldus de politiecommissaris van Amsterdam.
http://youtu.be/HJFvxmNUbzw?t=12s
Nog geen twintig jaar later, in 1987, had Amsterdam het eerste openbare Homomonument ter herinnering aan iedereen die in de oorlog vanwege homoseksuele betrokkenheid was vervolgd of omgebracht.
In de jaren negentig is het Homomonument bovendien gaan functioneren als een herdenkings- en herinneringsmonument voor iedereen die wanneer of waar ook ter wereld wordt vervolgd of omgebracht op grond van homoseksuele betrokkenheid en schending van seksueel burgerschap. Er zijn goede redenen voor, ik noem er twee:
– nog voor de systematische homovervolging in bezet Nederland goed en wel op gang kon komen (zoals sinds 1933 al volop in Duitsland), was de bezetter hier in 1945 verslagen. Ook al waren seks en gender al meteen in juni 1940 hier in Nederland een vervolgingsgrond geworden in het door de bezetter meegebrachte wetboek van strafrecht, aan systematische homovervolging zijn ze hier niet meer toegekomen mede omdat ze de handen vol hadden aan het uitroeien van onze joodse Nederlanders . Homovervolging was er wel degelijk (de vooroorlogse homocultuur werd meteen een maand na de inval op slag de nek omgedraaid, archieven vernietigd, bibliotheken in beslag genomen, homovereniging van hogerhand verboden, (((wel enigszins maar toch niet heel anders dan het recente, uiterst aanvechtbare verbod van een pedovereniging))) — maar de homovervolging is om logistieke redenen beperkt gebleven in vergelijking met de jodenvervolging. Wie echter beweert dat er geen vervolging van homo’s in Nederland heeft plaatsgevonden, is even revisionistisch en negationistisch bezig als de specialisten die suggereren dat er eigenlijk geen Auschwitz heeft bestaan (Leuchter, Zünde, Faurisson, Irving, Garaudy). Het Homomonument herinnert ons er aan dat er in Nederland tijdens de bezetting ook zonder homo-Holocaust wel degelijk homovervolging, -verzet en -onderduik heeft gespeeld. Niemand, homo of niet, trekt Auschwitz in twijfel, maar het is geen ijkpunt – het verkeerde ijkpunt – voor de situatie van homo’s in bezet Nederland. Het Homomonument roept op tot bezinning en herdenking hoe het wel zat.
– Een andere goede reden voor een ruimere interpretatie van het Homomonument is de oproep tot herinnering en herdenking hoe het nu vandaag de dag zit met homoseksualiteit (identiteits-, relatie-, handelingsvrijheid) als vervolgingsgrond. Voor mezelf beschouw ik het Homomonument als een appèl in graniet tegen import en uitoefening van gewelddadige homofobie, van welke kant die ook komt: overheid, religie, stem des volks, noem maar op. Het Homomonument waarschuwt tegen schending van seksueel burgerschap. Die schending tijdens de Tweede Wereldoorlog is voor homo’s waarachtig geen breuk met het verleden en de naoorlogse jaren geweest maar betekende wel degelijk een verslechtering van hun seksuele burgerschap. De import van agressieve homofobie is nog steeds een vitaal gegeven, ook in Nederland, geen misverstand! Het Homomonument helpt wellicht de weerstand tegen homo-acceptatie te verminderen, wellicht zoals het om de hoek gelegen Anne Frankhuis de weerstand tegen acceptatie van joden hoopt te verminderen of weg te nemen.
Tenslotte: ook al is het Homomonument een herinnerings- en herdenkingsplek die ook op 4 en 5 mei volop functioneert, officieel is het nog altijd geen officieel ‘oorlogsmonument’. Tot die status heeft het Homomonument het tot dusver niet geschopt. Ik weet niet waarom: hoeft dan misschien nooit een lid van het Koninklijk Huis acte de présence te geven? Hoeft het Rijk niet mee te betalen aan het onderhoud? Een levend spek- en bonen-monument? Niet ieder herdenkingsmonument, hoe levend ook, is zomaar een officieel erkend oorlogsmonument. Daar komt meer bij kijken.