Islamofobie & Microagressie – Komt een moslimvrouw bij…
Stelt u zich even voor. U bent moslim. En u belandt in de volgende situaties.
Scene 1
U heeft net een nieuwe baan. U verschijnt op uw werk en één van de eerste dingen die een nieuwe collega zegt is:
a) Welkom bij ons!
b) Hallo, ik ben….
c) En wie ben jij?
Scene 2
U zit op het terras ‘minding your own business’ samen met een vriendin thee te drinken en te kletsen. Stapt er een oude mevrouw op u af en zegt met lieve stem:
Zegt ze:
a) Zou ik jullie wat loten mogen verkopen?
b) Koekje erbij?
c) Is de thee lekker?
Scene 3
U gaat zitten voor een goed gesprek en krijgt de volgende vragen:
1) Hoe belangrijk is de islam voor jou?
2) Hoe uit zich dat in jouw leven?
3) Hoe sta je tegenover anderen (met andere woorden, niet-moslims?)
4) Hoe ga je om met kritiek op de islam?
5) Heb je wel eens conflicten gehad met betrekking tot jouw hoofddoek
6) Beschouw je jezelf als conservatief of progressief?
Wat voor gesprek is dit denkt u?
a) Nee hè, niet weer een antropoloog die gaat zeuren over mijn geloof.
b) Een goed gesprek met uw docent naar aanleiding van wat ‘radicale’ uitingen.
c) De gemiddelde talkshow over moslims met één moslim aan tafel.
De antwoorden zijn verzonnen en allemaal fout. De situaties zijn niet verzonnen, maar door anderen aan mij door gegeven. De correcte antwoorden zijn:
Antwoord 1
Het antwoord moet zijn: ‘Wat vind je van ISIS?’
Antwoord 2
Het antwoord: ‘Hallo, jullie hebben toch geen bom bij jullie hè.’ En vlak daar achter aan: ‘Grapje hoor, grapje’.
Antwoord 3
Wat betreft a. Mijn welgemeende excuses voor al die vragen, maar ja het is mijn vak he (hoewel ik ze niet zo zou stellen). Alleen nee in dit geval klopt het niet. Is het antwoord b. dan? Dat had zomaar gekund, maar nee is het ook niet. Het is antwoord c. En nee het is geen talkshow, hoewel ook dat best zou kunnen. Het is een sollicitatiegesprek. Voor de functie van arts.
Wat is dit nou
Je kunt je afvragen hoe mensen erbij komen dat ze denken dat het ok is om dit soort vragen te stellen in dit soort situaties. Het doet me denken aan iets wat de islamitische bevrijdingstheoloog Farid Esack uit Zuid-Afrika zei in een overigens volledig andere context:
[Het] verbaasde mij zeer om te zien hoe een witte persoon de hele dag het gesprek controleerde. Dit is niet goed. Het is een overblijfsel dat oude machtsdynamieken weerspiegelt: witte mensen die moslims vragen stellen, witte mensen die moslims proberen te begrijpen en de verschillen tussen moslims uitzoeken. Het was hoe witte mensen moslims toelaten om zich uit te drukken. Dit kan vandaag niet meer aanvaard worden. Zoals het ook niet oké is als een man voor meerdere uren bij een groep van zes of zeven vrouwen vragen stelt over hun strijd als vrouwen, terwijl je geen idee hebt van wat die man op dat moment zelf denkt.
In dit geval kun je wel nagaan wat iemand denkt: a) dat het ok is om in dergelijke situaties deze nogal inpertinente en voor het doel van het gesprek in principe irrelevante vragen te stellen; b) ik ben in de positie om dit te doen en de ander is in de positie om te antwoorden. c) de ander is onduidelijk maar wel islamitisch. Het is natuurlijk goed mogelijk dat deze denkpatronen in een andere volgorde komen of dat er nog meer zaken een rol spelen.
Micro-aggressie
Waar hebben we hier mee te maken? Volgens mij met een vorm van racistische aggressie. Nu ligt het voor de hand om te stellen: ‘ja, maar dat is zo niet bedoeld.’ of ‘joh, ga je druk maken om belangrijkere zaken.’ Het type argumenten dat we ook zien bij de zwarte piet discussie (zie voor een interessant stuk van Gloria Wekker over die discussie HIER). Maar dat is natuurlijk precies waar het om gaat. Racisme manifesteert zich lang niet altijd in heel grove haatslogans, fysieke aanvallen en meer van dat soort grote zaken. Het gaat even zo vaak om vragen, opmerkingen, ‘grapjes’ en beledigende statements op de werkvloer zoals onder meer Siebers en Dennissen laten zien. Zij laten goed zien hoe specifieke termen, vormen van spreken over migranten, moslims en zwarte mensen en hoe bepaalde labels vanuit het publieke debat doordringen op de werkvloer.
Het zijn deze kleine dingen die we microaggressie kunnen noemen (hoewel ik niet echt gelukkig ben met die term, want voor wie is het ‘micro’ eigenlijk?). Hier een definitie die vaak gebruik wordt en wel verhelderend is:
Racial microaggressions are brief and commonplace daily verbal, behavioral, or environmental indignities, whether intentional or unintentional, that communicate hostile, derogatory, or negative racial slights and insults towards people of color. Those who inflict racial microaggressions are often unaware that they have done anything to harm another person.
Source: Sue, D.W., Capodilupo, C., Torino, G, Bucceri, J., Holder, A., Nadal, K., & Equin, M. (2007). Racial Microaggressions in Everyday Life: Implications for Clinical Practice. The American Psychologist , 62 (4) 271-286. (maar zie ook HIER).
Microaggressie wordt vaak besproken in termen van racisme tegen zwarte mensen, maar kan eigenlijk gericht zijn tegen alle aspecten van iemands identiteit: seksualiteit, gender, etniciteit, religie, nationaliteit, enzovoorts. Microaggressie sluit een persoon meteen op in de sociale categorie waarin hij of zij wordt ingedeeld: moslim, Marokkaan, zwart, enzovoorts. Tegelijkertijd wordt de persoon daarmee op drie manieren gereduceerd tot een eendimensionale karikatuur. Ten eerste is een persoon immers niet alleen moslim, maar bijvoorbeeld ook nog arts in spé maar dat laatste zien we dan niet. Ten tweede gaat het bij het label moslim ook niet om de brede range aan invullingen die mensen aan het geloof kunnen geven maar om slechts enkele aspecten die er volgens de ander uitspringen: de hoofddoek, omgang met anderen en, tegenwoordig, ISIS. En ten derde worden deze aspecten zo ingevuld dat de moslim in kwestie zich moet verdedigen, maar dat eigenlijk niet kan omdat hij of zij erdoor overvallen is.
Marginalisering
Erop wijzen dat het ‘maar een grapje is’ zorgt ervoor dat enige discussie hierover onmogelijk is: ‘stel je niet zo aan, het is maar een grapje.’ of (recent gehoord in de trein) ‘ze begrijpen onze humor natuurlijk niet, dat laat zien hoe slecht ze geïntegreerd zijn’.
Deze microaggressies verklaren volgens mij ook deels waarom veel mensen het islamdebat dat zich vooral in de media lijkt af te spelen als een inbreuk op hun persoonlijke leven ervaren. Het lijkt zich immers alleen in de media af te spelen: dat is het deel dat we allemaal kunnen zien. We zijn er niet bij als er dingen in de klas of op de werkvloer gebeuren of op andere plekken waar het debat naar toe sijpelt. Men kan zich daardoor niet echt aan het debat onttrekken ook al zou men dat wel willen. En als men dan reageert dan moet dat natuurlijk op vreedzame, constructieve wijze en met dialoog. Op deze wijze waarbij outsiders niet alleen de symbolische klappen uitdelen maar ook bepalen óf en hoe de ander mag reageren, worden minderheden in een marginale positie gehouden.
Een noot voor onderzoekers en journalisten
Een groot deel van deze vragen (zeker in het sollicitatiegesprek) worden ook gesteld door onderzoekers. Ook door mij al zou ik ze op een andere manier stellen. Natuurlijk zijn de vragen dan niet irrelevant of ongepast. Vinden wij. Maar het kan dus goed zijn dat onze gesprekspartners haast dagelijks dezelfde vragen krijgen in een context die zij wel ongepast en irrelevant vinden. Het is dus maar de vraag of onze zogenaamd onschuldige vragen wel zo onschuldig landen. En ook of ze wel echt zo onschuldig zijn, want zijn onze vragen vaak niet een verlengstuk van het verlangen uit de samenleving die zogenaamd ‘de Ander’ willen begrijpen? En passen onze onderzoeken en publicaties daarmee niet in de trend waarin (vrij naar Esack) het witte publiek een groot probleem heeft met de samenleving? En versterkt ons onderzoek daarmee ook niet de krampachtige pogingen van een dominant wit publiek om de controle over de samenlevingen te houden en de status quo te behouden?
Misschien is het goed om een oud sociologieboek weer eens af te stoffen: GEREMEK, Bronislaw: Het Kaïnsteken. Over de manier waarop een dominante groep in de samenleving categorieën aanlegt om minoriteiten te classificeren, definiëren en hun actieradius te bepalen.