In Nederland staat een huis – Onthechting, vrijheid en identiteit in vier delen
Afgelopen weekend waren er vier artikelen in Nederlandse kranten die op verschillende manier over Nederland gingen. Een opiniestuk van Nadia Ezzeroili en interviews met Dilan Yesilgöz, Suhayb Salam en Erdal Balci. Het zou eenvoudig zijn om te wijzen op de relevante en irrelevante verschillen tussen deze personen en hun opvattingen. Maar het is ook wel aardig om de artikelen eens naast elkaar te zetten en te kijken hoe ze ideeën over wat Nederland is of hoort te zijn, verbinden met thema’s als onthechting, vrijheid en identiteit aangezien het verhaal van deze mensen ons enkele belangrijke lessen leert.
Thuis
Het interview met Dilan Yesilgöz in Parool laat vooral zien hoe een liberaal gedachtegoed van vrije keuze en een sterke identiteit volgens haar bij elkaar horen. Yesilzöz wil niets weten van mensen die zich opstellen alsof ze een ‘gast’ zouden zijn in dit land en stelt dat slachtofferschap niet bij haar identiteit hoort.
Het interview is ook het verhaal van de barre overtocht van haar ouders en die haar en haar zus op hun vlucht mee naar Nederland hebben genomen. Het is daarbij opvallend hoezeer ze zich in het in Nederland dominante vertoog van vrijheid en keuzes heeft genesteld, hoe ze zich zelfbewust opstelt als burger en tegelijkertijd haar migratieverleden niet vergeet. Het interview is deels een discussie over wat nu ‘thuis’ is voor haar en wat voor opstelling van Yesilgöz daarbij hoort.
Ik kwam in dagblad Trouw een open brief van uw vader uit 2001 tegen, gericht aan u en uw zus Berfin. Hij schrijft: ‘Geen volk wil gehaat worden, mijn dochters, maar er zijn altijd redenen dat een volk gehaat kan worden’.
“Hij maakte zich zorgen over exact dezelfde dingen waar we nu mee te maken hebben: asielzoekers, vluchtelingen. Dat zaken weg worden gebagatelliseerd vanuit de cultuur. Ik heb van mijn ouders meegekregen dat mensenrechten niet onderhandelbaar zijn per cultuur.”
Ik had het idee dat hij zich zorgen maakte over u en uw zus. Dat u zou worden aangekeken op uw afkomst.
Het zijn de bekende zorgen van ouders die willen dat hun kinderen het beter doenn en beter hebben dan zij en zich tegelijkertijd druk maken om de obstakels die er ook zijn. Yesilgöz wil daar echter weinig van weten:
“Mijn zusje en ik zien onszelf absoluut niet als gast hier. Of als allochtoon. Dat is bij ons zó fundamenteel. Dit is mijn land en als iemand daar moeite mee heeft, is dat lullig voor diegene. Ik kan daar verder niets mee. Mijn ouders denken daar niet anders over.”
Het was de tijd van Pim Fortuyn en het multiculturele drama.
“Ik snap de vraag wel en ik probeer er een mooi antwoord op te vinden, maar dat gaat gewoon niet. Het gaat volkomen voorbij aan mijn gevoel. Ik heb wel eens een heel bozig stukje getikt over Turkse prominenten die schreven dat zij zich niet meer thuis voelden in Nederland. Hoe kun je dat nou zeggen? Je bent hier godverdomme geboren. Dit is jouw land. En vervolgens gedraag je je als gast en zeg je: ik voel me niet meer thuis. En pas op, want anders ga ik weg.”
De slachtofferrol.
“Die cultiveer je dan. Die vind je blijkbaar prettig. Maar dat slachtofferschap is bij ons zo ver te zoeken. Vooral mijn moeder is er allergisch voor. Natuurlijk kun je het slachtoffer worden van verschrikkelijke dingen, maar van haar heb ik geleerd dat het een keuze is om het tot identiteit te maken. Ik las laatst een interview met haar en dacht: ik ga ook steeds meer op haar lijken.”
Natuurlijk is er de altijd typische vraag aan nakomelingen van migranten over wie/wat ze zijn in de context van verschillende etnische identiteiten (echt, journalisten verzin eens wat minder stereotype zaken):
“Amsterdammer.”
Vindt u het ingewikkeld?
“Het is raar: als je vlucht heb je geen land meer. Ik kan niet zeggen: hier heeft mijn oma gewoond en honderd jaar geleden hadden we daar een boerderij. Maar het heeft ook veel voordelen. In onze familie verzinnen we onze eigen rituelen. Onthecht zijn geeft ook heel veel vrijheid.” De onthechting, die volgens Yesilgöz ook veel vrijheid geeft, kwam voor mij in het stuk als een verrassing want tot dan toe las ik het stuk als het verhaal van iemand die laat zien juist uitermate geworteld te zijn in diverse levenssferen en levensstijlen en de (etnisch-)politieke omgevingen die daarbij om de hoek komen kijken.
De disfunctionele familie
De ‘onthechting’ lijkt volledig in het tweede stuk, dat van Nadia Ezzeroili. Het punt dat Yesilgöz maakt over slachtofferschap is precies één van de kritiekpunten die Ezzeroili van anderen gekregen heeft…. Ook hier komt het thema thuisgevoel en wat thuis nou eigenlijk is of hoort te zijn terug.
In de zomer van 2014 besloot ik nog melodramatisch dat dit polderland, mijn geboorteplek, mijn laatste rustplaats zal zijn als ik kom te sterven. Dat kwam door dat malle Wereldkampioenschap voetbal. Mensen van alle huidskleuren hingen als malloten uit het raam als Oranje scoorde. Op straat vlogen lallende onbekenden elkaar in de armen. Even leek Nederland op een grote disfunctionele, liefdevolle familie waar ik eindelijk mijn thuis had gevonden.
Wacht even. Mijn thuis? Ik ben hier toch geboren? Was het dan niet sowieso al mijn thuis? Nee. Wie aan de geproblematiseerde kant van de samenleving opgroeit, de kant waar je al vroeg ingeprent krijgt dat je omgeving een rottende plek is die bedekt moet blijven of liever nog weggesneden, weet dat het niet zo vanzelfsprekend is om Nederland je thuis te noemen.
Inmiddels lach ik bitter om die pathetische gedachte.
De stand van zaken anderhalf jaar later: een vrolijke groepsfoto van zwarte Oranjespelers is op sociale media besmeurd met racistische drek, er gaat geen maand voorbij of moskee-bezoekers wassen het varkensbloed van hun stoep, politici storten zich als hyena’s op de afkomst van Kamervoorzitter Khadija Arib. Vluchtelingen, immigranten worden gezien als een Trojaans paard. Een bloemetjesblousejournalist grijpt een familiedrama aan in de hoop eindelijk de onbetrouwbare Marokkanensmoel van Ahmed Aboutaleb te ontmaskeren. En als het aan de minister-president ligt, vecht Mohammed van 18 jaar zich een vijandige werkomgeving in die hem niet moet. Instructies voor dat invechten kreeg Mohammed overigens niet, maar het zal er ongetwijfeld op neerkomen dat hij zich klein zal moeten maken en zwijgzaam de stompen in zijn maag opvangt.
Dat is geen vechten, dat heet verdragen.
Of ik nu nog begraven wil worden in Nederland? Stop mijn resten maar in de Marokkaanse aardbodem als het zover is. Mogen er distels uit mijn graf groeien.
Het prachtig geschreven stuk suggereert een Nadia Ezzeroili die het heeft opgegeven en voor Marokko zou kiezen. Dat lijkt mij echter niet helemaal het geval aangezien ze op het einde stelt:
Afgelopen zomer was ik in de Marokkaanse havenstad Tanger. Op de markt raakte ik in gesprek met een oude man. Ik excuseerde me voor mijn slechte beheersing van de Marokkaanse taal en vertelde dat mijn ouders een paar honderd kilometer verderop zijn geboren. ‘Vandaag is een mooie dag’, zei hij. ‘Want je bent weer bij ons thuisgekomen.’ In een land waar ik als vrouw veel slechter af ben dan hier in jouw huis ervoer ik meer warmte dan ik van jou heb gekregen.
Tot zover gelijk alle pavlovreacties in de trant van ga terug naar je eigen land of in Marokko is het nog veel erger. Mijns inziens, als Ezzeroili het had opgegeven had ze het stuk niet geschreven, maar de indruk is wel begrijpelijk aangezien ze geen uitweg biedt.
De scheiding die ze in haar stuk maakt met betrekking op het onderscheid tussen hier actief participeren en als volwaardig Nederlander ge-accepteerd te worden, heeft betrekking op het onderscheid formeel burgerschap en de morele gemeenschap (of formeel en moreel burgerschap, in termen van Schinkel). Het formele burgerschap met alle rechten en plichten is in Nederland vrij goed geregeld en geeft mensen behoorlijk wat bescherming tegen uitsluiting en zorgt voor ruimte en vrijheid waar mensen zelf wat van hun leven kunnen maken.
Maar bij morele gemeenschap gaat het om acceptatie als volwaardig burger en die is in Nederland ver te zoeken als het gaat om Marokkaanse Nederlanders. In die zin is het stuk van Ezzeroili vooral tragisch realistisch vrees ik: zo lang islam en moslims nog onderdeel zijn van integratiebeleid, zo lang er sowieso zoiets is als een integratiebeleid, zolang tweede of zelfs derde generaties als allochtoon gezien worden, en zolang we het onderscheid tussen ge-autochtoniseerde Nederlanders en ge-allochtoniseerde Nederlanders handhaven, maken Marokkaanse Nederlanders per definitie geen deel uit van de morele gemeenschap. En dan zwijgen we maar even over de voorbeelden van racisme en discriminatie in de samenleving (die haalt Ezzeroili zelf al aan).
Het is verleidelijk, blijkbaar, omdat te zien als slachtofferschap wanneer Marokkaanse Nederlanders zoals Ezzeroili dat zelf aan de orde stellen, maar dat is toch vooral een excuus om het bestaande racisme onbevraagd te laten en niet verder te komen dan: “tsja het leven is nu eenmaal onrechtvaardig”. Het stuk van Ezzeroili leest mijns ziens vooral als een signalering van wat er volgens haar de hand is en van het einde van een hoofdstuk in haar leven. Nu al benieuwd naar het volgende.
solidariteit
Erdal Balci wijst in het interview met Trouw ook op het punt dat Ezzeroili maakt over loyaliteit vanuit de Nederlandse samenleving naar migranten en hun nakomelingen. Hij signaleert een gebrek aan solidariteit tussen Nederlanders en allochtonen. Nu staat die solidariteit over de gehele linie onder druk door de neoliberale bezuinigingen, maar het stuk van Ezzeroili laat duidelijk zien dat de solidariteit ook ongelijk verdeeld is.
Kwam je als ‘andere man’ ook terug in een ander Nederland?
“De irritaties en spanningen zijn opgelopen, dat merk ik wel. Veel Turken en Marokkanen lijken ongelukkiger dan in mijn jeugd. Iedereen die ik spreek wil eigenlijk terug. Ook merk ik dat de islam onder hen nog sterker is vertegenwoordigd. De solidariteit tussen Nederlanders en allochtonen is steeds verder te zoeken. En dat los je niet op met een cursus over normen en waarden.” Dan lachend: “Eigenlijk zouden alle nieuwkomers een goede versiercursus moeten krijgen! Daar hebben beide kanten wat aan. Turken die een Nederlandse vrouw hebben gehad zijn anders. Vrouwen kunnen mannen polijsten, dat is mijn persoonlijke ervaring. Die kunnen de botte kanten eraf schuren. Dat gebeurt ook bij de Erdal Balci in het boek. Hij wordt een beter mens door de sterke vrouwen die hij ontmoet.”
Balci die 16 jaar geleden uit Nederland vertrok naar Turkije en nu weer terug is in Nederland trof naar eigen zeggen een andere samenleving aan. En ook hij is veranderd. Maar het interview met hem en met Yesilgöz en het stuk van Ezzeroili laten natuurlijk wel een constante zien: discriminatie en racisme enerzijds en de kansen die mensen krijgen en pakken anderzijds.
Het interview met Balci bevat ook het typische motief van (de ‘tragiek’ van) opwaartse mobiliteit en het zoeken dat daarbij komt kijken omdat bestaande kaders en banden niet helemaal voldoen (iets dat we bij Ezzeroili ook terugzien bij haar verwijzing naar Zadie Smith). De recente veranderingen in Turkije die ook van invloed zijn geweest op zijn eigen denken en zijn familie hebben, zo lijkt het, de positieve kanten van Nederland duidelijker in beeld gebracht. In zijn boek probeert hij naar eigen zeggen ook die mooie kanten van Nederland te laten zien, het land waarin hij naar eigen zeggen alle kansen heeft gekregen. In het interview presenteert hij Khadija Arib als voorbeeld aan haar dochter:
Laatst zag ik samen met mijn dochter op tv hoe Khadija Arib gekozen werd als voorzitter van de Tweede Kamer. ‘Kijk goed’, zei ik tegen haar. ‘Arib is ook pas op haar vijftiende hier gekomen en zie hoe ver zij het heeft geschopt. Dat kan jij ook.’ Daar werd ze heel blij van.”
Acceptatie
In het gesprek met Suhayb Salam, deel van een recente dialoog in NRC met bijvoorbeeld ook de vrouw van Salam, Samira Dahri, wijst Salam er juist op dat er in Nederland met twee maten gemeten wordt en hij maakt heel sterk de claim op acceptatie. Dit laatste, of het gebrek eraan, is in Ezzeroili’s stuk juist één van de reden waarom nederland haar niet dat thuisgevoel biedt.
„We leven hier allemaal in Nederland, een vrij en democratisch land waarin we elkaar horen te accepteren. Dat doen we ook. Iedereen is vrij te zijn zoals hij wil zijn. Maar het is hypocriet de vrijheid te bepleiten en tegelijkertijd ónze vrijheid om te zijn zoals wij willen zijn te onderdrukken. Dát is ons punt.”
In het gesprek met Salam in NRC speelt voortdurend het thema afstand en openhartigheid. Enerzijds benadrukt Salam desgevraagd dat er verschillen zouden zijn tussen islam en andere levenswijzen in Nederland bijvoorbeeld als het gaat om muziek en homoseksualiteit, maar anderzijds benadrukt hij ook een openheid (meer dan een paar jaar terug is overigens mijn indruk) die moet voorkomen dat de angstboodschap van ‘bepaalde politici’ kan landen.
Salam houdt een pleidooi voor vreedzame coexistentie en beroept zich daarbij interessant genoeg op het idee dat Nederland een vrij land is en democratisch. Met andere woorden hij houdt mensen het ideaalbeeld van de Nederlandse samenleving voor en ontleent daar zijn vrijheid aan.
In de recente discussies wordt het ‘salafisme’ juist gezien als een bedreiging voor die vrijheid. Dezelfde vrijheid die Yesilgöz en Balci zo roemen maar dan juist uit meer a-religieuze of wellicht anti-religieuze motieven. Het is ook dezelfde vrijheid die bijdraagt aan de onthechting van Ezzeroili omdat deze in realiteit helemaal niet zo open en vrij is, maar vooral de positie van de witte, seculiere, ge-autochtoniseerde Nederlanders beschermd.
Hoe ziet de ideale samenleving er wat u betreft uit?
„Dat we zijn gestopt met dit soort discussies over handen schudden. Er is al meer dan twintig jaar tegen moslims gezegd: zorg ervoor dat jullie de islam thuis houden. Dat is niet gelukt. Dat gaat ook niet lukken. Zorg er gewoon voor dat je de ander accepteert zoals hij is. Dit zie ik voor me: een vrouw in een burqa, een jodin, een jood, een moslim, een atheïst samen aan tafel. En dat we dan samen kijken hoe we van onze wijk een betere wijk kunnen maken.”
Succesvolle Nederlanders
Alles bij elkaar zijn het vier geprekken over Nederland van Nederlanders met een migrantenachtergrond en die op hun eigen manier succesvol zijn te noemen: gewaardeerd in brede kring, een eigen publiek, een eigen stem en actief in de samenleving.
Alle vier reflecteren ze op de een of andere manier op de thema’s onthechting, vrijheid en identiteit. Waar Yesilgöz zich vooral beroept op de neoliberale traditie, zich onthecht voelt ten opzichte van allerlei etnische verbanden, presenteert ze zich als Amsterdammer waarmee ze eigenlijk enerzijds alle mogelijk identiteiten omarmt en anderzijds deze overstijgt. Ezzeroili beroept zich op een Marokkaanse identiteit, maar dan één die specifiek geldt in Nederland waarmee ze afstand neemt of houdt van wantrouwen en afwijzing: het is onthechting maar eigenlijk ook weer niet. Immers als ze onthecht was, hadden wantrouwen en afwijzing haar niet zo geraakt als uit dit stuk blijkt.
Bij Balci gaat het om een strijd tussen verschillende identiteiten als rode draad van zijn levensverhaal en dat kunnen al naar gelang tijd en plaats ook verschillende identiteiten zijn. En bij Salam gaat het deels om afstand houden tot de samenleving, maar tegelijkertijd ook, en juist, werken binnen de samenleving omdat de vrijheden hem en anderen ook in staat stellen om te doen wat ze doen.
Zich verhouden tot negatieve opgelegde definities
In alle vier artikelen kunnen we iets terug vinden over hoe deze mensen zich proberen te ontworstelen aan de negatieve identiteiten die hen worden opgelegd. Salam is daar het meest helder in als hij ‘nee’ antwoord op de vraag ben je salafist? Hij maakt duidelijk dat hij ‘geen salafist [is] zoals jij het in je hoofd hebt’. Bij Yesilgöz gaat het om de weigering om zichzelf als ‘gast’ of ‘allochtoon’ (met alle bijbehorende betekenissen) te zien ook al worden Turkse Nederlanders wel vaak als zodanig gezien. Bij Ezzeroili zien we haar verzet tegen die negatieve bijbetekenissen van minderwaardigheid die om de hoek komen bij een term als ‘allochtoon’, maar die ook tot uiting komen in ‘racistische drek’ op internet, ‘varkensbloed’, de bejegening van Arib (door Balci juist als positief voorbeeld gepresenteerd) door politici, enzovoorts.
Bij Balci zien we hoe deze negativiteit waarmee men door verschillende partijen wordt aangesproken een last kan zijn, maar ook dat het geluk voor het oprapen ligt door mensen die met ‘een warme blik’ wel openstaan voor de individualiteit van de hoofdpersoon in zijn boek. Daarbij is er nooit sprake van slechts één identiteit of slechts één levenssfeer waar men aan deel neemt. Het gaat altijd om meervoudige identiteiten, loyaliteiten en een idee van waar men thuishoort. De uitkomst is altijd het (tijdelijke) resultaat van innerlijke worstelingen en zich proberen te verhouden tot anderen in de wijde wereld.
Alle vier zijn ze er zich van bewust dat het beoogde ideaal en de realiteit niet helemaal bij elkaar passen en alle vier maken daar ook een punt van. De stukken laten goed zien hoe divers en gelaagd de identiteit, loyaliteit en het thuisgevoel van mensen is en hoe dit door de tijd heen kan veranderen. De verschillende identiteiten, loyaliteiten en ideeën over thuis zijn dan ook niet persé tegenstrijdig, maar vullen elkaar aan. Deze vier hebben dan ook een belangrijke les voor alle discussies over de positie van minderheden in de samenleving. De simpele tegenstellingen tussen wij en zij en de grove generaliserende stellingen over de islam of de Marokkaanse of Nederlandse cultuur zijn niet realistisch en hebben vooral een negatieve uitwerking: ze wissen de individualiteit en persoonlijke invulling van het leven mensen. Alle vier komen ze daar op hun eigen manier tegen in het geweer.
Dank voor een leerzaam leesweekend.