Surveillance, transparantie en discriminatie – Laten we de rechtsorde beschermen door deze aan te tasten
Surveillance, transparantie en discriminatie – Laten we de rechtsorde beschermen door deze aan te tasten
Welke rechten en welke macht heeft een burger om zich te verweren tegen de overheid? Dat wordt nog lastig. We zien nu een drietal nieuwe wetten die er vooral aan bijdragen dat de burger en maatschappelijke organisaties transparanter worden, maar die niet bijdragen aan een grotere controle en verantwoording bij de overheid.
De immunisering van de NCTV
Allereerst is er het wetsvoorstel over het verankeren van een juridische grondslag van het werk van de NCTV: Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid. Let wel, het werk dat de NCTV al doet. Het gaat er niet om dat we de NCTV aanpakken omdat ze jarenlang opereert zonder die juridische grondslag. Dat ze reeds jarenlang, in strijd met de wet, mensen online in de gaten houdt en gevoelige persoonsgegevens heeft verzameld, geanalyseerd, verspreid en die kennis ook heeft ingezet tegen personen, who cares?
Zoals Amnesty International, Bits of Freedom, Open State Foundation, Vrijschrift en Waag al stellen: in plaats van de NCTV terug te fluiten wordt er nu vliegensvlug een wet doorgedrukt om het te regelen.
Transparante schietschijven
Ten tweede is er de Wetsvoorstel Transparantie Maatschappelijke Organisaties (afgekort ‘WTMO’). Maatschappelijke organisaties worden verplicht om aan de burgemeester op diens verzoek inzicht te verschaffen in donaties zowel afkomstig binnen als van buiten de EU. Op 8 juni j.l. heeft minister Dekker hier een wijziging voor ingediend dat erop neerkomt dat niet enkel buitenlandse, maar ook binnenlandse donaties onder het WTMO moeten vallen en dat de rechter moet kunnen ingrijpen wanneer er sprake is van ongewenste ondemocratische gedragingen van een organisatie. Dat betekent concreet dat donaties en financiën van een organisatie bevroren zouden kunnen worden in het geval dat die organisatie bijvoorbeeld een spreker uitnodigt die ondemocratische waarden zou kunnen delen met zijn/haar publiek of die beschouwd wordt als haatprediker. En ook deze wet moet er weer in no time doorheen worden gejaagd.
Iets met antidemocratisch
Ten derde is er de aanpassing van artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek wat betekent dat het Openbaar Ministerie eenvoudiger kan bewijzen dat een organisatie moet worden verboden. Voortaan is concreter omschreven wat in Nederland in strijd is met de openbare orde, en de bewijspositie voor het OM is met de bepaling verlicht. De rechter kan al tijdens de procedure bevelen activiteiten van een organisatie stop te zetten. Het gaat er hier om dat de bewijslast wordt verlaagd voor het OM; met andere woorden hier wordt de burger weer transparanter en verder ontwapend.
Institutionele discriminatie
Alsof beide voorstellen en de aanpassing nog niet genoeg op gespannen voet staan met de democratische rechtsorde (dezelfde rechtsorde die men juist claimt te beschermen), riskeren ze ook nog eens specifiek nadelig uit te vallen voor burgers die moslim zijn. Het systeem is immers discriminerend ingericht en er is weinig reden om te veronderstellen dat het niet discriminerend wordt uitgevoerd.
Immers, in het geval van de eerste wet, de NCTV zegt met name islamitisch radicalisme te onderzoeken en de NCTV kan ook het niet hele internet in kaart brengen dus op basis van welke criteria gaat de NCTV dit doen als ze gaat optreden als de zoveelste inlichtingen- en veiligheidsdienst? De AIVD bedacht het concept radicalisering aanvankelijk als vorm van controle en zorg; of controle door zorg. Enerzijds wilde men mogelijke gewelddadige tendensen in een niet nader gedefinieerde toekomst voorkomen en anderzijds wilde men stigmatisering van bepaalde groepen te voorkomen. Niet omwille van het tegengaan van stigmatisering en racisme, maar omdat stigmatisering een voedingsbodem zou zijn van radicalisering. Officieel is het radicaliseringsbeleid dan ook niet tot een specifieke groep beperkt. Maar wat is van deze gedachte terecht gekomen nu het concept radicalisering zich tot moslims en de (politieke) islam lijkt te beperken en in het publieke debat dit doel niet te stigmatiseren ontbreekt? Daarbij richt de aanpak zich in de praktijk vooral op groepen (moslims/islamisme dan wel extreemrechts), maar daarmee worden mensen aangepakt om wie ze (volgens de overheid) zouden zijn. En waar zijn de mogelijkheden voor de burger om verhaal te halen; we weten immers uit de Haga casus dat NCTV en andere overheidsinstanties soms zeer onzorgvuldig te werk gaan. De wet geeft hier niet of nauwelijks mogelijkheden toe.
In het tweede geval zit ‘de moslim’ als categorie er eigenlijk ook al ingebakken. Immers, de reden voor deze aanpassing zijn moslims. Zoals VVD-er Sjoerd Potter eerder stelde: “We zien een toename van islamitische groepen. Kijk naar Sharia4Holland. De vraag is of onze rechtstaat wel bestand is tegen dit soort partijen”. Sjoerdsma bedoelde hier geen partijen die er racistische retoriek op na houden jegens verschillende categorieën mensen: joden, moslims en zwarte mensen.
In het derde geval, uiteindelijk komt deze wet er mede naar aanleiding van de debatten in aanloop naar de Parlementaire Onderzoekscommissie Ongewenste Beïnvloeding door financiering uit zogeheten onvrije landen (POCOB) en de verhoren gedurende die POCOB. Interessant was dat tijdens die verhoren de AIVD informatie onweersproken bleef en met onduidelijke bronnen en dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken (dat een goed zicht heeft op de internationale geldstromen) niet gehoord hoefde te worden. De eis tot transparantie geldt hier opnieuw niet voor de overheid, maar wel voor de burger en in het bijzonder burgers die moslim zijn. En ook zien we, juist door het verlagen van de bewijslast, een aantasting van de rechten van burgers.
Wie is er nu antidemocratisch en antirechtstatelijk?
Omdat beide wetten en de aanpassing de bescherming van burgers verminderen, minder mogelijkheden tot tegenmacht geven en omdat ze de deur openzetten voor racial profiling van moslims en hun organisaties, tasten ze de rechtsorde aan. U weet wel, diezelfde rechtsorde die de overheid juist claimt te beschermen met deze initiatieven. En worden ook nog eens in no time door de procedure gejaagd. Om nog even terug te gaan naar de discussie eerder: “Kamerleden zijn bang dat extremistische groepen met behulp van het democratische proces ondemocratische wetgeving willen doorvoeren. ,,Als de democratie eenmaal is afgeschaft, is er geen weg meer terug”, legt Heerma uit.” Maar wat als de overheid de democratie sluipenderwijze uitholt?